ECLI:NL:RBARN:2010:BO2133

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
186733
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsrecht van de notaris in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, staat het verschoningsrecht van een notaris centraal. De procedure betreft een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiser] Beheer B.V. en J&S Holding B.V., waarbij de notaris, mr. F.C.M. [notaris], een beroep doet op zijn verschoningsrecht tijdens getuigenverhoren. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 26 mei 2010 bepaald dat [eiser] Beheer B.V. bewijs moet leveren van de verkoop van aandelen aan SVL Holding en dat J&S Holding zich heeft verbonden tot betaling van de koopsom. Tijdens de getuigenverhoren op 3 september 2010 heeft de notaris zich beroepen op zijn verschoningsrecht met betrekking tot drie specifieke vragen over een overeenkomst van 6 november 2008.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord. De advocaat van [eiser] Beheer B.V. betoogde dat het beroep op het verschoningsrecht niet opgaat, verwijzend naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad. De advocaat van J&S Holding stelde dat het aan de notaris is om te bepalen of informatie onder zijn geheimhoudingsplicht valt. De rechtbank oordeelt dat de vragen die aan de notaris zijn gesteld, niet beantwoord hoeven te worden, omdat er redelijke twijfel bestaat of de beantwoording zonder schending van de geheimhoudingsplicht kan plaatsvinden. De rechtbank benadrukt dat alles wat aan een notaris is toevertrouwd, als vertrouwelijk moet worden beschouwd, en dat het aan de notaris zelf is om te bepalen wat als vertrouwelijk moet worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de notaris op zijn verschoningsrecht toegewezen en de zaak verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata en getuigen aan de zijde van beide partijen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.C.P. Giesen op 29 september 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 186733 / HA ZA 09-1194
Vonnis in incident van 29 september 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] BEHEER B.V.,
gevestigd te Andelst,
2. [ ] [eiser],
wonende te [werknemer],
eisers in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. J.W.E.M. Guzik te Echt, gemeente Echt-Susteren,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J&S HOLDING B.V.,
gevestigd te Andelst, gemeente Overbetuwe,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
op het beroep op een verschoningsrecht van
[notaris],
notaris,
wonende te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] Beheer en J&S Holding genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het vonnis in de hoofdzaak van 26 mei 2010
en het proces-verbaal van de getuigenverhoren van 3 september 2010. Getuige notaris [notaris] heeft tijdens zijn verhoor een beroep op het verschoningsrecht gedaan. Daarop is vonnis in het incident bepaald.
2. De beoordeling in het incident
2.1. In het vonnis van 26 mei 2010 is [eiser] Beheer toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat is overeengekomen dat [eiser] Beheer de aandelen heeft verkocht aan SVL Holding en dat J&S Holding zich heeft verbonden tot betaling van de koopsom aan [eiser] Beheer, althans dat [eiser] Beheer dit redelijkerwijs aldus mocht begrijpen.
2.2. [eiser] Beheer heeft [eiser], Schuijl en mr. [notaris] als getuigen voorgebracht. Op de zitting van 3 september 2010 zijn [eiser] en mr. [notaris] als getuigen gehoord. Mr. [notaris] heeft zich ten aanzien van drie aan hem gestelde vragen op zijn verschoningsrecht beroepen. Deze vragen zijn:
1. Kende u de overeenkomst van 6 november 2008?
2. Heeft u [eiser] op enig moment een email gezonden waarin u bevestigt dat [eiser] u een afschrift van de als productie 1 bij dagvaarding in het geding gebrachte onderhandse akte van 6 november 2008 heeft doen toekomen?
3. Bevindt zich in het kopiedossier dat u voor zich heeft en dat afkomstig is van uw oude kantoor een kopie van de overeenkomst van 6 november 2008?
2.3. De advocaat van [eiser] Beheer heeft vervolgens verklaard te volharden in het horen van mr. [notaris] over deze vragen. Mr. [notaris] is daarop in de gelegenheid gesteld zijn beroep op het verschoningsrecht toe te lichten. Hij heeft verklaard dat het typisch om een stukje informatie uit het dossier gaat waarvan hij denkt dat als hij daar naar waarheid op antwoordt, hij zijn geheimhoudingsplicht schendt. Daarna zijn de beide advocaten in de gelegenheid gesteld hun standpunt naar voren te brengen. De advocaat van [eiser] Beheer heeft betoogd dat het beroep van mr. [notaris] op het verschoningsrecht niet opgaat. Hij heeft verwezen naar rechtspraak van onder meer de Hoge Raad van 25 september 1992, NJ 1993, 467 en heeft aangevoerd dat het in deze zaak gaat om een wijziging in artikel 1 van de overeenkomst van 6 november 2008 waarover partijen overeenstemming hebben zodat de notaris zich, aldus voornoemde uitspraak van de Hoge Raad, niet op het verschoningsrecht kan beroepen. De advocaat van J&S Holding heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan de geheimhouder is om te beslissen of iets onder zijn geheimhoudingsplicht valt en dat de cliënt hem daarvan niet kan ontslaan, zeker niet als er meerdere cliënten zijn.
2.4. Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of mr. [notaris] ten aanzien van de vragen 1 tot en met 3 terecht een beroep op het verschoningsrecht heeft gedaan. Volgens vaste rechtspraak geldt daarbij als uitgangspunt dat alles waarvan de wetenschap aan een notaris als zodanig is meegedeeld, heeft te gelden als aan hem toevertrouwd, waarbij het in beginsel aan de notaris zelf moet worden overgelaten om te beoordelen of hetgeen hem is meegedeeld heeft te gelden als aan hem toevertrouwd. De aard van het verschoningsrecht brengt mee dat de opgegeven vragen niet behoeven te worden beantwoord, zolang de rechter aan redelijke twijfel onderhevig acht of die beantwoording naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven.
2.5. In het arrest waarnaar de advocaat van [eiser] Beheer heeft verwezen heeft de Hoge Raad onder meer geoordeeld dat wanneer een notaris door twee partijen die hebben onderhandeld over een transactie en daarbij een bepaalde mate van overeenstemming hebben bereikt, wordt ingeschakeld om aan hen bijstand te verlenen door het ontwerpen en bespreken van een of meer notariële akten waarin de beoogde transactie wordt vastgelegd of uitgewerkt, het van de omstandigheden zal afhangen of hetgeen de onderhandelende partijen aan de notaris hebben medegedeeld als aan hem toevertrouwd heeft te gelden. Dit is in elk geval niet zo wanneer de onderhandelingen tot overeenstemming hebben geleid, die onder leiding van de notaris is vastgelegd, ongeacht of dit in een notariële akte is geschied of in een onder de leiding van de notaris tot stand gekomen onderhandse akte dan wel in een notariële akte. De notaris zal dan ter zake van die totstandkoming en de uitleg van de transactie moeten getuigen, aangenomen dat het een geschil tussen partijen betreft.
2.6. [eiser] heeft als getuige verklaard dat tussen hem en [betrokkene] op 6 november 2008 buiten aanwezigheid van de notaris een overeenkomst is gesloten die kort gezegd – zie rov. 1.4. vonnis 26 mei 2008 – inhoudt dat [eiser] Beheer zijn aandelen in J&S Zuid B.V. tegen betaling verkoopt aan J&S Holding. Een dag later, op 7 november 2008, zou volgens [eiser] ten overstaan van en door de notaris een wijziging in die overeenkomst van 6 november 2008 zijn aangebracht in die zin dat niet langer J&S Holding maar SVL Holding als koper optreedt. Vervolgens zijn ten overstaan van mr. [notaris] twee onderhandse aktes betreffende onder meer de verkoop van voornoemde aandelen (de ‘overeenkomst Zuid’ respectievelijk de ‘tussenovereenkomst’), gedateerd 7 november 2008, getekend door onder meer [eiser] en [betrokkene], gevolgd door het passeren van de leveringsaktes, aldus [eiser] in zijn getuigenverklaring. Mr. [notaris] heeft ten dele in andere zin verklaard, namelijk - voor zover van belang - dat de wijziging in de overeenkomst van 6 november 2008 niet door hem is aangebracht tijdens de bijeenkomst op 7 november 2008 en dat de overeenkomst van 6 november 2008 tijdens de bijeenkomst op 7 november 2008 door [eiser] niet op tafel is gelegd.
2.7. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor in rov. 2.6. is weergegeven, kan in ieder geval worden vastgesteld dat de overeenkomst van 6 november 2008 buiten aanwezigheid van mr. [notaris] tot stand is gekomen en ondertekend. Daarentegen kan niet worden vastgesteld dat de wijziging in artikel 1 van de overeenkomst van 6 november 2008 op 7 november 2008 ten overstaan van de notaris heeft plaatsgevonden noch dat de overeenkomst van 6 november 2008 aan de orde is geweest in het kader van de onderhandelingen die hebben geleid tot de op 7 november 2008 gesloten overeenkomsten. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet met voldoende zekerheid worden gezegd dat de vragen 1 tot en met 3 betrekking hebben op tussen de partijen bestaande overeenstemming die onder leiding van mr. [notaris] is vastgelegd, noch dat de partijen hem mededeling van bereikte overeenstemming hebben gedaan ter vastlegging onder zijn leiding. Dat zich hier een uitzondering voordoet op het uitgangspunt dat alles waarvan de wetenschap aan een notaris als zodanig is medegedeeld heeft te gelden als aan hem toevertrouwd, kan de rechtbank dan ook niet bevestigend beantwoorden. Daarmee is aan redelijke twijfel onderhevig of de beantwoording van de vragen 1 tot en met 3 naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven. De aard van het verschoningsrecht brengt in dat geval mee dat de opgegeven vragen niet behoeven te worden beantwoord.
2.8. De rechtbank wijst er nog op dat voor zover aan mr. [notaris] vragen zijn gesteld over de overeenkomst van 6 november 2008 in het kader van de onderhandelingen en besprekingen die op 7 november 2008 ten overstaan van hem hebben plaatsgevonden en die hebben geleid tot het ondertekenen van de overeenkomsten van 7 november 2008 en de daarop volgende aandelentransactie, hij die vragen wel heeft beantwoord.
3. De beslissing
De rechtbank
staat het beroep van mr. F.C.M. [notaris] om zich te verschonen van de beantwoording van de hiervoor genoemde vragen 1, 2 en 3 toe,
verwijst de zaak naar de rol van 13 oktober 2010 voor opgave verhinderdata en getuigen aan de zijde van beide partijen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.