zaaknummer / rolnummer: 203808 / KG ZA 10-511
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2010
[eis.conv./verw.reconv.],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
1. [ged.1conv./eis.1reconv.],
volgens inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. [[ged.2]],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.D. Huizinga te Arnhem.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eis.conv./verw.reconv.], [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eis.conv./verw.reconv.]
- de pleitnota van [ged.1conv./eis.1reconv.], tevens houdende eis in reconventie,
- de pleitnota van [[ged.2]].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. [eis.conv./verw.reconv.] en mevrouw [betrokkene1] (hierna: [betrokkene1]) waren de enige erfgenamen van de stiefvader van [eis.conv./verw.reconv.], de heer [betrokkene2]. Tot de nalatenschap van [betrokkene2] behoort het pand aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens] (hierna: het pand).
2.2. Bij de stukken bevindt zich een bij notariële akte opgemaakt testament van de heer [betrokkene2] van 24 april 1970. Hierin is onder andere het volgende opgenomen:
Ik verklaar te herroepen alle vroeger door mij gemaakte uiterste wilsbeschikkingen en
thans te beschikken als volgt.
Ik benoem tot gezamenlijke erfgenamen mijner nalatenschap ieder voor de helft, of bij
vooroverlijden van één hunner, de langstlevende hunner:
1. Mevrouw [betrokkene1]] (…)
2. mijn pleegzoon de heer [eis.conv./verw.reconv.] (…)
Ik leg mijn voornoemde erfgenamen – op straffe van onterving – de last op om het tot mijn nalatenschap behorend onroerend goed slechts met beider toestemming te verkopen.
Tenslotte benoem ik tot executrice-testamentair en beredderaarster mijner nalatenschap, met de macht van inbezitneming van alle mijne na te laten zaken – en wel tot het tijdstip dat mijn nalatenschap geheel en al zal zijn vereffend – en tot bezorgster van alle regelingen, nodig of gewenst terzake van mijn overlijden, een en ander met de meest uitgebreide macht, mevrouw [betrokkene1]], thans wonende te [adres].
2.3. [betrokkene1] is op 17 mei 2008 overleden. [[ged.2]] is de enige erfgenaam van [betrokkene1]. Bij de stukken bevindt zich een onderhandse akte van 1 juli 2008, getiteld ‘huurkontrakt’, met de volgende inhoud:
Verhuurder: de erven [betrokkene1], [ged.1].
Huurder: W.L.T. [ged.1conv./eis.1reconv.] verklaren te sluiten een overeenkomst met de volgende inhoud:
Verhuurder verhuurt aan huurder woonruimte, te weten de begane grond, tussen souterrain
en de eerste verdieping, aan de [adres].
Met gebruik van de badkamer met toilet op de entresol tussen de begane grond en de eerste
verdieping.
De huurprijs is € 275,- per maand inclusief gas, water en elektriciteit.
De huur dient betaald te zijn op iedere 1e van de maand vooruit.
De opzegtermijn voor de huurder is één maand.
Het is de huurder niet toegestaan het gehuurde onder te verhuren en/of de huur of een deel
daarvan aan derden over te dragen.
Aldus overeengekomen en in triplo ondertekend te Arnhem.
Verhuurder: Huurder:
[ged.1]. W.L.T. [ged.1conv./eis.1reconv.]
2.4. Over de afwikkeling van de onder 2.1 bedoelde nalatenschap is tussen [eis.conv./verw.reconv.] en [betrokkene1], en nadat [betrokkene1] is overleden, tussen [eis.conv./verw.reconv.] en de erven [betrokkene1], geprocedeerd bij de rechtbank Arnhem (vonnis van 9 maart 2005) en het gerechtshof Arnhem (tussenarrest van 13 maart 2007 en eindarrest van 12 mei 2009).
2.5. Tegen beide arresten van het gerechtshof Arnhem is door de erven [betrokkene1] op 12 augustus 2009 beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Op dit cassatieberoep is nog niet beslist.
2.6. Het eindarrest van het gerechtshof Arnhem van 12 mei 2009 is bij exploot van 25 augustus 2009 aan de erven [betrokkene1] betekend.
2.7. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard kort gedingvonnis in gevoegde zaken van deze voorzieningenrechter van 23 april 2010 (hierna ook: het vonnis), gewezen tussen [eis.conv./verw.reconv.] als eiser en onder meer [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] als gedaagden, is onder andere het volgende overwogen, respectievelijk beslist:
4.7. In dit verband moet worden geconstateerd dat beide partijen ([eis.conv./verw.reconv.] en de
erven [betrokkene1]) bij genoemd eindarrest zijn veroordeeld mee te werken aan (1) het doen opstellen van een akte tot scheiding en deling van de nalatenschap van [betrokkene2], met inachtneming van hetgeen is overwogen in dat arrest en het bestreden vonnis van de rechtbank Arnhem van 9 maart 2005 voor zover dit in het eindarrest is bekrachtigd, én (2) aan de overdracht van de volledige eigendom van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.], waarbij is bepaald dat het eindarrest in de plaats kan worden gesteld van alle rechtshandelingen die de erven [betrokkene1] dienen te verrichten in het kader van hun verplichting mee te werken aan de overdracht van de volledige eigendom van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.] indien zij die medewerking zouden weigeren.
4.8. Duidelijk is dat het eindarrest aldus in het dictum naast de medewerking aan het
opstellen van een akte van scheiding en deling een separate veroordeling tot medewerking
aan volledige eigendomsoverdracht bevat. Dat doet de vraag rijzen, waarover de partijen
verdeeld zijn, of het arrest van het gerechtshof zo moet worden begrepen dat die
veroordeling ten uitvoer kan worden gelegd los van en vooruitlopend op het opmaken van
de akte van scheiding en deling. De bewoordingen van het dictum van het arrest bevatten
niet enige beperking van de veroordeling tot medewerking aan volledige
eigendomsoverdracht in die zin dat die veroordeling pas ten uitvoer gelegd zou kunnen
worden na het opmaken van een akte van scheiding en deling. In het tussenarrest heeft het
gerechtshof wel overwogen dat “deze veroordeling (tot medewerking aan de
eigendomsoverdracht; vznr) (…) niet los (kan) worden gezien van de veroordeling van
partijen bij dat vonnis in conventie onder 6 tot het geven van hun medewerking aan het
doen opstellen van een akte tot scheiding en deling met inachtneming van hetgeen in dat
vonnis is overwogen”. Hoezeer dat op zichzelf ook juist is, kan daaruit echter niet zonder
meer worden afgeleid dat het gerechtshof een beperking aan de veroordeling tot
medewerking van de eigendomsoverdracht zoals hiervoor bedoeld heeft beoogd. Zo heeft
het gerechtshof in rechtsoverweging 3.12 van het eindarrest overwogen: “Partijen zullen
worden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan het opstellen van een akte van
scheiding en deling met als grondslag de op 14 mei 1981 ten overstaan van notaris
Donders verleden akte (…)” en “Met betrekking tot de overdracht van de volledige
eigendom van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.], waartoe partijen eveneens zullen worden
veroordeeld, zal worden bepaald dat dit arrest dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm
opgemaakte akte.”
4.9. De conclusie hieruit moet dan zijn dat de erven [betrokkene1] op grond van het arrest
van het gerechtshof gehouden zijn mee te werken aan eigendomsoverdracht vooruitlopend op het tot stand komen van de akte van scheiding en deling en de afrekening tussen de [eis.conv./verw.reconv.] en de erven [betrokkene1] die daaruit voortvloeit
4.11 De voorzieningenrechter is het met [eis.conv./verw.reconv.] eens dat voor tenuitvoerlegging
van de veroordeling tot medewerking aan de eigendomsoverdracht zekerheidsstelling in afwachting van de algehele scheiding en deling gelet op de leemte op dat punt in het arrest geboden is. Gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen op dit punt kan zonder nadere bewijslevering - waarvoor een kort geding zich niet leent - vooralsnog niet worden aangenomen dat de erven [betrokkene1] tot ten hoogste een bedrag van € 65.302,72 ter zake van overbedeling te vorderen zullen krijgen (van [eis.conv./verw.reconv.]). De voorzieningenrechter neemt bij het bepalen van de hoogte van het door [eis.conv./verw.reconv.] tot zekerheid onder de notaris te deponeren bedrag daarom als uitgangspunt de waarde van het pand, zijnde € 260.000,-. De erven [betrokkene1] en [eis.conv./verw.reconv.] zijn tot de nalatenschap van [betrokkene2] ieder voor de helft gerechtigd, zodat de waarde van het aandeel van de erven [betrokkene1] in het pand te stellen is op € 130.000,-. Dit bedrag dient [eis.conv./verw.reconv.] naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het kader van deze procedure als zekerheid ten gunste van de erven [betrokkene1] in depot onder de notaris te storten. Ter zitting van 9 april 2010 heeft [eis.conv./verw.reconv.] zich hiertoe ook bereid verklaard.
4.16. Zoals hiervoor in de andere, gevoegde zaak is gebleken, is [eis.conv./verw.reconv.]
gerechtigd tot het pand en dienen de erven [betrokkene1] mee te werken aan overdracht van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.]. Voorshands geoordeeld heeft [eis.conv./verw.reconv.] er dan ook een rechtens te respecteren belang bij om het pand te (doen) inspecteren ter vaststelling van de eventuele (brand)risico’s. Daaraan doet niet af dat [ged.2] reeds een brandverzekering voor het pand heeft gesloten. Als gerechtigde tot het pand moet [eis.conv./verw.reconv.] ook in staat kunnen zijn om zelf een opstalverzekering/brandverzekering voor het pand te sluiten. Daarvoor is nodig dat hij toegang krijgt tot het pand. Daarnaast heeft [eis.conv./verw.reconv.] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter er een rechtens te respecteren belang bij om het pand te (doen) inspecteren teneinde te bezien of een of meer bewoners (waaronder [betrokkene3]) aanspraak kunnen maken op huurbescherming, alsmede om na te gaan hoe het staat met de levering van nutsvoorzieningen. Het gevorderde onder 3.4 sub 1 en 2 zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de erven [betrokkene1], [ged.1conv./eis.1reconv.], [betrokkene3] en de overige bewoners binnen vijf dagen medewerking moeten verlenen aan toegangverschaffing tot het pand. Gelet op de toe te wijzen machtiging zal de gevorderde dwangsom onder 3.4 sub 3 worden afgewezen.
4.17. Het gevorderde onder 3.4 sub 4 en 5 strekt tot veroordeling van de erven [betrokkene1],
[ged.1conv./eis.1reconv.] en de overige bewoners om het pand binnen twee weken na betekening van dit vonnis te ontruimen. Nu [eis.conv./verw.reconv.] is gerechtigd tot het pand en de erven [betrokkene1] zijn veroordeeld om mee te werken aan de overdracht van de volledige eigendom van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.], heeft [eis.conv./verw.reconv.] ook alle belang bij ontruiming van het pand. De vordering tot ontruiming jegens de erven [betrokkene1] zal dan ook worden toegewezen. Dit betekent echter niet dat de erven [betrokkene1] het hele pand dienen te ontruimen. Voorshands geoordeeld bestaat er op dit moment nog teveel onduidelijkheid over de vraag of de feitelijke bewoners van het pand, in ieder geval [ged.1conv./eis.1reconv.] en [betrokkene3], krachtens een geldige huurovereenkomst met de erven [betrokkene1] een zelfstandige woning in het pand bewonen, waarop de huurbeschermingsbepalingen van toepassing zijn. De erven [betrokkene1] dienen het pand derhalve te ontruimen, behoudens de verhuurde gedeelten daarvan.
4.18. Niet in geschil is dat [betrokkene3] wellicht aanspraak zal kunnen maken op bedoelde
huurbeschermingsbepalingen. De vordering van [eis.conv./verw.reconv.] tot ontruiming van het pand richt zich dan ook niet tegen [betrokkene3]. Ter zitting heeft [ged.1conv./eis.1reconv.] gemotiveerd gesteld dat ook zij krachtens een geldige huurovereenkomst een zelfstandige woning in het pand bewoont. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede op het feit dat in het kader van dit kort geding vooralsnog niet valt uit te sluiten dat er inderdaad een rechtsgeldige huurovereenkomst bestaat tussen de erven [betrokkene1] en [ged.1conv./eis.1reconv.], terwijl bovendien een van de andere vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] juist ziet op inspectie van het pand om te bezien of een of meer bewoners aanspraak kunnen maken op huurbescherming, zal de gevorderde ontruiming jegens [ged.1conv./eis.1reconv.] worden afgewezen. Ten slotte zal de vordering tot ontruiming jegens de overige bewoners worden toegewezen, nu zij hiertegen geen verweer hebben gevoerd.
5. De beslissing
De voorzi eningenrechter
5.1. veroordeelt de erven [betrokkene1] om binnen tien (10) dagen na betekening van dit
vonnis medewerking te verlenen aan het passeren ten overstaan van mr. [notaris],
notaris te Huissen, althans een notaris verbonden aan diens kantoor, van een notariële
akte, ertoe strekkende dat het onroerend goed aan de [adres],
kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens]
centiare, thans ten name staande van wijlen de heer Anthonie [betrokkene2], in wiens
nalatenschap als erfgenamen zijn opgekomen krachtens testament Hendriksje Adriana
[betrokkene1] en [eis.conv./verw.reconv.], aan [eis.conv./verw.reconv.] wordt geleverd conform de als productie
7 overgelegde concept leveringsakte, onder de voorwaarde dat als zekerheid ten gunste van
de erven [betrokkene1] door [eis.conv./verw.reconv.] onder die notaris een depot is gesteld van € 130.000,-,
5.6. veroordeelt de erven [betrokkene1], [ged.1conv./eis.1reconv.], [betrokkene3] en de overige bewoners om
medewerking te verlenen aan toegangverschaffing tot het pand van een door [eis.conv./verw.reconv.]
aan te wijzen inspecteur van een verzekeringsmaatschappij, en wel binnen vijf (5) dagen na
betekening van dit vonnis,
5.7. machtigt [eis.conv./verw.reconv.] om zonodig met behulp van de sterke arm aan de hiervoor
bedoelde inspecteur toegang te verschaffen tot het pand en daar ten behoeve van de
vaststelling van het risico inspectie aan het pand uit te voeren,
5.8. veroordeelt de erven [betrokkene1], [ged.1conv./eis.1reconv.], [betrokkene3] en de overige bewoners om
medewerking te verlenen aan toegangverschaffing tot het pand van een door [eis.conv./verw.reconv.]
aan te wijzen makelaar en diens advocaat, mr. R.H. van de Beeten, of een andere advocaat
verbonden aan Ross Advocaten te Zevenaar, en wel binnen vijf (5) dagen na betekening van
dit vonnis,
5.9. machtigt [eis.conv./verw.reconv.] om zonodig met behulp van de sterke arm aan de hiervoor
bedoelde makelaar en advocaat toegang te verschaffen ter vaststelling van de aard van de feitelijke bewoning met het oog op de eventueel in rechte vast te stellen rechtpositie van partijen,
5.10. veroordeelt de erven [betrokkene1] om het pand binnen twee (2) weken na betekening
van dit vonnis met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ontruimd te houden, met uitzondering van de verhuurde gedeelten daarvan.
2.8. Op 12 mei 2010 is voornoemd kort gedingvonnis aan onder meer [ged.1conv./eis.1reconv.] betekend.
2.9. In een door gerechtsdeurwaarder J.Th. [deurwaarder] opgemaakt proces-verbaal van constatering van 7 juli 2010 is onder andere het volgende opgenomen:
Op verzoek van [eis.conv./verw.reconv.] (…)
Heb ik, Johannes Theodorus [deurwaarder] (…)
Mij begeven naar en bevonden in het perceel staande en gelegen te [adres], alwaar ik sprak met de heer Geoffrey [betrokkene3], bewoner van de onroerende zaak [adres].
De heer [betrokkene3] deelde mij mede dat hij Wendy Laura Theodora [ged.1conv./eis.1reconv.] sedert maanden niet in laatstgenoemd pand had gezien.
Wel werd haar post opgehaald.
(…)
Op de bovenverdiepingen constateerde ik dat de klinkers van de deuren waren.
Ook de kasten in het trappenhuis bleken leeg te staan.
De centrale telefoon in de hal was afgesloten.
Van een feitelijke bewoning door mevrouw [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of de zoon van de heer [ged.2] is mij niets gebleken, doch het pand bleek niet te zijn ontruimd. (…)
2.10. In een tweede, door gerechtsdeurwaarder J.Th. [deurwaarder] opgemaakt proces-verbaal van constatering, d.d.15 juli 2010, is onder andere het volgende opgenomen:
In het bijzijn van de heer [betrokkene4], inspecteur van politie (…) mij begeven naar het
perceel [adres], teneinde over te gaan tot het leggen van
executoriaal beslag op de roerende zaken en/of het opmaken van een proces-verbaal van
constatering.
Het pand, [adres], bleek niet ontruimd te zijn en bovendien
bezaaid met ongedierte.
Ven een feitelijke bewoning door Wendy Laura Theodora [ged.1conv./eis.1reconv.] en/of de zoon van de heer
[ged.2] is mij, gerechtsdeurwaarder, niets gebleken. Saillant detail was bijvoorbeeld
dat zowel de koelkast als de vriezer leeg waren terwijl op de wc het toiletpapier ontbrak.
Alleen de heer Geoffrey [betrokkene3] bleek nog in het pand [adres]
woonachtig te zijn.
Aan dit proces-verbaal zijn 28 zijdens mijn kantoor gemaakte foto’s gehecht.
2.11. Bij brief van 16 september 2010 heeft gerechtsdeurwaarder [deurwaarder] het volgende aan de advocaat van [eis.conv./verw.reconv.] bericht:
In aansluiting aan mijn proces-verbaal in opgemelde zaak van 15 juli jl. bericht ik u dat het
ongedierte, voornamelijk vlooien, zich met name in de slaapkamer kennelijk van wijlen mw.
[betrokkene1] bevond.
2.12. In een derde, door gerechtsdeurwaarder J.Th. [deurwaarder] opgemaakt proces-verbaal van constatering, d.d. 29 juli 2010, is onder andere het volgende opgenomen:
(…)
Mij begeven en bevonden in het perceel staande en gelegen te [adres] en in aansluiting aan de door mij in deze zaak op 07 en 15 juli 2010
opgemaakte rapporten, alwaar ik constateerde dat het ongedierte was verwijderd en de
gordijnen waren gesloten. Ook trof ik geen post voor de gedaagden aan.
Voorts constateerde ik dat kennelijk het door slotenmaker [slotenmaker] op 15 juli jl. geplaatste
slot was vervangen door een ander en slotenmaker [slotenmaker] op mijn aanwijzing dat andere
slot eruit heeft geboord.
3.1. [eis.conv./verw.reconv.] vordert na vermeerdering van eis dat:
a. voorwaardelijk - namelijk voor zover [ged.1conv./eis.1reconv.] aantoont dat er zich in het pand [adres], kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens], aan haar toebehorende zaken bevinden - [ged.1conv./eis.1reconv.] wordt veroordeeld het pand [adres], kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens], groot twee are en zeventien centiare, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis met al het hare en de haren te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging van [eis.conv./verw.reconv.] om, zonodig met behulp van de sterke arm, tot ontruiming over te gaan,
b. [ged.1conv./eis.1reconv.] op straffe van een dwangsom wordt verboden zich toegang te verschaffen en/of op te houden op het erf van en/of in het pand aan de [adres],
c. [ged.1conv./eis.1reconv.] op straffe van een dwangsom wordt bevolen zich binnen 24 uur na betekening van dit vonnis uit te schrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie van het adres [adres],
d. [[ged.2]] op straffe van een dwangsom wordt verboden zich toegang te verschaffen en/of op te houden op het erf van en/of in het pand aan de [adres],
e. [[ged.2]] op straffe van een dwangsom wordt verboden ter zake van het pand aan de [adres] enige overeenkomst met een derde aan te gaan,
f. [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van dit geding, inclusief de kosten van de slotenmaker, vermeerderd met nakosten, wettelijke rente en executiekosten, en dat [ged.1conv./eis.1reconv.] tevens wordt veroordeeld in de advertentiekosten.
3.2. [eis.conv./verw.reconv.] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Uit de feiten zoals door de deurwaarder geconstateerd, blijkt dat [ged.1conv./eis.1reconv.] niet op het adres [adres] woont. Haar huurpretenties zijn volstrekt ongeloofwaardig. Verder is gebleken dat [[ged.2]] zich nog steeds vrij acht zich de toegang tot het pand te verschaffen en ter zake met derden overeenkomsten aan te gaan. Dit is in strijd met hetgeen is bepaald in de arresten van het gerechtshof Arnhem en het kort gedingvonnis van deze voorzieningenrechter. Met het oog op een eventuele toekomstige verkoop van het pand heeft [eis.conv./verw.reconv.], die bij het op dit punt onherroepelijk geworden eindarrest van het gerechtshof Arnhem is aangewezen als enige gerechtigde tot het pand, een spoedeisend belang bij voormelde vorderingen.
3.3. [ged.1conv./eis.1reconv.] vordert dat [eis.conv./verw.reconv.] op straffe van een dwangsom wordt verboden [ged.1conv./eis.1reconv.] te belemmeren in haar toegang tot het pand [adres] en zich toegang te verschaffen tot het door [ged.1conv./eis.1reconv.] gehuurde gedeelte van dat pand. Voorts vordert [ged.1conv./eis.1reconv.] dat [eis.conv./verw.reconv.] wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
3.4. [ged.1conv./eis.1reconv.] legt aan haar vordering ten grondslag dat is gebleken dat [eis.conv./verw.reconv.] zich zonder recht of titel en zonder overleg of afstemming de toegang tot het door [ged.1conv./eis.1reconv.] gehuurde heeft verschaft en tot twee keer toe het slot van de toegang tot het gehuurde heeft gewijzigd, met de kennelijke bedoeling daarmee de toegang voor [ged.1conv./eis.1reconv.] tot het door haar gehuurde onmogelijk te maken. Daarmee maakt [eis.conv./verw.reconv.] inbreuk op haar huurrechten.
in conventie en in reconventie
3.5. [ged.1conv./eis.1reconv.], [[ged.2]] en [eis.conv./verw.reconv.] voeren op de vordering(en) van de ander gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eis.conv./verw.reconv.].
ten aanzien van [ged.1conv./eis.1reconv.]
4.2. De vraag die allereerst dient te worden beantwoord, is of er een rechtsgeldige huurovereenkomst bestaat tussen [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]]. [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft een onderhandse akte, getiteld ‘huurkontrakt’, in het geding gebracht (zie 2.3). Vooralsnog bestaat er geen aanleiding om te veronderstellen dat het hier om een valse huurovereenkomst gaat. [eis.conv./verw.reconv.] heeft daarvoor onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. Overigens bestaat er ook geen mogelijkheid om dat in het kader van dit kort geding met voldoende mate van zekerheid vast te stellen. Bovendien heeft [ged.1conv./eis.1reconv.] een transactieoverzicht van Rabo Telebankieren in het geding gebracht, waaruit genoegzaam volgt dat [ged.1conv./eis.1reconv.] vanaf juni 2009 tot en met heden iedere maand een bedrag van € 275,00 heeft overgemaakt aan [[ged.2]]. Als omschrijving is daarbij telkens vermeld: ‘huur (vermelding van de maand, de voorzieningenrechter) [adres]’. Onder deze omstandigheden is in het kader van dit kort geding vooralsnog voldoende aannemelijk geworden dat er een rechtsgeldige huurovereenkomst bestaat tussen [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]]. Het enkele feit dat [ged.1conv./eis.1reconv.] naar zeggen van haar raadsman sinds mei 2010 niet meer of slechts sporadisch in het pand verblijft omdat zij is ingetrokken bij haar vriend, maakt niet dat de huurovereenkomst daarmee teniet gaat. De wet verplicht een huurder immers niet zonder meer om permanent in het gehuurde te wonen.
4.3. De vraag die vervolgens rijst, is of [eis.conv./verw.reconv.] is gebonden aan de hiervoor genoemde huurovereenkomst. In dit verband wordt voorop gesteld dat de overdracht van het aandeel van [[ged.2]] in het pand [adres] aan [eis.conv./verw.reconv.] op grond van de onder 2.4 genoemde arresten en het onder 2.7 genoemde kort gedingvonnis tot op heden niet heeft plaatsgevonden. [eis.conv./verw.reconv.] en [[ged.2]] - als enige erfgenaam van [betrokkene1] - waren ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst door [[ged.2]] en [ged.1conv./eis.1reconv.] en zijn nog steeds mede-eigenaar van dat pand, zodat de bepalingen van Titel 7 van Boek 3 BW inzake gemeenschap van toepassing zijn. Artikel 3:170 lid 1 BW bepaalt onder andere dat handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig kunnen worden verricht. Artikel 3:170 lid 2 BW bepaalt onder andere dat voor het overige het beheer geschiedt door de deelgenoten tezamen, tenzij een regeling anders bepaalt.
4.4. Het verhuren van een pand is geen handeling dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, noch een handeling die geen uitstel kan leiden, maar een beheershandeling die alleen door de deelgenoten tezamen kan worden verricht, tenzij een regeling anders bepaalt. Aangenomen moet worden dat een gezamenlijk handelen niet aan de orde is, nu niet in geschil is dat [[ged.2]] zonder medewerking, instemming of medeweten van [eis.conv./verw.reconv.] de huurovereenkomst met [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft gesloten. Dit blijkt ook uit het door [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] in het geding gebrachte ‘huurkontrakt’ (zie 2.3). Dit betekent dus dat [[ged.2]] onbevoegd in de zin van artikel 3:170 BW heeft gehandeld. De betekenis daarvan moet naar algemeen wordt aangenomen worden gevonden door toepassing van het leerstuk van de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Aangenomen moet worden dat [[ged.2]] als deelgenoot [eis.conv./verw.reconv.] in zoverre niet rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd dat hij daartoe de bevoegdheid niet had. Maar daaraan vooraf gaat nog dat aangenomen moet worden dat [[ged.2]] bij het sluiten van de huurovereenkomst ook niet mede op naam van [eis.conv./verw.reconv.] heeft gehandeld, maar uitsluitend op eigen naam, zodat van enige vertegenwoordiging geen sprake is geweest. Aan eventuele bescherming van [ged.1conv./eis.1reconv.] tegen onbevoegdheid op de voet van artikel 3:61 lid 2 BW wordt daarom niet toegekomen. Een en ander leidt tot de slotsom dat, nu [ged.2] als deelgenoot in eigen naam de huurovereenkomst heeft gesloten, zonder [eis.conv./verw.reconv.] daarbij (bevoegd) te vertegenwoordigen, [eis.conv./verw.reconv.] niet is gebonden aan de huurovereenkomst met [ged.1conv./eis.1reconv.].
4.5. [[ged.2]] stelt verder dat hij als enige wettige erfgenaam zijn op 8 mei 2008 overleden moeder, mevrouw [betrokkene1], onder algemene titel in rechte is opgevolgd en daarmee dus ook als executeur-testamentair van de nalatenschap van [betrokkene2]. Op grond hiervan is hij, net als [betrokkene1] destijds was, bevoegd om met betrekking tot het pand (huur)overeenkomsten aan te gaan.
4.6. Deze stelling is onjuist. Niet kan worden aangenomen dat de executele waarin [betrokkene1] in het testament van [betrokkene2] was benoemd, door vererving op haar erfgenaam [[ged.2]] is overgegaan. Dit volgt voor het huidige recht uit artikel 4:149 lid 1 sub c BW: “De taak van een executeur eindigt door zijn dood (…)”. De enige wettelijke verplichting voor de erfgenamen van de executeur-testamentair is om het overlijden van de executeur mede te delen aan de erfgenamen van degene die hem heeft benoemd (zie artikel 4:149 lid 4 BW). De benoeming van [betrokkene1] tot executeur-testamentair in het testament van [betrokkene2] is derhalve geen recht dat bij het overlijden van [betrokkene1] vervolgens vererft. Dit betekent dat [[ged.2]] hieraan geen bevoegdheid tot het sluiten van (huur)overeenkomsten met betrekking tot het pand kan ontlenen.
4.7. Voor het overige kan uit het overgelegde testament van [betrokkene2] (zie 2.13) niet worden afgeleid dat daarin een zelfstandige bevoegdheid tot verhuur van het pand is toegekend aan [betrokkene1], die vervolgens door vererving op [[ged.2]] is overgegaan.
4.8. Nu [eis.conv./verw.reconv.] niet is gebonden aan de huurovereenkomst die [[ged.2]] met [ged.1conv./eis.1reconv.] heeft gesloten, terwijl [[ged.2]] ook niet krachtens erfrecht bevoegd was deze huurovereenkomst met [ged.1conv./eis.1reconv.] aan te gaan, ligt het gevorderde onder 3.1 sub a en b in beginsel voor toewijzing gereed. De vraag die echter nog dient te worden beantwoord, is of deze vorderingen niet prematuur zijn, nu de eigendomsoverdracht van het aandeel in het pand van [[ged.2]] aan [eis.conv./verw.reconv.] tot op heden niet is geëffectueerd. Zolang de effectuering niet heeft plaatsgevonden maakt het pand immers nog steeds deel uit van de onverdeelde gemeenschap en heeft [ged.1conv./eis.1reconv.] jegens [[ged.2]] op grond van de tussen hen bestaande huurovereenkomst recht op gebruik van de verhuurde gedeelten van het pand. Bovendien kan [[ged.2]] zijn verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst nog steeds nakomen, met dien verstande dat [eis.conv./verw.reconv.] daaraan niet is gebonden.
4.9. In dit verband wordt voorop gesteld dat [eis.conv./verw.reconv.] het in zijn macht heeft om de hiervoor bedoelde effectuering te bewerkstelligen. Bij kort gedingvonnis van 23 april 2010 zijn de erven [betrokkene1] namelijk veroordeeld om medewerking te verlenen aan het passeren van een notariële akte, ertoe strekkende dat het pand aan [eis.conv./verw.reconv.] wordt geleverd, onder de voorwaarde dat als zekerheid ten gunste van de erven [betrokkene1] door [eis.conv./verw.reconv.] onder de notaris een depot is gesteld van € 130.000,00 (zie 2.7). Zodra [eis.conv./verw.reconv.] het pand in volledige eigendom heeft, is hij in ieder geval bevoegd om ten aanzien van [ged.1conv./eis.1reconv.] tot ontruiming over te gaan, aangezien zij op dat moment zonder recht of titel in het pand verblijft. Voorshands geoordeeld heeft [eis.conv./verw.reconv.] er echter aanmerkelijk belang bij dat hij reeds eerder over het pand in ontruimde staat kan beschikken, nu hij voornemens is het pand te verkopen aan derden, alvorens het aandeel van [[ged.2]] geleverd te krijgen, om zodoende het bedrag van € 130.000,00 in depot te kunnen stellen. Aangenomen moet worden dat er problemen met de verkoper(s) kunnen ontstaan, indien het pand wordt verkocht, terwijl het nog niet (geheel) is ontruimd. Daartegenover staat dat [ged.1conv./eis.1reconv.] sinds mei 2010 niet meer of slechts sporadisch in het pand verblijft omdat zij is ingetrokken bij haar vriend. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om, vooruitlopend op de effectuering van de eigendomsoverdracht van het aandeel in het pand van [[ged.2]] aan [eis.conv./verw.reconv.], in het kader van het treffen van een voorlopige voorziening als ordemaatregel thans de ontruiming van het pand door [ged.1conv./eis.1reconv.] te bevelen, in voege zoals hierna is aangegeven. In het verlengde hiervan kan het gevorderde onder 3.1 sub b (een verbod om zich toegang te verschaffen en/of op te houden op het erf van en/of in het pand) eveneens worden toegewezen. Er bestaat aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen en te maximeren.
4.10. Het gevorderde onder 3.1 sub c zal worden afgewezen. Zonder nadere toelichting - die niet is gegeven - valt niet in te zien welk belang (artikel 3:303 BW) [eis.conv./verw.reconv.] daarbij afzonderlijk nog heeft, nu toewijzing van het onder 3.1 sub a en b gevorderde reeds meebrengt dat [ged.1conv./eis.1reconv.] feitelijk niets meer met het bewuste pand te maken zal hebben.
ten aanzien van [[ged.2]]
4.11. De wet maakt het in artikel 3:168 BW mogelijk dat, wanneer de deelgenoten het genot, het gebruik en het beheer van een gemeenschappelijk goed niet bij overeenkomst hebben geregeld, de kantonrechter op verzoek van de meest gerede partij een zodanige regeling treft. Tegen de achtergrond daarvan heeft de voorzieningenrechter in kort geding onder omstandigheden ook de bevoegdheid om in het kader van het treffen van een voorlopige voorziening als ordemaatregel een dergelijke regeling te treffen.
4.12. [eis.conv./verw.reconv.] vordert thans dat het [[ged.2]] wordt verboden om zich toegang te verschaffen en/of op te houden op het erf van en/of in het pand aan de [adres]. Weliswaar heeft levering van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.] nog niet plaatsgevonden en is [[ged.2]] derhalve nog steeds mede-eigenaar van dat pand en dus ook deelgenoot - de verdeling van een onroerende zaak heeft pas goederenrechtelijk effect wanneer levering heeft plaatsgevonden - daartegenover staat dat op grond van de arresten van het gerechtshof Arnhem het pand moet worden toebedeeld en dus ook geleverd aan [eis.conv./verw.reconv.]. In dit verband staat vast dat het tegen deze arresten ingestelde cassatieberoep zich niet richt tegen dit specifieke oordeel. Verder is [ged.2] als enige erfgenaam van [betrokkene1] bij kort gedingvonnis van 23 april 2010 nogmaals veroordeeld tot - kort gezegd - medewerking aan levering van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.]. [eis.conv./verw.reconv.] heeft het daarbij in zijn macht om de effectuering van die eigendomsoverdracht te bewerkstelligen, zoals hiervoor onder 4.9 al is overwogen.
4.13. Bij deze stand van zaken en in het licht van het bepaalde in artikel 3:168 BW is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat vooruitlopend op de daadwerkelijke levering van het pand aan [eis.conv./verw.reconv.] - dit lijkt nog slechts een kwestie van tijd te zijn - het genot, het gebruik en het beheer van het pand dienen toe te komen aan [eis.conv./verw.reconv.] en dat [[ged.2]] zich dientengevolge dient te onthouden van enige bemoeienis met het pand. Het gevorderde onder 3.1 sub d zal dan ook worden toegewezen.
4.14. Het gevorderde onder 3.1 sub e zal worden afgewezen. Uit de wet en dit vonnis vloeit voort dat [[ged.2]] niet bevoegd is om overeenkomsten met derden te sluiten in het kader van beheer van het pand. Als [[ged.2]] daartoe toch overgaat, is [eis.conv./verw.reconv.] daar niet aan gebonden. Bij die stand van zaken heeft [eis.conv./verw.reconv.] geen belang bij deze vordering.
ten aanzien van [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]]
4.15. [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] zullen hoofdelijk als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.], te vermeerderen met wettelijke rente, nakosten en executiekosten als hierna vermeld, worden begroot op:
- dagvaarding € 114,99
- vast recht € 263,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.193,99
Ten slotte zullen [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de slotenmaker ad. € 351,00, en zal [ged.1conv./eis.1reconv.] daarnaast worden veroordeeld in de advertentiekosten ad. € 935,34.
in reconventie
4.16. [ged.1conv./eis.1reconv.] vordert in reconventie dat [eis.conv./verw.reconv.] op straffe van een dwangsom wordt verboden [ged.1conv./eis.1reconv.] te belemmeren in haar toegang tot het pand [adres] en zich toegang te verschaffen tot het door [ged.1conv./eis.1reconv.] gehuurde gedeelte van dat pand. Met inachtneming van hetgeen in conventie is overwogen, dient deze vordering te worden afgewezen.
4.17. [ged.1conv./eis.1reconv.] zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00
Totaal € 408,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [ged.1conv./eis.1reconv.] om het pand [adres], kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens], groot twee are en zeventien centiare, binnen 5 (vijf) dagen na betekening van dit vonnis met al het hare en de haren te ontruimen en ontruimd te houden,
5.2. machtigt [eis.conv./verw.reconv.] om, indien [ged.1conv./eis.1reconv.] in gebreke blijft met de onder 5.1 vermelde ontruiming, zelf de ontruiming te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie,
5.3. verbiedt [ged.1conv./eis.1reconv.] zich toegang te verschaffen en/of op te houden op het erf van en/of in het pand aan de [adres],
5.4. bepaalt dat [ged.1conv./eis.1reconv.] voor iedere keer dat zij geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het onder 5.3 bepaalde, aan [eis.conv./verw.reconv.] een dwangsom verbeurt van € 1.000,00, tot een maximum van € 25.000,00,
5.5. verbiedt [[ged.2]] om zich toegang te verschaffen en/of op te houden op het erf van en/of in het pand aan de [adres],
5.6. bepaalt dat [[ged.2]] voor iedere keer dat hij geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het onder 5.5 bepaalde, aan [eis.conv./verw.reconv.] een dwangsom verbeurt van
€ 1.000,00, tot een maximum van € 25.000,00,
5.7. veroordeelt [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de een betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] tot op heden begroot op € 1.193,99, vermeerderd met de nakosten, die forfaitair worden berekend op € 131,00 als dit vonnis niet wordt betekend, te verhogen met € 68,00 voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling en vermeerderd met de executiekosten die uit ten uitvoerlegging ervan jegens [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] voortvloeien vanaf de achtste dag na executie,
5.8. veroordeelt [ged.1conv./eis.1reconv.] en [[ged.2]] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de een betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 351,00, ter zake van kosten van de slotenmaker,
5.9. veroordeelt [ged.1conv./eis.1reconv.] tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] van een bedrag van € 935,34, ter zake van advertentiekosten,
5.10. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.11. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.12. wijst de vordering af,
5.13. veroordeelt [ged.1conv./eis.1reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 8 oktober 2010.