ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
205064
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vestiging van hypotheek op aandeel in villa na overlijden van partner

In deze zaak vorderde Hillock Holding B.V. de ondertekening van een volmacht door gedaagde, teneinde een tweede hypotheek te vestigen op een villa in Marbella, die deel uitmaakte van de beperkte gemeenschap van goederen tussen gedaagde en zijn overleden partner. Gedaagde had op 17 maart 2001 een geregistreerd partnerschap aangegaan met wijlen de heer [betrokkene1], met wie hij een beperkte gemeenschap van goederen had. Na het overlijden van [betrokkene1] op 28 juni 2010, beraadde gedaagde zich over de aanvaarding van de nalatenschap. Hillock had een lening van € 3.000.000,00 verstrekt aan [betrokkene1] en wilde de villa als zekerheid voor deze lening. Gedaagde voerde aan dat hij afstand had gedaan van de beperkte gemeenschap en daardoor niet meer over het aandeel in de villa kon beschikken. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde inderdaad afstand had gedaan van de gemeenschap, waardoor hij niet meer kon voldoen aan de vordering van Hillock. De vorderingen van Hillock werden afgewezen, en Hillock werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.079,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 4 oktober 2010 door mr. R.J.B. Boonekamp.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 205064 / KG ZA 10-582
Vonnis in kort geding van 4 oktober 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HILLOCK HOLDING B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
eiseres,
advocaat mr. S.V.M. Stevens te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. O. Hammerstein te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Hillock en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Hillock
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is op 17 maart 2001 een geregistreerd partnerschap aangegaan met wijlen de heer [betrokkene1] (hierna: [betrokkene1]), zulks op partnerschapsvoorwaarden die (onder meer) inhouden dat tussen [gedaagde] en [betrokkene1] een beperkte gemeenschap van goederen bestaat.
2.2. Bij notariële akte van 1 maart 2010, verleden voor notaris [naam notaris] te Groningen, heeft Hillock een geldbedrag groot € 3.000.000,00 ter lening verstrekt aan [betrokkene1] (en diens vennootschap Plassania Beheer B.V.). Tot zekerheid van deze geldlening heeft [betrokkene1] bij genoemde akte een onherroepelijke volmacht aan Hillock verstrekt tot vestiging (te zijner tijd) van het recht van tweede hypotheek op een voor partijen bekende villa (hierna: de villa) te Marbella (Spanje).
2.3. [betrokkene1] is overleden op 28 juni 2010. [gedaagde] is enig erfgenaam van [betrokkene1]. [gedaagde] beraadt zich ex artikel 4:185 BW over aanvaarding van de nalatenschap van [betrokkene1].
2.4. Hillock heeft de hiervóór bedoelde tweede hypotheek op de villa te Marbella niet met gebruikmaking van de door [betrokkene1] bij akte van 1 maart 2010 verleende volmacht kunnen vestigen omdat de villa niet volledig eigendom van [betrokkene1] bleek te zijn, maar op grond van de partnerschapsvoorwaarden tot de beperkte gemeenschap behoorde van [gedaagde] en [betrokkene1].
2.5. In verband daarmee heeft Hillock op 9 augustus 2010 contact gezocht met [gedaagde] over vestiging van een tweede hypotheek op het aandeel in de villa dat krachtens de partnerschapsvoorwaarden toekomt aan [gedaagde]. Dat contact heeft geleid tot het opstellen van een door [gedaagde] te ondertekenen notariële akte van volmacht, alsmede tot een gesprek op 10 augustus 2010 ten kantore van notaris [naam notaris] te Groningen tussen enerzijds Hillock, vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer [betrokkene2] (hierna: [betrokkene2]) en anderzijds mr. Hammerstein, die op dat moment met [gedaagde] op het kantoor van notaris [naam notaris] aanwezig was. In dat gesprek is onder meer gesproken over de voorwaarden waaronder [gedaagde] zou meewerken aan vestiging van hypotheek op het aandeel in de villa dat hem krachtens de partnerschapvoorwaarden toebehoort. In dat kader is er de daarop volgende weken nog diverse keren contact geweest tussen (onder anderen) [betrokkene2] en Hammerstein en is de tekst van de volmacht nog enigszins aangepast.
Tot ondertekening door [gedaagde] van deze volmacht, die is overgelegd als productie 9, is het niet gekomen.
2.6. Bij volmacht van 17 september 2010, opgesteld door het kantoor van notaris [naam notaris] voornoemd, heeft [gedaagde] een medewerker van de rechtbank Arnhem gemachtigd om namens hem afstand te doen van de ‘ontbonden geregistreerd partnerschapgemeenschap’ en daartoe een akte van afstand in het huwelijksgoederenregister te Arnhem te doen inschrijven. Bij brief van 23 september 2010 heeft een medewerker van de griffie van de rechtbank Arnhem, sector Familie en Jeugd aan het kantoor van notaris [naam notaris] bericht dat ‘de akte strekkende tot opheffing van de partnerschapsgemeenschap, ingediend ter griffie (…) op 23 september 2010 (…) per gelijke datum, is geregistreerd in het huwelijksgoederenregister onder nummer 375/2001’. Als onderwerp vermeldt de brief: ‘Akte afstand van de partnergemeenschap’.
3. Het geschil
3.1. Hillock vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen tot ondertekening van de volmacht die als productie 9 is overgelegd en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] op de volmacht voor zover [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling. Hillock voert daarvoor aan dat [gedaagde] gehouden is tot nakoming van diens toezegging op 10 augustus 2010 om mee te werken aan de vestiging van een tweede hypotheek op zijn aandeel in de villa te Marbella tot zekerheid van de door Hillock aan [betrokkene1] verstrekte geldlening van € 3.000.000,00. Als spoedeisend belang voert Hillock aan dat er diverse schuldeisers zijn die zich trachten te verhalen op vermogensbestanddelen van [betrokkene1] en/of [gedaagde], waardoor de kans op terugbetaling van de lening met het verstrijken van de tijd steeds kleiner wordt.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen vloeit voldoende voort uit de stellingen van Hillock. Dat wordt onderstreept door de mededeling ter zitting van de zijde van [gedaagde] dat nu al vast staat dat de nalatenschap van [betrokkene1] uit veel grotere verplichtingen bestaat dan uit de activa kunnen worden voldaan.
4.2. Als verweer tegen toewijzing van de vorderingen voert [gedaagde] onder meer aan dat hij afstand heeft gedaan van de beperkte partnerschapgemeenschap van hem en [betrokkene1], en daarmee ook van het aandeel in de villa dat hem op grond van de beperkte partnerschapgemeenschap toekwam. Daardoor kan hij niet meer over dat aandeel in de villa beschikken en kan hij het dus ook niet bezwaren met hypotheek, aldus [gedaagde]. Hij wijst in dat verband op de door hem ondertekende volmacht van 17 september 2010 en de brief
van 23 september 2010 van de griffie van deze rechtbank.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt in dat verband het navolgende. Het staat vast dat [gedaagde] en [betrokkene1] ten tijde van het overlijden van [betrokkene1] een geregistreerd partnerschap hadden als bedoeld in Titel 5A van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), met een beperkte partnerschapgemeenschap. Krachtens artikel 1:80b BW (in Titel 5A) zijn op een geregistreerd partnerschap de titels 6 (rechten en verplichtingen van echtgenoten),
7 (de wettelijke gemeenschap van goederen) en 8 (huwelijkse voorwaarden) van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarmee zijn de artikelen 1:103 en 104 BW die zien op het doen van afstand van de wettelijke gemeenschap, die krachtens artikel 1:122 BW ook van toepassing zijn bij huwelijkse voorwaarden, tevens van toepassing op een beperkte partnerschapgemeenschap als de onderhavige.
4.4. Op grond daarvan had [gedaagde] dan ook de mogelijkheid om binnen drie maanden na het overlijden van [betrokkene1] afstand te doen van de als gevolg van het overlijden van [betrokkene1] ontbonden beperkte partnerschapgemeenschap van [gedaagde] en [betrokkene1], door inschrijving van een akte van afstand in het huwelijksgoederenregister. Hillock heeft de vraag opgeworpen of dat is gebeurd, omdat [gedaagde] wel de voornoemde volmacht
van 17 september 2010 heeft overgelegd en de brief van 23 september 2010 van de griffie van de rechtbank, maar niet een akte waarbij hij afstand heeft gedaan van de gemeenschap.
4.5. Aangenomen moet worden dat [gedaagde] afstand heeft gedaan van de beperkte gemeenschap. De praktijk is namelijk dat afstand wordt gedaan door middel van een schriftelijk verzoek zoals hier de volmacht aan de rechtbank. De afstand wordt dan ingeschreven in het huwelijksgoederenregister en de bevestigingsbrief van de griffie, hier de brief van 23 september 2010, heeft dan te gelden als akte van afstand zoals bedoeld in artikel 1:104 BW. Gelet op de datum van de bevestigingsbrief van de griffie van de rechtbank, moet het er dan ook voor worden gehouden dat [gedaagde] binnen drie maanden na overlijden van [betrokkene1], dus tijdig, afstand heeft gedaan van de beperkte gemeenschap. In de brief van 23 september 2010 wordt gewag gemaakt van een ‘akte strekkende tot opheffing’. Gezien de onderliggende volmacht en de omschrijving van het onderwerp in die brief, moet worden aangenomen dat dit een vergissing is en dat bedoeld is ‘afstand’.
4.6. Niet in geschil is dat de villa te Marbella behoorde tot deze beperkte gemeenschap van [betrokkene1] en [gedaagde]. Nu het, zoals hiervóór is overwogen, aannemelijk is dat [gedaagde] afstand heeft gedaan van deze beperkte gemeenschap moet het er daarom ook voor worden gehouden dat [gedaagde] thans niet meer krachtens partnerschapsvoorwaarden kan beschikken over een aandeel in de villa. Daardoor kan hij de door Hillock verlangde hypotheek niet vestigen. Dit betekent dat [gedaagde] geen uitvoering zal kunnen geven aan de door Hillock gevorderde veroordeling tot het verlenen van medewerking aan de vestiging van hypotheek op de villa. Die omstandigheid staat in de weg aan toewijzing van de vorderingen, ook in het veronderstelde geval dat [gedaagde] zijn medewerking aan de vestiging van hypotheek op de villa heeft toegezegd en hij dan door afstanddoening van de gemeenschap zichzelf in de positie heeft gebracht dat hij de toezegging niet kan nakomen (vgl. HR 21 mei 1976, NJ 1977, 73 (Oosterhuis/Unigro)). Wel zal in dat geval [gedaagde] schadeplichtig kunnen zijn jegens Hillock. In dit kort geding is in dat verband evenwel geen vordering tot schadevergoeding ingesteld. In het midden kan blijven of die zou zijn toegewezen.
4.7. De slotsom is dan ook dat de vorderingen van Hillock zullen worden afgewezen en dat Hillock als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.079,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Hillock in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.079,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 4 oktober 2010.