ECLI:NL:RBARN:2010:BN9377

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
199595
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door mishandeling en onrechtmatig handelen

In deze zaak vordert eiser een verklaring van de rechtbank dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiser geleden en nog te lijden schade als gevolg van onrechtmatig handelen, specifiek mishandeling. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 14 september 2009 vond er een handgemeen plaats tussen eiser en gedaagde in een weiland dat door eiser van gedaagde was gehuurd. Tijdens dit incident was ook de echtgenote van gedaagde aanwezig. Eiser heeft verklaard dat hij door gedaagde met een hard voorwerp in het gezicht is geslagen en dat hij vervolgens in een wurggreep is genomen, waardoor hij zijn bewustzijn verloor. Gedaagde heeft erkend eiser eenmaal te hebben geslagen, maar stelt dat dit gebeurde uit noodweer, omdat hij vreesde dat eiser zijn echtgenote zou aanvallen. De rechtbank heeft de partijen belast met bewijslevering over de gestelde mishandelingen en de schade die eiser heeft geleden, waaronder medische kosten, schade aan persoonlijke eigendommen en immateriële schade. De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om bewijsstukken te overleggen die zijn stellingen onderbouwen, zoals medische verklaringen en getuigenverklaringen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door partijen over hun bewijsvoering. De rechtbank heeft benadrukt dat de bewijslevering efficiënt zal plaatsvinden, waarbij getuigen gelijktijdig over alle bewijsopdrachten worden ondervraagd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 199595 / HA ZA 10-803
Vonnis van 29 september 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Damstra te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 juli 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 14 september 2009 heeft een handgemeen plaatsgevonden tussen [eiser] en [gedaagde] in het door [eiser] van [gedaagde] gehuurde weiland te [woonplaats]. De echtgenote van [gedaagde], [betrokkene1] was daarbij ook aanwezig.
2.2. [betrokkene1] heeft op 12 oktober 2009 aangifte gedaan van mishandeling op maandag 14 september 2009. Zij heeft daarbij het volgende verklaard:
‘(…) Hierbij wil ik aangifte doen terzake bedreiging en mishandeling gepleegd door [eiser]. Ik voelde me door het gedrag en de gedragingen van [eiser] bedreigd. Ik was bang dat hij me zou slaan met het disselslot. Ik zag en hoorde dat [eiser] boos was. Ik hoorde dat hij me niet liet uitpraten. Dit is een kenmerkend iets voor [eiser] als hij boos is. Hij blijft dan maar razen en tieren. Hij was steeds met zijn vinger dreigend naar mij aan het wijzen en ik hoorde het aan zijn stemverheffing. Hij heeft me ook tweemaal tegen mijn schouder geduwd waardoor ik achterover op een stapel brandhout viel. Ik was bang voor [eiser].’
2.3. Bij emailbericht van 30 september 2009 schrijft de politieagent die op 14 september 2009 naar aanleiding van een melding van [gedaagde] ter plaatse was gekomen:
‘(…) Ik ben inderdaad bij deze melding geweest. Daar trof ik de heer [gedaagde] aan. De andere partij was vertrokken. De heer [gedaagde] gaf aan de heer [eiser] geslagen te hebben. Kort hierna kwam de heer [eiser] ter plaatse. Hij was zijn bril kwijt welke hij direct terug kreeg van de vrouw van de heer [gedaagde]. [eiser] was verder zijn gebit kwijt. [eiser] en [gedaagde] waren beide met de vinger aan het wijzen. Ik zag dat [eiser] een bebloed gezicht had, ik zag een gebroken of kapotte neus. Ik zag ook bloed op zijn shirt. (…)’
2.4. In een brief van 16 november 2009 van [arts1] [rechtbank: arbo arts] aan [eiser] staat onder meer: ‘Omdat wij u zo goed mogelijk willen begeleiden tijdens uw verzuim, nodigen wij u hierbij uit voor het spreekuur. (…) Samen met u zal de heer [arts2] onderzoeken of er voor u mogelijkheden zijn om het werk weer (gedeeltelijk) op te pakken. (…)’
2.5. In een brief van drs. [arts3], psychotherapeut, van 26 januari 2010 aan [eiser] staat onder meer:
‘Intake:
15-01-2010
Tijdens het eerste consult heeft de intake plaatsgevonden. Cliënt doet verslag van het incident in september jl. waarbij hij bedreigd is met de dood door mishandeling en een poging tot wurging door zijn neef. Sindsdien lijdt hij aan vermoeidheid, depressieve gevoelens, boosheid, slapeloosheid en herbelevingen over het incident. Voor het incident was hij een hardwerkend, tevreden en ontspannen mens. (…)
Behandeling:
19-01-2010 EMDR. Tijdens de behandeling werden gevoelens van machteloosheid door herbeleving van het incident omgezet in kracht. De sessie heeft 2 uur geduurd met succesvol resultaat.
Behandeling:
26-01-2010: Cliënt voelt zich voor het eerst sinds het incident stabieler dan voorheen. Hij voelt zich nu in staat om de juiste stappen te zetten in de goede richting, met name in zijn verweer naar de dader. We spreken af om nog een consult te besteden aan consolidatie van de reprocessing.’
2.6. In een brief van fysiotherapeut [arts4] staat onder meer:
‘Betreft: JAM [eiser] (…)
Periode: 19 oktober t/m 29 december 2009, 19 behandelingen (…)
Op 19 oktober kwam de heer [eiser] bij mij onder behandeling i.v.m. nekklachten met uitstraling naar de armen, hoofdpijnklachten en duizeligheid. Uit anamnese en lichamelijk onderzoek kwam het volgende naar voren:
Meneer is 4 weken terug in elkaar geslagen en gewurgd. Hij is na die tijd ook tijdelijk buiten bewustzijn geweest. Er is een bewegingsbeperking in alle bewegingen van de nek en midden wervelkolom met hevige pijnklachten. De pijnklachten stralen door tot in de handen. Er is sprake van hevige hoofdpijn gedurende de gehele dag. Bij de minste inspanning is meneer erg duizelig. Er is sprake van bewegingsangst omdat meneer dan steeds duizelig wordt. Meneer slaapt slecht. In de nacht schrikt meneer vaak wakker omdat hij hetgeen gebeurd is dan opnieuw wordt doorgemaakt. Hevige hypertonie (spierspanning) van de nekspieren. De behandeling bestaat uit: Oefentherapie (…) Coaching (…) Massage. Het resultaat van de behandeling is: Er is vooruitgang opgetreden m.b.t. de beweeglijkheid van de nek en midden wervelkolom. Meneer heeft ook een [de rechtbank begrijpt: geen] angst meer om te bewegen. Hij blijft echter last houden van hoofdpijn en duizeligheid.’
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door (eiser) geleden en nog te lijden schade ten gevolge van [gedaagde]s onrechtmatig handelen,
2. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de geleden schade van
€ 20.000,-- vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van € 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2009,
3. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding, de nakosten inbegrepen.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Onrechtmatige daad/noodweer/eigen schuld
4.1. Aan zijn vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. Op 14 september 2009 werd hij gebeld door [gedaagde] met de mededeling dat de pony’s van [eiser] die verbleven in de wei van [gedaagde], losliepen. Toen [eiser] bij dat weiland aankwam waren [gedaagde] en zijn echtgenote [betrokkene1] al ter plaatse. Er ontstond een woordenwisseling waarna [eiser] besloot zijn paardentrailer die in het weiland stond aan zijn bestelbus te koppelen en mee te nemen. [gedaagde] heeft toen op een zeker moment zonder enige aanleiding [eiser] met een hard voorwerp in het gelaat geslagen, waardoor hij versuft en duizelig werd. [eiser] besloot door te gaan met het koppelen van de paardentrailer aan zijn bestelbus. Toen hij geknield bij de paardentrailer zat is [gedaagde] op de rug van [eiser] gaan hangen waarbij [gedaagde] [eiser] in de wurggreep heeft genomen waardoor [eiser] geen adem kon halen. [eiser] heeft daarop zijn bewustzijn verloren. Toen hij weer bijkwam is hij naar zijn bestelbus gestrompeld. [gedaagde] heeft hem toen nogmaals zonder aanleiding in het gezicht geslagen met een hard voorwerp. Ook heeft [gedaagde] op dat moment een deuk in het linker voorportier van zijn bestelbus getrapt. [gedaagde] weigert daarnaast een aan [eiser] in eigendom toebehorende schrikdraadinstallatie af te geven. Met de mishandelingen, de vernieling van de bestelbus en de weigering tot afgifte van de schrikdraadinstallatie heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld waardoor hij schade heeft geleden, aldus [eiser].
4.2. [gedaagde] heeft erkend dat hij [eiser] eenmaal met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. De aanleiding daarvoor was echter dat [eiser] de echtgenote van [gedaagde] had geduwd waardoor zij achterover was gevallen. Daarop hield [eiser] een slot boven zijn hoofd. Omdat [gedaagde] dacht dat [eiser] zijn echtgenote daarmee wilde slaan, heeft hij [eiser] geslagen. Hij deed dat derhalve om te voorkomen dat zijn echtgenote door [eiser] zou worden geslagen. Daarna bleef [eiser] [betrokkene1] uitschelden. Omdat [gedaagde] wederom vreesde dat [eiser] zijn echtgenote iets zou aandoen, heeft hij [eiser] bij zijn nek gepakt om hem tegen te houden. [gedaagde] heeft betwist dat hij tegen het portier van de bestelbus van [eiser] heeft getrapt. [gedaagde] bestrijdt dat de schrikdraadinstallatie eigendom is van [eiser]. Die installatie is van hem, aldus [gedaagde].
4.3. Daarmee heeft [gedaagde] gemotiveerd bestreden dat hij [eiser] heeft mishandeld op de wijze en in de mate als door [eiser] is gesteld. Op [eiser] rust op grond van artikel 150 Rv de bewijslast van de door hem gestelde mishandelingen. Datzelfde geldt voor de – eveneens bestreden – stellingen van [eiser] dat het linker voorportier van de bestelbus door [gedaagde] is ingetrapt en dat [gedaagde] een aan [eiser] in eigendom toebehorende schrikdraadinstallatie weigert af te geven.
4.4. [gedaagde] heeft erkend dat hij [eiser] tweemaal heeft aangeraakt: hij heeft [eiser] met een vuist in het gezicht geslagen en [eiser] om zijn nek gepakt om hem tegen te houden. In beginsel staat daarmee vast dat [gedaagde] in zoverre onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als gevolg daarvan heeft geleden. [gedaagde] heeft echter een beroep gedaan op noodweer: het jegens [eiser] uitgeoefende geweld was noodzakelijk ter verdediging van [betrokkene1]. Subsidiair heeft [gedaagde] een beroep gedaan op eigen schuld van [eiser]: [eiser] heeft zich door zijn eigen gedrag – het duwen van de echtgenote van [gedaagde] – in de situatie gebracht waarin [gedaagde] hem tot tweemaal toe heeft aangeraakt. [eiser] heeft bestreden dat hij [betrokkene1] op enigerlei wijze heeft aangeraakt. Op [gedaagde] rust de bewijslast van zijn stelling dat sprake was van feiten en omstandigheden die een beroep op noodweer dan wel eigen schuld rechtvaardigen.
4.5. Over de wijze waarop de bewijslevering zal plaatsvinden, wordt hierna (rov. 4.18.) beslist.
Schade
4.6. Vooruitlopend daarop overweegt de rechtbank als volgt. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat [eiser] slaagt in het bewijs van (een van) de gestelde onrechtmatige gedragingen en/of het beroep van [gedaagde] op noodweer of eigen schuld niet (geheel) opgaat, ligt - in verband met de beoordeling van de toewijsbaarheid van het gevorderde voorschot - de vraag voor naar de schade die [eiser] als gevolg van de onrechtmatige gedragingen heeft geleden.
Arbeidsvermogensschade
4.7. [eiser] stelt dat hij in dienst is bij [eiser] B.V., de vennootschap van zijn vrouw, waarvoor hij 20 uur per week in loondienst werkzaam is. Als gevolg van de mishandelingen is hij volledig arbeidsongeschikt geraakt – tot zo’n 8 weken geleden, aldus [eiser] ter zitting van 3 september 2010 – waardoor hij niet in staat was te werken. Omdat zijn loon niet werd doorbetaald, heeft hij schade geleden bestaande uit € 1.477,50 netto per maand aan loonderving. [gedaagde] bestrijdt dat [eiser] arbeidsongeschikt is geraakt als gevolg van de gebeurtenis op 14 september 2009. Ook bestrijdt hij dat [eiser] op dat moment gedurende 20 uur per week werkzaam was voor deze vennootschap en dat hij maandelijks loon kreeg uitbetaald.
4.8. [eiser] stelt weliswaar bij de keuringsarts te zijn geweest en legt ook een uitnodiging van een keuringsarts over, maar uit niets blijkt dat hij door de gevolgen van de mishandelingen volledig arbeidsongeschikt is verklaard gedurende een zekere periode. [eiser] krijgt de gelegenheid bij akte bewijsstukken in het geding te brengen – bijvoorbeeld een besluit of verklaring van de keuringsarts – waaruit dit blijkt. Wanneer [eiser] niet over dergelijke stukken beschikt, dient hij zich erover uit te laten op welke wijze hij het bewijs wil leveren van de stelling dat hij als gevolg van de mishandeling op 14 september 2009 gedurende een bepaalde periode volledig arbeidsongeschikt was.
Voorts verzoekt de rechtbank aan [eiser] loonstroken en bankafschriften over te leggen over de periode maart 2009 – september 2010 waaruit de ontvangst van het gestelde loon blijkt.
Kapotte bril
4.9. [eiser] heeft ter zitting gesteld dat zijn bril door [gedaagde] bij de eerste klap van zijn gezicht is geslagen en dat het montuur vervormd is geraakt. Hij verwijst in dat verband ook naar door hem overgelegde foto’s van het gezicht van [eiser] van vlak na de mishandeling waarop valt te zien dat [eiser] zijn bril moet hebben opgehad toen hij door [gedaagde] werd geslagen (productie 2 bij dagvaarding). [gedaagde] bestrijdt dit. [eiser] had volgens hem geen bril op toen [gedaagde] hem sloeg. Die was al eerder van zijn gezicht gevallen en [eiser] is daar vervolgens (waarschijnlijk) zelf op gaan staan, aldus [gedaagde]. Op grond van artikel 150 Rv rust op [eiser] de bewijslast van zijn stelling dat de bril door [gedaagde] van zijn gezicht is afgeslagen. In dat verband merkt de rechtbank nog op dat op de zwartwit kopieën van de foto’s die [eiser] in het geding heeft gebracht niet veel valt te zien. [gedaagde] heeft nog betoogd dat de vervorming van de bril niet het gevolg kan zijn van een klap – de bril zou dan doormidden zijn gegaan – maar doordat er iemand op is gaan staan. Wanneer [eiser] slaagt in het bewijs van zijn stelling dat de bril door [gedaagde] van zijn gezicht is geslagen, dient een vervorming van het montuur doordat nadien iemand op de bril is gaan staan naar het oordeel van de rechtbank als gevolg van die handeling aan [gedaagde] te worden toegerekend (artikel 6:98 BW).
4.10. Wanneer [eiser] in die bewijslevering zou slagen, ligt de vraag voor naar de omvang van de schade. [eiser] vordert € 1.980,-- bestaande uit de kosten in verband met een nieuw montuur (€ 518,--), tweemaal de kosten van een paar met nieuwe glazen (à
€ 780,-- per paar). Het montuur was, zo staat niet ter discussie, na de mishandeling vervormd zodat het moest worden vervangen. Tegen de hoogte van de in dat verband gestelde schade heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd zodat dat bedrag, ingeval [eiser] in het bewijs slaagt, in het kader van het gevorderde voorschot toewijsbaar is.
4.11. [eiser] heeft gesteld dat hij als gevolg van de mishandeling wazig en dubbel is gaan zien en dat hij daarom tot tweemaal toe nieuwe glazen aangemeten heeft gekregen. [gedaagde] heeft dit bestreden en betwist dat de genoemde kosten in verband staan met de mishandeling. De rechtbank constateert dat de stelling dat de mishandeling heeft geleid tot de genoemde oogproblemen niet is gestaafd met bijvoorbeeld verklaringen van een (behandelend) oogarts. [eiser] heeft wel een verklaring overgelegd van zijn opticien maar uit die verklaring valt niet af te leiden dat de door opticien als ‘niet te plaatsen’ aangeduide klachten het gevolg zijn van de mishandeling. [eiser] krijgt de gelegenheid medische informatie in het geding te brengen van de oogarts bij wie hij, zo heeft hij verklaard, onder behandeling is geweest. Voorts dient hij zich erover uit te laten of en zo ja, op welke wijze hij bewijs wil leveren van zijn stelling dat hij als gevolg van de mishandeling oogklachten ondervond (of nog steeds ondervindt) en dat hij vanwege die klachten tot tweemaal toe nieuwe glazen heeft moeten bestellen.
Kapotte pantalon
4.12. [eiser] stelt dat zijn pantalon als gevolg van de mishandeling stuk is gegaan. Hij had die dag geen kapotte broek aan, zoals [gedaagde] heeft gesuggereerd. Na de mishandelingen bleek zijn broek stuk. Hij vordert de kosten van een nieuwe broek ad
€ 119,--. [gedaagde] betwist dat de broek stuk is gegaan door de gestelde mishandelingen. Volgens hem loopt [eiser] altijd in een kapotte broek. [eiser] wordt toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat zijn pantalon als gevolg van de mishandelingen kapot is gegaan. Als hij in dat bewijs slaagt, is het gestelde bedrag in het kader van het gevorderde voorschot toewijsbaar nu [gedaagde] daartegen geen verweer heeft gevoerd.
Verlies portefeuille
4.13. [eiser] stelt dat hij een portefeuille bij zich droeg met een inhoud van € 1.500,--. Bij thuiskomst na de mishandelingen bleek de portefeuille niet meer in de achterzak van zijn broek te zitten. Hij stelt dat hij de portefeuille als gevolg van de mishandelingen is verloren waardoor hij schade lijdt ter hoogte van het verloren bedrag van € 1.500,--. [gedaagde] voert aan dat hij geen portefeuille heeft gezien. Hij betwist dat [eiser] die is kwijtgeraakt als gevolg van de mishandelingen en als dat al zo is, is dat niet aan hem te wijten. Ook betwist [gedaagde] dat er € 1.500,-- in de portefeuille zat. [eiser] wordt toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat hij als gevolg van de mishandelingen zijn portefeuille met een inhoud van € 1.500,-- heeft verloren.
Ziektekosten
4.14. [eiser] vordert € 459,22 in verband met kosten voor medische behandelingen vanwege de mishandelingen die hij niet vergoed krijgt van zijn verzekeraar. Ter onderbouwing van die vordering legt hij een brief over van VGZ van 12 november 2009 waarin staat dat genoemd bedrag voor zijn eigen rekening komt. In het bijgevoegde kostenoverzicht staan behandelingen in het Jeroen Bosch Ziekenhuis op 15 en 18 september 2009 en een recept van apotheek De Maasbloem. [gedaagde] voert aan dat uit dit overzicht niet blijkt waarop de kosten nu precies betrekking hebben en dat deze verband houden met de gestelde mishandelingen. [eiser] krijgt de gelegenheid bij akte nader toe lichten, zoveel mogelijk onderbouwd met stukken, waarop de in het kostenoverzicht genoemde behandelingen/recepten betrekking hebben en in hoeverre die verband houden met de gestelde mishandelingen.
Reiskosten
4.15. [eiser] heeft € 370,50 gevorderd in verband met gemaakte reiskosten vanwege geneeskundige behandeling en controle in verband met de mishandelingen. [eiser] heeft schriftelijk uiteengezet (productie 12) op welke medische behandelingen de reizen betrekking hadden, wat de gereden afstand per behandeling was en hoe hij komt op de berekende kilometerprijs van € 0,39. [gedaagde] voert ook ten aanzien van de reiskosten aan dat niet nader is onderbouwd waarvoor die zijn gemaakt en dat deze zijn gemaakt in verband met de mishandelingen. [eiser] krijgt de gelegenheid om bij akte, zo veel mogelijk onderbouwd met stukken, het reisdoel en met name het verband met de gestelde mishandelingen te onderbouwen. Tegen de hoogte van de gevorderde kilometervergoeding heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt zodat daarvan zal worden uitgegaan.
Schrikdraadinstallatie, portier bestelbus
4.16. Tegen de hoogte van de gevorderde schade in verband met de schrikdraadinstallatie (€ 350,--) en de beschadigde linker voorportier (€ 650,--) heeft [gedaagde] verder geen verweer gevoerd. Wanneer [eiser] slaagt in de bewijslevering op deze onderdelen, zijn de genoemde bedragen – in het kader van het gevorderde voorschot – toewijsbaar.
Smartengeld
4.17. [eiser] heeft het voorschot op de geleden immateriële schade begroot op
€ 10.000,--. Daarover zal in een later stadium worden geoordeeld.
Verdere verloop
4.18. Beide partijen zijn met meerdere bewijsopdrachten belast. Uit oogpunt van proceseconomie zal de bewijslevering ten aanzien van alle bewijsopdrachten aan beide zijden in zowel de enquête als de contra-enquête – afhankelijk van het aantal getuigen - zoveel mogelijk tijdens één zitting plaatsvinden, waarbij de getuigen tijdens hun verhoor gelijktijdig over alle bewijsopdrachten zullen worden ondervraagd. De rechtbank verzoekt [eiser] om voorafgaand aan de getuigenverhoren de medische informatie in het geding te brengen, met afschrift aan de wederpartij, in verband met het gestelde letsel als gevolg van de gebeurtenissen op 14 september 2009.
4.19. Na bewijslevering krijgt [eiser] de gelegenheid zich bij akte (al dan niet de conclusie na enquête) uit te laten over hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 4.8., 4.11., 4.14. en 4.15. In dat verband overweegt de rechtbank nog dat [eiser] ter zitting heeft verklaard dat hij nagenoeg is hersteld en weer aan het werk is. Daarmee rijst de vraag of de totale geleden schade zich niet thans laat begroten. In dat geval is een verwijzing naar de schadestaat niet aan de orde. [eiser] krijgt de gelegenheid zich hierover bij voornoemde akte uit te laten en, wanneer de schade zich thans laat begroten, zijn vordering in die akte aan te passen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [eiser] op te bewijzen dat [gedaagde] hem op 14 september 2009 heeft mishandeld op de wijze zoals beschreven in rov. 4.1.,
5.2. draagt [eiser] op te bewijzen dat [gedaagde] het linker voorportier van zijn bestelbus heeft vernield,
5.3. draagt [eiser] op te bewijzen dat de schrikdraadinstallatie die [gedaagde] weigert af te geven, in eigendom aan [eiser] toekomt,
5.4. draagt [eiser] op te bewijzen dat zijn bril door [gedaagde] van zijn gezicht is geslagen,
5.5. draagt [eiser] op te bewijzen dat zijn pantalon kapot is gegaan als gevolg van de mishandelingen,
5.6. draagt [eiser] op te bewijzen dat hij als gevolg van de mishandelingen zijn portefeuille met een inhoud van € 1.500,-- is verloren,
5.7. draagt [gedaagde] op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het door hem jegens [eiser] uitgeoefende geweld noodzakelijk was ter verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zichzelf of een ander,
5.8. draagt [gedaagde] op te bewijzen feiten en omstandigheden die een beroep op eigen schuld van [eiser] rechtvaardigen,
5.9. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 oktober 2010 voor uitlating door [eiser] en door [gedaagde] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.10. bepaalt dat [eiser] en [gedaagde], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.11. bepaalt dat [eiser] en [gedaagde], indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op vrijdagen in de maanden december 2010 tot en met februari 2011 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.12. bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.C.P. Giesen in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.13. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.14. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.