zaaknummer / rolnummer: 202644 / KG ZA 10-442
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2010
de stichting
STICHTING IRISZORG,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. P.A.C. van Buul te Nijmegen,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C. Nome te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Stichting IrisZorg en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Stichting IrisZorg
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Stichting IrisZorg is een organisatie voor verslavingszorg en maatschappelijke opvang. Zij biedt trajecten aan voor wonen, werken en verslavingsbehandeling. Voorts richt Stichting IrisZorg zich op preventie en onderzoek om middelengebruik, verslavingsproblemen en dakloosheid te voorkomen. Ten slotte geeft zij voorlichting, training en advies.
2.2. [gedaagde] heeft onder begeleiding van Stichting IrisZorg van 29 januari 2010 tot 22 februari 2010 in een 24-uursbehandelcentrum gezeten in verband met - kort gezegd - alcohol- en drugsproblematiek. Na afloop van deze periode heeft zij haar intrek genomen in de woning aan de [adres] te [woonplaats]. In verband hiermee zijn tussen Stichting IrisZorg en [gedaagde] op 22 februari 2010 twee overeenkomsten gesloten, te weten een begeleidingsovereenkomst en een gebruikersovereenkomst.
2.3. In de begeleidingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
I. Deze begeleidingsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van 12 maanden, welke periode in onderling overleg tussen de partijen bij deze overeenkomst kan worden verlengd.
II. Bij het in werking treden van deze overeenkomst dient de cliënt zich bekend te verklaren met de (statutaire) doelstelling van IrisZorg.
IV. Met het oog op de leefbaarheid in en om de woonruimte dient de cliënt:
a. zelf zijn eigen woonruimte schoon te houden en te onderhouden;
b. in de directe woonomgeving geen overlast te bezorgen;
V. Beëindiging van de begeleidingsovereenkomst
a. Deze overeenkomst wordt ontbonden door tijdsverloop, nu zij ingevolge art. I is aangegaan voor de duur van 12 maanden.
(…)
b. Deze overeenkomst wordt tevens ontbonden wanneer door wijziging in de persoonlijke omstandigheden van de cliënt in redelijkheid van IrisZorg niet langer kan worden gevergd dat zij de begeleiding voortzet.
c. Voor het overige heeft IrisZorg het recht de begeleidingsovereenkomst onverwijld en met onmiddellijke ingang te ontbinden bij:
1. het veroorzaken van overlast door de cliënt, o.a. door herhaaldelijk overmatig alcohol/drugsgebruik en drugshandel;
2. geweldpleging tegen of mishandeling van een begeleider(s) door cliënt;
3. het niet nakomen van verplichtingen uit deze overeenkomst;
2.4. In de gebruikersovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
1. dat IrisZorg zich, mede blijkens haar statuten, ten doel stelt tijdelijke huisvesting te verstrekken aan personen waarvan verwacht wordt dat die zonder begeleiding niet (meteen) in staat zijn op eigen kracht een thuissituatie te creëren en in stand te houden;
2. dat IrisZorg voor dat doel onder meer woningen huurt van woningbouwverenigingen resp. -stichtingen, teneinde die woningen uitsluitend ter beschikking te stellen aan door IrisZorg te begeleiden personen (al dan niet in groepsverband);
3. dat aan cliënt de hierna omschreven woning uitsluitend met dat doel ter beschikking wordt gesteld door IrisZorg, waarmee cliënt zich bekend en akkoord verklaart;
4. dat de duur van de begeleidingsperiode in de woning, die door IrisZorg van de woningbouwverenigingen resp. -stichtingen voor dit doel wordt gehuurd, in principe 12 maanden is en indien mogelijk vastgesteld en vastgelegd dat cliënt zich ermee bekend verklaart dat een voortijdige beëindiging van de begeleiding met zich mee brengt dat het gebruik van de ter beschikking gestelde woonruimte dient te worden beëindigd;
5. dat cliënt, gelet op het gestelde onder punt vier, dan ook verplicht is na enige vorm van tussentijdse beëindiging de hierna omschreven woning te ontruimen en weer ter beschikking van IrisZorg te stellen;
6. dat partijen het er, gelet op het bovenstaande, over eens zijn dat zij met deze overeenkomst in samenhang met de bijbehorende begeleidingsovereenkomst een zogeheten “sui generis” overeenkomst aangaan. Waarmee bedoeld wordt dat het leerproces van de cliënt (dat wil zeggen zelfstandig leven, met alle vaardigheden van dien, en wonen) van meer belang is dan het enkel in gebruik krijgen van de woonruimte.
komen verder het volgende overeen:
I In het kader van het hierboven vermelde stelt IrisZorg aan cliënt ter beschikking:
de zelfstandige woonruimte, zich bevindend aan:
met inbegrip van de bijbehorende tuin/garage/bergruimte/schuur/balkon
hierna te noemen de woning
Deze overeenkomst wordt met ingang van 22 februari 2010
aangegaan voor de duur van de begeleidingsperiode, zijnde 12 maanden.
Iedere vorm van tussentijdse beëindiging van de tussen partijen geldende begeleidingsovereenkomst, welke aan deze gebruiksovereenkomst wordt gehecht, brengt tevens beëindiging van de begeleidingsovereenkomst met zich mee.
II Het is de cliënt bekend dat IrisZorg als huurder van de woning gehouden is te
voldoen aan de Algemene Bepalingen behorend bij de huurovereenkomst met
de verhuurder. Aan deze gebruiksovereenkomst is een exemplaar van deze
Algemene Bepalingen gehecht. Cliënt is verplicht de in gebruik genomen
woning zodanig te gebruiken dat IrisZorg aan genoemde verplichtingen kan
voldoen. In geval van klachten of overlast is de cliënt in gebreke tegenover
IrisZorg.
VII De door cliënt aan IrisZorg verschuldigde vergoeding bedraagt 386,61 euro
(zegge driehonderd zesentachtig euro, eenenzestig eurocent)
per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling vóór de eerste dag van iedere maand dient te worden voldaan op: (…)
IX Deze gebruiksovereenkomst is onlosmakelijk verbonden met de aangehechte begeleidingsovereenkomst en wordt door deze gebruiksovereenkomst aangevuld. Cliënt verklaart zich met de inhoud van de begeleidingsovereenkomst bekend.
2.5. Voorts zijn er tussen Stichting IrisZorg en [gedaagde] op 22 februari 2010 aanvullende voorwaarden overeengekomen. Deze luiden als volgt:
- Je mag geen overlast in, of rondom, de woning veroorzaken.
- Je mag niemand laten inwonen.
- Je houdt je aan de afspraken die zijn gemaakt met iriszorg en eventueel ander
hulpverleners.
- Je bent verantwoordelijk voor je bezoek en ook je bezoek mag geen overlast veroorzaken.
Als je je aan bovenstaande voorwaarden en de voorwaarden in de begeleidingsovereenkomst en de gebruikersovereenkomst niet houdt dan stoppen we met jouw begeleiding. Dit heeft tot gevolg dat je direct de woning moet verlaten.
2.6. Bij de stukken bevinden zich enkele op schrift gestelde klachten van omwonenden over het gedrag van [gedaagde] in en rond de woning. Tevens bevindt zich bij de stukken een zogenaamde sfeerrapportage van de politie Gelderland-Zuid van 15 juni 2010, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Samenvatting.
Na raadpleging van de politiesystemen bleek mij het volgende:
[gedaagde] veroorzaakt ernstige (lees: overlast; vrz) voor haar omgeving. Zij wordt
regelmatig dronken aangetroffen op de openbare weg. Ook komt het frequent voor dat zij
buurtbewoners lastig valt als zich een probleem met betrekking tot relaties voordoet in
haar woning.
[gedaagde] is kennelijk niet in staat om ongewenst herenbezoek te weren uit haar woning.
Gebruikers van hard- en softdrugs worden regelmatig in haar woning aangetroffen. Ook worden er grote hoeveelheden alcoholhoudende drank genuttigd in de woning door verscheidene personen. Dit alles geeft ernstige overlast voor haar directe omgeving en woongenot van de omwonenden.
2.7. Op 13 april 2010 heeft Stichting IrisZorg in een gesprek met [gedaagde] de overlastklachten doorgenomen. Daarbij heeft zij tevens aangegeven de gebruikers- en begeleidingsovereenkomst per 1 augustus 2010 stop te zetten. Dit gesprek heeft Stichting IrisZorg bij brief van 27 april 2010 aan [gedaagde] bevestigd, waarna [gedaagde] de brief ‘voor gezien’ heeft ondertekend.
2.8. Bij brief van 11 juni 2010 heeft Stichting IrisZorg onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:
Gezien de enorme toename van de klachten door de buurtbewoners in de afgelopen weken hebben wij gisteren 10 juni 2010, in onderling overleg besloten dat de begeleidings- en gebruikersovereenkomst met betrekking tot de [adres] te [woonplaats] met wederzijds goedvinden tegen 1 juli 2010 wordt beëindigd. We kunnen uw aanwezigheid in deze woning niet langer handhaven. (…)`
Uiterlijk woensdag 30 juni 2010 dient u de woning te hebben ontruimd en weer leeg ter beschikking van IrisZorg te stellen.
2.9. [gedaagde] heeft voornoemde brief niet voor akkoord ondertekend.
2.10. Bij brief van 16 juli 2010 heeft de advocaat van Stichting IrisZorg onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:
In deze brief doe ik nog mededeling van het feit dat door IrisZorg de met u gesloten
overeenkomsten - zowel de begeleidingsovereenkomst als de gebruiksovereenkomst -
worden ontbonden vanwege het feit dat u tekort komt in de nakoming van uw verplichtingen
voortkomende uit deze overeenkomsten. (…)
Deze brief is bedoeld om u mededeling te doen van de buitengerechtelijke ontbinding van
de overeenkomsten en u te sommeren om met onmiddellijke ingang de woning te verlaten
en verlaten te houden, onder inlevering van de sleutels aan cliënte.
2.11. [gedaagde] is niet overgegaan tot ontruiming van de woning.
3.1. Stichting IrisZorg vordert dat [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld om de woning c.a., staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], postcode [postcode], onmiddellijk na betekening van dit vonnis, althans op een door de voorzieningenrechter nader te bepalen termijn, met alle zich daarop en daarin bevindende personen en roerende zaken, althans met al het hare en de hunnen, te (doen) verlaten en ontruimen en door overgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stichting IrisZorg te stellen en de betreffende woning niet meer te betreden, met machtiging van Stichting IrisZorg om [gedaagde], in geval van weigering of nalatigheid, tot ontruiming te noodzaken zonodig met behulp van de sterke arm van justitie en/of politie. Tevens vordert Stichting IrisZorg dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2. Stichting IrisZorg legt primair aan haar vordering ten grondslag dat partijen op 13 april 2010 met wederzijds goedvinden hebben besloten dat de overeenkomsten per 1 augustus 2010 eindigen. [gedaagde] dient deze afspraak na te komen en derhalve de aan haar in gebruik gegeven woning uiterlijk per 31 juli 2010 te hebben verlaten. Subsidiair stelt Stichting IrisZorg dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Zij veroorzaakt grote overlast in en rond de woning en laat mensen in haar woning inwonen, althans grijpt niet in als deze mensen overlast veroorzaken. Volgens Stichting IrisZorg gaat het om een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] die de ontbinding van de overeenkomsten in een bodemprocedure rechtvaardigt, zodat voortuitlopend daarop de ontruiming thans kan worden toegewezen.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Stichting IrisZorg voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening zoals gevorderd en dat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht, gelet op de aard van de verwijten die [gedaagde] worden gemaakt.
4.2. De vordering tot ontruiming is primair gebaseerd op de stelling dat partijen op 13 april 2010 met wederzijds goedvinden hebben besloten dat de gebruikers- en begeleidingsovereenkomst per 1 augustus 2010 eindigen, en dat [gedaagde] deze afspraak derhalve dient na te komen.
4.3. Voorop wordt gesteld dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in een geval als hier aan de orde, waarbij door een hulpverlenende instantie in het kader van huisvesting en begeleiding een overeenkomst is gesloten met een partij die te kampen heeft met alcohol- en drugsproblematiek, zekere eisen moeten worden gesteld aan een beëindiging in onderling overleg van die overeenkomst. [gedaagde] heeft ter zitting bevestigd dat zij in het gesprek op 13 april 2010 akkoord was met de afspraak zoals hiervoor genoemd, maar zij heeft daaraan toegevoegd dat zij zich tijdens dat gesprek sterk onder druk gezet voelde door Stichting IrisZorg. Ook staat vast dat de schriftelijke bevestiging van de gemaakte afspraak op 27 april 2010 door [gedaagde] slechts ‘voor gezien’ is ondertekend. Voorshands geoordeeld valt onder deze omstandigheden in het kader van dit kort geding niet onomstotelijk vast te stellen dat de wil van [gedaagde] erop was gericht daadwerkelijk mee te willen werken aan beëindiging in onderling overleg van de gebruikers- en begeleidingsovereenkomst per 1 augustus 2010. Dit betekent dat de vordering niet op basis van een overeenkomst tot beëindiging van het gebruik kan worden toegewezen.
4.4. Resteert derhalve de vraag of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de buitengerechtelijke ontbinding van de gebruikers- en begeleidingsovereenkomst tussen partijen zal aanvaarden, dan wel die overeenkomsten zal ontbinden op de grond dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van uit die overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, zodat vooruitlopend hierop de vordering tot ontruiming van de woning van [gedaagde] kan worden toegewezen.
4.5. Stichting IrisZorg stelt dat [gedaagde] grote overlast in en rond de woning veroorzaakt en dat zij mensen in haar woning laat inwonen, althans dat zij niet ingrijpt als deze mensen overlast veroorzaken. Dit is in strijd met hetgeen is bepaald in de gebruikers- en begeleidingsovereenkomst, alsmede met de aanvullende voorwaarden. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst Stichting IrisZorg naar de in het geding gebrachte klachten van omwonenden en de sfeerrapportage van de politie Gelderland-Zuid van 15 juni 2010. Volgens Stichting IrisZorg gaat het onder meer om gewelddadige ruzies, intimidaties, geluidsoverlast in en om de woning en het laveloos op straat, in het trappenhuis en op het balkon lallen.
4.6. [gedaagde] betwist op zichzelf niet dat er in en rond de woning overlast wordt veroorzaakt. Zij stelt echter dat deze overlast met name wordt veroorzaakt door een ‘relatie’ die telkens ongevraagd bij haar aan de deur staat. Wat hier ook van zij, vaststaat dat [gedaagde] deze relatie verschillende keren in haar woning heeft binnengelaten en dat er spullen van hem in de woning aanwezig waren. Bovendien blijkt uit de overgelegde klachten van omwonenden en de sfeerrapportage van de politie vooralsnog genoegzaam dat er tussen [gedaagde] en de relatie heftige ruzies hebben plaatsgevonden die vaak onder invloed van alcohol gepaard zijn gegaan met luidkeels schreeuwen, slaande deuren, kapotgeslagen interieur en in sommige gevallen fysiek geweld. Er bestaat vooralsnog geen aanleiding om aan deze klachten en sfeerrapportage te twijfelen. Verder is uit niets gebleken dat [gedaagde] daadwerkelijk actie heeft ondernomen om, zoals zij zelf stelt, de overlast die haar achtervolger aan haar veroorzaakt, te (doen) stoppen, bijvoorbeeld door het vorderen van een straat- en/of contactverbod.
4.7. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat voldoende
aannemelijk is geworden dat [gedaagde] in aanzienlijke mate overlast aan omwonenden heeft veroorzaakt. Daarbij kan in het midden blijven aan wie en in welke mate de overlast precies is toe te rekenen, nu de toerekenbaarheid geen vereiste vormt voor de ontbinding van beide overeenkomsten. Gelet op het repeterende karakter van de overlast levert dit een aanmerkelijke tekortkoming op in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de de gebruikers- en begeleidingsovereenkomst, alsmede de aanvullende voorwaarden. Voor zover deze overeenkomsten (mede) zijn te beschouwen als een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte heeft te gelden dat [gedaagde] als gevolg van de veroorzaakte overlast ernstig is tekortgeschoten in haar verplichting zich ten aanzien van het gebruik van de woning als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW). Daarbij is van belang dat een huurder tevens verantwoordelijk is voor hetgeen zich in zijn of haar woning afspeelt (vergelijk artikel 7:219 BW), zodat in dit geval [gedaagde] ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor eventuele overlast die door anderen wordt veroorzaakt.
4.8. Een en ander leidt tot de conclusie dat, nu ten aanzien van [gedaagde] sprake is van een aanmerkelijke tekortkoming in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, vooralsnog voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure op grond hiervan beide overeenkomsten tussen partijen zullen worden ontbonden. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming kan worden toegewezen. De termijn waarbinnen de ontruiming dient plaats te vinden wordt daarbij gesteld op één week na betekening van dit vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie zal eveneens worden toegewezen. Mede gelet op de financiële positie van [gedaagde] bestaat er geen aanleiding om daarnaast ook nog een dwangsom op te leggen. Deze zal dan ook worden afgewezen.
4.9. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Iriszorg worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- vast recht € 263,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.166,93
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om de woning c.a., staande en gelegen te [woonplaats] aan de
[adres], postcode [postcode], binnen één (1) week na betekening van dit vonnis met alle zich daarop en daarin bevindende personen en roerende zaken te (doen) verlaten en ontruimen en door overgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stichting IrisZorg te stellen en de betreffende woning niet meer te betreden,
5.2. machtigt Stichting IrisZorg om, indien [gedaagde] in gebreke blijft met de onder 5.1 vermelde ontruiming, zelf de ontruiming te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting IrisZorg tot op heden begroot op € 1.166,93,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 4 augustus 2010.