ECLI:NL:RBARN:2010:BO2143

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-492
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord en opheffing van gelegde beslagen in het kader van schuldsanering

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de schuldenaar, M. [schuldenaar]. De schuldenaar heeft op 15 april 2010 een verzoek ingediend om de weigerachtige schuldeiser, [schuldeiser], te dwingen in te stemmen met een eerder aangeboden schuldregeling. De schuldenaar heeft een totale schuldenlast van € 39.216,50, die is ontstaan na een scheiding en het verkopen van een gezamenlijk koophuis. De schuldenaar heeft een vast dienstverband van 16 uur per week en ontvangt een WAO-uitkering. De rechtbank heeft de schuldenaar gehoord en vastgesteld dat de schuldenaar financieel niet in staat is om meer af te lossen dan het aangeboden bedrag van 9,87% aan concurrente schuldeisers en 19,74% aan preferente schuldeisers. De schuldeiser, [schuldeiser], is niet verschenen op de zitting en heeft geen redenen gegeven voor de weigering om in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank oordeelt dat het belang van de schuldenaar en de overige schuldeisers zwaarder weegt dan het belang van de schuldeiser bij de weigering. Daarom wordt het verzoek tot het opleggen van de schuldregeling toegewezen, en de rechtbank beveelt de schuldeiser om in te stemmen met de regeling. Tevens worden de gelegde beslagen opgeheven en wordt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
rekestnummer: 10/492
uitspraakdatum: 21 mei 2010
Verzoek gedwongen schuldregeling artikel 287a Faillissementswet
In de zaak van: M. [schuldenaar]
wonende te Arnhem
nader te noemen [schuldenaar],
1. De procedure
[schuldenaar] heeft bij de rechtbank op 15 april 2010 een verzoek ingediend tot toepassing van
de schuldsaneringsregeling. Daarbij is tevens verzocht om de weigerachtige schuldeiser [schuldeiser] via deurwaarder Groenewegen & Partners, te bevelen in te stemmen met een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a
van de Faillissementswet.
[schuldenaar] is naar aanleiding van het op 15 april 2010 ingediende verzoekschrift door
de rechtbank gehoord ter terechtzitting van 21 mei 2010. [schuldeiser] is via deurwaarder Groenewegen & Partners opgeroepen voor deze zitting maar is niet verschenen. Namens
het BAC te Arnhem is verschenen, mevrouw J. [betrokkene].
2. De feiten
2.1 [schuldenaar] heeft op 15 april 2010 een verzoek ingediend om [schuldeiser] te dwingen in te stemmen met een aangeboden minnelijk akkoord. Het verzoek betreft het opleggen van een schuldregeling aan [schuldeiser] inhoudende een betaling van 9,87% van de totale vordering aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting en een betaling van 19,74% van de totale vordering aan de preferente schuldeiser tegen finale kwijting.
[schuldenaar] heeft met het BAC te Arnhem een schuldregelingsovereenkomst afgesloten inhoudende dat deze instelling het conform de uniforme rekenmethode van Recofa
vast te stellen vrij te laten bedrag maandelijks betaalt aan [schuldenaar] en het meerdere
( in ieder geval een minimumbedrag van € 45,- per maand op basis van de NVvK-normen) reserveert voor de schuldeisers. Het gereserveerde bedrag wordt elk jaar (drie keer in totaal) aan de schuldeisers uitgekeerd. Voor deze werkzaamheden wordt door het BAC 9% van de gereserveerde bedragen ingehouden. De kosten van het financieel beheer bedragen € 6,- per maand.
2.2 Groenewegen & Partners heeft pas na herhaaldelijk verzoek daartoe van het BAC laten weten dat de schuldeiser [schuldeiser] niet akkoord gaat met de aangeboden schuldregeling. Een reden voor de weigering hebben zij niet gegeven.
2.3 Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting van 21 mei 2010 is verklaard volgt dat
[schuldenaar] een totale schuldenlast heeft van thans € 39.216,50. De oorspronkelijke schuldenlast bedroeg € 41.245,16, maar is door een gelegd loonbeslag door de deurwaarder namens zijn ex-echtgenote [schuldeiser] inmiddels verminderd. De schulden zijn ontstaan nadat [schuldenaar] is gescheiden. [schuldenaar] kon toen zijn woonlasten niet meer betalen waarna hij het koophuis dat hij samen met zijn ex-echtgenote had gekocht met verlies heeft moeten verkopen.
De schuld aan zijn ex-echtgenote [schuldeiser] is ontstaan omdat het hof Arnhem bij beschikking van 26 augustus 2008 heeft geoordeeld dat er sprake was van overbedeling en dat [schuldenaar]
op grond daarvan een bedrag van € 3.500,- aan zijn ex-echtgenote is verschuldigd.
[schuldenaar] heeft ter zitting verklaard dat hij al sinds zijn jeugd last heeft van een heupaandoening en lijdt aan de ziekte van Pertis. [schuldenaar] is op basis van een verzekeringsrapport van het UWV van 21 december 2007 voor 55-65% arbeidsongeschikt verklaard met de prognose dat het ziektebeeld en de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd blijven.
[schuldenaar] werkt al 16 jaar bij dezelfde werkgever en heeft een vast contract voor 16 uur
per week. Het inkomen van [schuldenaar] wordt aangevuld met zijn WAO-uitkering. Het UWV maakt de WAO-uitkering rechtstreeks over naar de werkgever van [schuldenaar].
2.4 De totale schuldenlast van [schuldenaar] bedroeg ten tijde van het gedane aanbod
€ 41.245,16. De vordering van [schuldeiser] bedroeg ten tijde van het gedane aanbod
€ 3.127,66 en besloeg destijds 7.58% van de totale schuld. Door het gelegde loonbeslag
op het inkomen van [schuldenaar] bedraagt de schuld aan [schuldeiser] thans € 1.099,- en
beslaat slechts 2.8% van de huidige schuldenlast van € 39.216,50. [schuldeiser] is
de enige schuldeiser die niet akkoord gaat met de aangeboden schuldregeling.
3. De beoordeling
3.1 Het verzoek tot het opleggen van deze schuldregeling aan [schuldeiser] dient te worden toegewezen indien [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [schuldenaar] of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. Blijkens de wetsgeschiedenis (MvT Kamerstukken II 2004/05 nr. 3 p. 18) bij de totstandkoming van artikel 287a Fw. kan een groot aantal toetsingscriteria van belang zijn bij de beantwoording van deze vraag.
3.2 Allereerst is de vraag of het voorstel goed is gedocumenteerd en of voldoende duidelijk is dat het bod het uiterste is waartoe [schuldenaar] in staat moet worden geacht. De schuldregeling is door het BAC te Arnhem voorbereid en getoetst, dit betreft derhalve een onafhankelijke en deskundige partij. Het verzoek is verder goed onderbouwd en gedocumenteerd.
3.3 Ten aanzien van de vraag of het bod het uiterste is waartoe [schuldenaar] financieel in
staat is, overweegt de rechtbank dat dit voldoende aannemelijk is gemaakt. [schuldenaar] heeft
al 16 jaar een vast dienstverband bij dezelfde werkgever en werkt 16 uur per week. Gelet op de gezondheidsklachten van [schuldenaar] en het verzekeringsrapport van het UWV waaruit volgt dat het ziektebeeld en de arbeidsmogelijkheden van [schuldenaar] niet zullen wijzigen is niet aannemelijk geworden dat [schuldenaar] in de toekomst zodanig gaat verdienen dat in een eventuele schuldsaneringsregeling een hogere uitdeling aan de schuldeisers zou kunnen worden gerealiseerd. [schuldenaar] lost in het huidige voorstel veel meer af dan dat hij in een wettelijke schuldsaneringsregeling zal hoeven te doen. In een wettelijke schuldsaneringsregeling zou, gelet op het salaris van de bewindvoerder, op basis van de huidige omstandigheden over 3 jaar slechts een minimale uitdeling aan de schuldeisers te verwachten zijn. Wel dient mevrouw [betrokkene] alsnog een correctie conform de Recofa- richtlijnen door te voeren in de berekening van het vrij te laten bedrag aangezien er voor een te hoog bedrag rekening wordt gehouden met de reiskosten van [schuldenaar]. Ter zitting heeft mevrouw [betrokkene] zich daartoe bereid verklaard.
Tevens is van belang dat [schuldeiser] de enige schuldeiser is die niet met de aangeboden schuldregeling heeft ingestemd. Ondanks herhaald verzoek daartoe heeft zij geen reden voor de weigering gegeven. De rechtbank komt tot de conclusie dat het belang dat [schuldeiser] heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid tot weigering niet in een zodanige verhouding staat tot het belang van [schuldenaar] en de overige schuldeisers, die op basis van het aanbod een uitkering tegemoet kunnen zien, dat [schuldeiser] in redelijkheid tot het uitoefenen van de bevoegdheid heeft kunnen besluiten.
3.4 Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom op grond van artikel 287a lid 5 Faillissementswet toegewezen met dien verstande
dat de reiskosten in de VTLB-berekening zullen moeten worden aangepast zoals ter zitting met mevrouw [betrokkene] is besproken.
De beslissing
De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door [schuldenaar] aangeboden schuldregeling,
- heft de gelegde beslagen op,
-verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2010.
de griffier, de rechter,