ECLI:NL:RBARN:2010:BO3338

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
205928
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van het relatiebeding en inzage in correspondentie door Clever-ID tegen [gedaagde]

In deze zaak vorderde Clever-ID B.V. nakoming van het relatiebeding dat was opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde]. Clever-ID stelde dat [gedaagde] wanprestatie pleegde door in dienst te treden bij Logi-Signs B.V., een onderneming die verwant is aan een belangrijke leverancier van Clever-ID. Daarnaast vorderde Clever-ID inzage in en overlegging van afschriften van de (e-mail)correspondentie van [gedaagde] met deze leveranciers. De rechtbank oordeelde dat het relatiebeding duidelijk was en dat [gedaagde] zich hiervan bewust moest zijn geweest. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van Clever-ID om het relatiebeding te handhaven zwaarder woog dan het belang van [gedaagde] om dit te schorsen. De vordering tot nakoming van het relatiebeding werd toegewezen, evenals de vordering tot inzage in de correspondentie. [gedaagde] werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij niet-nakoming van de veroordelingen. De proceskosten werden eveneens aan [gedaagde] opgelegd. De uitspraak vond plaats op 25 oktober 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 205928 / KG ZA 10-633
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEVER-ID B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. den Hartog te Capelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te Wijchen,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.T. Nieuwstad te Zwolle.
Partijen zullen hierna Clever-ID en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de eis in reconventie
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Clever-ID
- de pleitnota van [gedaagde]
- de vermindering van eis in conventie
- de aanhouding ten behoeve van onderhandelingen
- het bericht van de advocaat van Clever-ID van 15 oktober 2010 dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen en het verzoek tot het wijzen van vonnis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Clever Holding B.V. (hierna: Clever Holding) is een onderneming die zich richt op het vervaardigen en verkopen van zelfklevende etiketten, flexibele verpakkingen, toegangstickets, kaartproducten, barcodes en nummeretiketten en is leverancier van onder meer zogenaamde thermal transfer ribbons en thermo printers.
2.2. [gedaagde], die werkzaam was in dezelfde branche als waar Clever Holding zich op richt, heeft in 2007 tezamen met de heer H. [Z]s en de [heer ] [Q] (die handelden namens Clever Holding) Clever-ID opgericht.
2.3. Clever Holding heeft een bedrag van € 220.000,- als lening aan Clever-ID ter beschikking gesteld.
2.4. [gedaagde] is met ingang van 1 januari 2008 in dienst getreden bij Clever-ID als buitendienstmedewerker. In zijn arbeidsovereenkomst is voor zover thans van belang het volgende opgenomen:
14. Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever is het werknemer verboden gedurende een periode van een jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze direct of indirect klanten, relaties, prospects en opdrachtgevers van werkgever te benaderen en of daarmee contacten te onderhouden.
15. Op overtreding van bovenstaande vier bedingen is een boete gesteld van € 500,- voor iedere overtreding. (…)
[gedaagde] was tevens directeur en (voor 1/3) aandeelhouder van Clever-ID. Clever Holding was voor 2/3 aandeelhouder.
2.5. Camcode, een Amerikaanse onderneming, en Logi Signs B.V.B.A., een Belgische onderneming, zijn de belangrijkste leveranciers van Clever-ID. Met Camcode had Clever-ID tot eind maart 2010 een overeenkomst op grond waarvan Camcode exclusief producten leverde aan Clever-ID voor de Benelux.
2.6. Bij brief van 31 maart 2010 heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd, waarna Clever-ID [gedaagde] op 6 april 2010 op non-actief heeft gesteld.
2.7. [gedaagde] is vervolgens in dienst getreden bij Logi Signs B.V.. De aandeelhouder van Logi Signs B.V. is een holding die ook aandeelhouder is van Logi-Signs B.V.B.A..
3. Het geschil in conventie
3.1. Clever-ID vordert – na een vermindering van eis – in conventie dat de voorzieningenrechter
I. [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeelt tot naleving van het relatiebeding en verbiedt contacten te onderhouden, in welke vorm en hoedanigheid dan ook, met relaties van Clever-ID, waaronder in ieder geval de relaties Camcode en Logi-Signs B.V.B.A., en
II. [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom op grond van artikel 843a Rv beveelt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis op een door de voorzieningenrechter nader te bepalen wijze open te leggen alle (e-mail)correspondentie die betrekking heeft op Camcode en Logi-Signs B.V.B.A..
3.2. Clever-ID legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] wanprestatie pleegt en onrechtmatig handelt. [gedaagde] heeft zich niet gehouden aan het relatiebeding zoals opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst, nu hij bij Logi-Signs B.V. in dienst is getreden. Logi-Signs B.V. is immers verwant aan Logi-Signs B.V.B.A. – een belangrijke leverancier van Clever-ID –, althans is met haar te vereenzelvigen. Verder heeft [gedaagde] toen hij nog werkzaam was voor Clever-ID zakelijke e-mails van Clever-ID met daarin klantgegevens doorgestuurd naar zijn privéaccount, waarna hij deze heeft verwijderd van de zakelijke computer bij Clever-ID. Voorts heeft [gedaagde] kort voor zijn vertrek er voor gezorgd dat Camcode de exclusieve overeenkomst met Clever-ID heeft omgezet in een niet exclusieve overeenkomst. Volgens Clever-ID heeft [gedaagde] dit gedaan teneinde zelf zaken met Camcode te kunnen (gaan) doen.
Clever-ID wenst voorts inzage in en afschriften van de (e-mail)correspondentie zoals die door [gedaagde] is gevoerd met Camcode en Logi-Signs B.V.B.A. De stukken zijn volgens Clever-ID relevant voor de rechtsbetrekking tussen partijen, nu hierin mogelijk afspraken zijn gemaakt over het benaderen van klanten/relaties en over mogelijke samenwerking. Clever-ID heeft dan ook belang bij het verstrekken van de stukken teneinde deze als bewijsmiddelen in de bodemprocedure te kunnen gebruiken.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter
primair
bepaalt dat de werking van het relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen Clever-ID en [gedaagde], als hieraan door Clever-ID nog rechten kunnen worden ontleend, zal worden geschorst,
subsidiair
bepaalt dat de werking van het relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen Clever-ID en [gedaagde] gedeeltelijk wordt geschorst, namelijk voor wat betreft relaties die niet op de door [gedaagde] opgestelde relatielijst voorkomen,
meer subsidiair
bepaalt dat de werking van het relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen Clever-ID en [gedaagde] zodanig wordt geschorst als de voorzieningenrechter in goede justitie billijk oordeelt.
4.2. [gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het belang van Clever-ID bij handhaving van het relatiebeding onduidelijk is. Niet gebleken is dat na het vertrek van [gedaagde] bij Clever-ID klanten van Clever-ID de samenwerking met Clever-ID hebben beëindigd en zijn overgestapt naar [gedaagde] respectievelijk Logi-Signs B.V.. [gedaagde] doet geen zaken met relaties van Clever-ID, die zijn opgenomen op de door [gedaagde] opgestelde lijst. Omdat [gedaagde] buiten de branche niet een baan met een vergelijkbaar inkomen kan verwerven, is het belang van [gedaagde] groter dan het belang van Clever-ID bij handhaving van het relatiebeding.
4.3. Clever-ID voert verweer.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
het relatiebeding
5.1. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd is de voorzieningenrechter van oordeel dat er wel sprake is van spoedeisend belang aan de zijde van Clever-ID bij de vordering in conventie onder I.. De enkele omstandigheid dat niet aanstonds (na het vertrek van [gedaagde] bij Clever-ID, althans na de ontdekking van het doorsturen van zakelijke e-mailberichten door [gedaagde] naar zijn privéaccount) dit kort geding is aangespannen, doet aan het spoedeisend belang van Clever-ID bij de gevraagde voorzieningen niet af (vgl. HR 23 januari 1998, NJ 2000, 544 en HR 29 juni 2001, IER 2001, 41).
5.2. In geschil is de uitleg van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst van [gedaagde]. Clever-ID stelt zicht op het standpunt dat het beding dat in dat artikel is opgenomen tevens ziet op leveranciers, zoals Camcode en Logi-Signs B.V.B.A., terwijl [gedaagde] betoogt dat het beding onduidelijk is, nu de formulering erg ruim is.
5.3. Het gaat hier om de uitleg van een geschrift waarin de verhouding tussen partijen is geregeld. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen ervan, maar daarbij komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Haviltex)). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 NJ 2005, 493 (DSM / Fox) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben.
5.4. Uit de opsomming die in artikel 14 is opgenomen, kan in ieder geval worden afgeleid dat het beding niet beperkt is tot alleen klanten van Clever-ID, zoals [gedaagde] ter zitting heeft gesteld. Immers tevens wordt gesproken over relaties, prospects en opdrachtgevers. Het begrip relaties is ruimer dan het begrip klanten. Bedrijven waarmee Clever-ID een zakelijke relatie onderhoudt kunnen immers ook ondernemingen zijn waarmee zij samenwerkt of leveranciers. Het is [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 14 dan ook niet toegestaan om gedurende één jaar na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst – onder meer – relaties van Clever-ID te benaderen of daarmee contacten te onderhouden. Het beding is in dit opzicht duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Dat de formulering van het beding te ruim zou zijn, waardoor het onduidelijk is, is onvoldoende aannemelijk geworden. Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aangenomen kan worden dat artikel 14 anders zou moeten worden begrepen en/of worden uitgelegd.
5.5. De vraag is vervolgens of voorshands geoordeeld kan worden vastgesteld dat [gedaagde] artikel 14 overtreedt en/of dat heeft gedaan, meer in het bijzonder ten aanzien van de relaties Camcode en Logi-Signs B.V.B.A.. Een beoordeling van de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de beëindiging van het dienstverband is hiervoor van belang.
5.6. [gedaagde] is vrijwel direct na de beëindiging van zijn dienstverband met Clever-ID in dienst getreden bij Logi-Signs B.V.. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de aandeelhouder van Logi-Signs B.V. een holding is die ook aandeelhouder is van Logi-Signs B.V.B.A.. [gedaagde] is dus in dienst getreden bij een zustervennootschap van Logi-Signs B.V.B.A.. Niet in geschil is dat Logi-Signs B.V.B.A. een relatie is van Clever-ID, meer in het bijzonder een klant en leverancier. Door op deze wijze werkzaam te zijn bij Logi-Signs B.V. is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] contact met een relatie van Clever-ID onderhoudt, hetgeen in strijd is met artikel 14 van de arbeidsovereenkomst.
5.7. Ten aanzien van Camcode heeft [gedaagde] betoogd dat hij geen contacten meer onderhoudt met dit Amerikaanse bedrijf. Clever-ID heeft aangevoerd dat [gedaagde] kort voor zijn vertrek bij Clever-ID voorbereidingen heeft getroffen teneinde de exclusieve overeenkomst die tussen Clever-ID en Camcode bestond om te doen zetten in een niet exclusieve overeenkomst. Nu Camcode niet meer op exclusieve basis aan Clever-ID levert en hiervoor reeds voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] contact onderhoudt met Logi-Signs B.V.B.A. valt evenmin uit te sluiten dat [gedaagde] zakelijk contact zal gaan onderhouden met Camcode. Van belang is in dat verband nog dat [gedaagde] noch Camcode noch Logi-Signs B.V.B.A. heeft opgenomen in de door hem opgestelde lijst. Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat op deze lijst de belangrijkste klanten van Clever-ID zijn vermeld, terwijl uit de bijbehorende brief van 26 mei 2010 blijkt dat de lijst zou zien op relaties. Niet in geschil is dat Camcode en Logi-Signs B.V.B.A. de belangrijkste leveranciers en daarmee relaties van Clever-ID zijn. Dit laat geen andere conclusie toe dan dat [gedaagde] de weg naar zakelijke contacten met Camcode en Logi-Signs B.V.B.A. kennelijk open wil houden.
5.8. Aldus is er grond voor het oordeel dat Clever-ID er recht en belang bij heeft dat het [gedaagde] op grond van artikel 14 van zijn arbeidsovereenkomst gedurende één jaar na beëindiging hiervan verboden wordt om contact te onderhouden met Camcode en/of Logi-Signs B.V.B.A., althans deze ondernemingen te benaderen. Een beding zoals hier aan de orde is, kan in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk worden vernietigd op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Daartoe zal een belangenafweging worden gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt vooruitlopend hierop het volgende.
5.9. [gedaagde] heeft samen met de heer [Z]s en de heer [Q] Clever-ID opgericht. Clever Holding heeft veel geld gestoken in de oprichting van Clever-ID. Op het moment dat Clever-ID winstgevend werd, is [gedaagde] vertrokken. Clever-ID heeft dus een aanmerkelijk belang om haar inspanningen beschermd te zien, temeer daar zij zich begeeft op een relatief kleine markt, waar niet zoveel bedrijven opereren. Bovendien betreft het hier Logi-Signs B.V.B.A. en Camcode, de belangrijkste leveranciers van Clever-ID in de markt, waarmee [gedaagde] (mogelijk) contact onderhoudt. Volgens Clever-ID staat vanwege de huidige situatie haar relatie met Logi-Signs B.V.B.A. zwaar onder druk en kan zij daardoor sommige offertes van klanten niet meer honoreren, hetgeen niet is betwist door [gedaagde].
5.10. [gedaagde] wordt daarentegen beperkt door het relatiebeding omdat zijn werkgebied een kleine markt betreft. Aannemelijk is dan ook dat hij snel tegen relaties van Clever-ID zal aanlopen. Onweersproken is evenwel gesteld dat er aanmerkelijk meer leveranciers – die niet relaties van Clever-ID zijn – in de markt opereren. Het is voor [gedaagde] dan ook geen directe noodzaak om met Camcode en/of Logi-Signs B.V.B.A. zaken te doen om toch in de markt actief te kunnen zijn. Tegenover het belang van [gedaagde] staat dus een zwaarwegend belang van Clever-ID om haar klantenkring en daarmee de levensvatbaarheid van haar onderneming te beschermen.
5.11. Verder heeft te gelden dat het relatiebeding helder was, zodat [gedaagde] begrepen moet hebben wat hij tekende en wat dus niet was toegestaan. Daarbij zijn de belangen van Clever-ID om het relatiebeding op te nemen in de arbeidsovereenkomst duidelijk. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] in een overmachtsituatie verkeerde op het moment dat hij akkoord ging met het beding. Bovendien is de duur van het relatiebeding beperkt tot één jaar.
Voorshands geoordeeld dient het belang van Clever-ID dan ook te prevaleren boven dat van [gedaagde], zodat onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het beding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen.
5.12. [gedaagde] kan wel concurrerende activiteiten verrichten, met dien verstande dat hij zich tot 1 april 2011 dan wel 1 mei 2011 (de datum van beëindiging van het dienstverband houdt partijen thans nog verdeeld) moet onthouden van het benaderen van en het onderhouden van contact met klanten, opdrachtgevers, prospects én relaties van Clever-ID. Dat kan betekenen dat [gedaagde] niet werkzaam kan blijven bij Logi-Signs B.V.. [gedaagde] had zich moeten realiseren dat hij gelet op artikel 14 van zijn arbeidsovereenkomst op deze wijze het relatiebeding zou overtreden. Ook overigens is onvoldoende gebleken van een duidelijke noodzaak om bij Clever-ID weg te gaan en te gaan werken bij een relatie van Clever-ID. De vordering in conventie onder I. zal dan ook worden toegewezen, zoals hierna is weergegeven. Omdat gelet op de financiële belangen in deze zaak de hoogte van de boete die in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst op overtreding van artikel 14 is gesteld [gedaagde] mogelijkerwijs onvoldoende zal bewegen tot nakoming van het relatiebeding zal aan deze veroordeling tevens een dwangsom worden gekoppeld, die zal worden gemaximeerd.
5.13. Gelet op hetgeen hiervoor in het kader van een belangenafweging is overwogen, bestaat er vooralsnog geen reden voor (gedeeltelijke) schorsing van het relatiebeding, zodat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
de vordering tot inzage van bescheiden
5.14. De tweede vordering van Clever-ID betreft de inzage in en overlegging van afschriften van (e-mail)correspondentie van [gedaagde] met Camcode en Logi-Signs B.V.B.A..
Als grondslag hiervoor wordt primair verwezen naar artikel 22 Rv en subsidiair naar artikel 843a Rv.
5.15. Clever-ID heeft in de door haar aangespannen bodemprocedure bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een zelfde - incidentele - vordering als de onderhavige ingediend ex artikel 843a Rv. [gedaagde] heeft in reactie hierop op 6 oktober 2010 een conclusie van antwoord in het incident ingediend en verwacht op korte termijn een vonnis op dit punt. Om die reden heeft
[gedaagde] het spoedeisend belang bij de onderhavige vordering ex artikel 22 Rv, althans artikel 843a Rv betwist. Ten aanzien hiervan wordt het volgende overwogen. Nu de stellingen van Clever-ID dat bij de rechtbank te ’s-Gravenhage achterstanden bestaan, een vonnis daarom op korte termijn niet te verwachten is en dat mogelijk zal worden bepaald dat er nog conclusies van re- en dupliek door partijen zullen worden genomen, onvoldoende zijn weersproken door [gedaagde] kan worden aangenomen dat ook bij deze vordering voldoende spoedeisend belang is.
5.16. Vooropgesteld moet worden dat artikel 22 Rv zich richt tot de rechter en dat hij een discretionaire bevoegdheid heeft om partijen te bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bescheiden over te leggen. Partijen kunnen aan dit artikel evenwel geen rechtens afdwingbare aanspraken jegens elkaar ontlenen en dus evenmin hierop een vordering baseren.
5.17. Artikel 843a Rv heeft betrekking op de situatie dat een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel bekend is, maar niet in haar bezit. In dat geval bestaat een bijzondere exhibitieplicht. Er is geen sprake van een algemeen inzagerecht. Een partij kan slechts om inzage vragen in bepaalde, met name genoemde stukken. Daarnaast stelt artikel 843a Rv als voorwaarden dat de partij die om inzage vraagt daarbij een rechtmatig belang heeft en dat het gaat om stukken met betrekking tot een rechtsverhouding waarin deze partij of zijn rechtsvoorganger partij zijn.
5.18. Zoals hiervoor reeds is overwogen, bestaan er gegronde redenen om aan te nemen dat [gedaagde] het relatiebeding, zoals vastgelegd in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst met Clever-ID, overtreedt. Over het algemeen genomen is het moeilijk voor een werkgever om, bij het vermoeden van overtreding van een relatiebeding, te achterhalen wat de handelwijze van een ex-werknemer is. Een verzoek ex artikel 843a Rv is vaak de enige bruikbare manier om inzage in alle (e-mail)correspondentie te krijgen. Voldoende aannemelijk is dan ook geworden dat Clever-ID belang bij deze vordering heeft. In concreto is er ook grond om aan te nemen dat [gedaagde] gecorrespondeerd heeft met Camcode en dat hij deze correspondentie heeft verwijderd van zijn zakelijke account. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] zakelijke correspondentie naar zijn privé e-mailaccount heeft overgeheveld, terwijl niet duidelijk is waarom, en of deze is verwijderd van zijn zakelijke account. Nu voldoende duidelijk is omschreven dat het verzoek alle correspondentie betreft die ziet op de relatie met Camcode en Logi-Signs B.V.B.A. – de twee grootste leveranciers van Clever-ID – en deze bescheiden mogelijkerwijs kunnen dienen als bewijs in een bodemprocedure ligt de vordering ex artikel 843a Rv voor toewijzing gereed.
5.19. Van de zijde van [gedaagde] is geen bezwaar gemaakt om een onafhankelijke derde (een deurwaarder, notaris of recherchebureau) aan te wijzen die inzage zal nemen in de correspondentie en een uittreksel zal maken dan wel afschriften zal verstrekken aan Clever-ID van datgene wat relevant is. De voorzieningenrechter zal hiertoe dan ook overgaan en daarbij bepalen dat het om die correspondentie gaat die is gevoerd in de periode van zes maanden voor het einde van het dienstverband tot aan de datum van dit vonnis, zijnde 25 oktober 2010. De kosten die aan het onderzoek zijn verbonden, zullen voorlopig voor rekening van Clever-ID komen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als volgt.
5.20. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten in conventie aan de zijde van Clever-ID worden begroot op:
- dagvaarding € 77,39
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.156,39
De kosten in reconventie aan de zijde van Clever-ID worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
Totaal € 408,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. veroordeelt [gedaagde] voor de duur van één jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij Clever-ID tot naleving van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst (het relatiebeding) en verbiedt hem contacten te onderhouden, in welke vorm en hoedanigheid dan ook, met relaties van Clever-ID, waaronder in ieder geval de relaties Camcode en Logi-Signs B.V.B.A.,
6.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Clever-ID een dwangsom te betalen van € 50.000,- voor iedere keer dat hij niet aan de in 6.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, en een dwangsom van € 5.000,- per dag voor elke verdere overtreding en voor elke dag dat aan het in 6.1. bepaalde geen uitvoering wordt gegeven, tot een maximum van € 250.000,- is bereikt,
6.3. beveelt [gedaagde] om op grond van artikel 843a Rv binnen twee weken na betekening van dit vonnis inzage te verschaffen aan een door Clever-ID aangewezen onafhankelijke derde (zoals bedoeld in rechtsoverweging 5.19) in alle door [gedaagde] gevoerde
(e-mail)correspondentie die betrekking heeft op Camcode en Logi-Signs B.V.B.A.. en is gevoerd in de periode van zes maanden voor het einde van het dienstverband van [gedaagde] tot 25 oktober 2010, welke onafhankelijke derde van datgene dat relevant is een uittreksel zal maken dan wel afschriften zal verstrekken aan Clever-ID en bepaalt dat de kosten die aan dit onderzoek zijn verbonden voorlopig voor rekening van Clever-ID zullen komen,
6.4. veroordeelt [gedaagde] om aan Clever-ID een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 6.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt,
6.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Clever-ID tot op heden begroot op € 1.156,39,
6.6. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.8. wijst de vorderingen af,
6.9. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Clever-ID tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 25 oktober 2010.