zaaknummer / rolnummer: 201592 / KG ZA 10-387
Vonnis in kort geding van 21 juli 2010
[eisers],
eisers,
advocaat mr. A.E. Klomp te Nijmegen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. D.H. Nas te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisers] en ADST genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van ADST.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. ADST is een projectontwikkelaar. [eisers] Holding B.V. is een transportbedrijf en eigenaar van het perceel [straat] 5, kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] B 4629. Eiser sub 2 is eigenaar van [straat] 5a, kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] B 4628. Eiser sub 2 en 3 zijn samen eigenaar van [straat] 5a, bekend als gemeente [woonplaats] B 4630 en B 4631. Eiser sub 4 is eigenaar van [straat] 7 en 7a, kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], B 4351 en B 4084. Voornoemde percelen zullen hierna als ‘de percelen’ worden aangeduid.
2.2. Het transportbedrijf van [eisers] is gevestigd aan de rand van de kern van [woonplaats] en staande en gelegen op de hiervoor bedoelde percelen. [eisers] wil het transportbedrijf verplaatsen naar een ander perceel in de gemeente [woonplaats] en op dat perceel nieuwbouw plegen ten behoeve van het transportbedrijf.
2.3. ADST heeft te kennen gegeven de percelen van [eisers] te willen kopen ten behoeve van projectontwikkeling die moet uitmonden in nieuwbouw van woningen op die percelen. De nieuwbouw van een bedrijfspand voor [eisers] op het nog te verwerven perceel zou worden verricht door [aannemersbedrijf] B.V. op grond van een daartoe tussen de partijen gesloten aannemingsovereenkomst van 14 april 2009.
2.4. Na een voorgeschiedenis van eerdere contracten hebben [eisers] en ADST, bijgestaan door hun (toenmalige) raadslieden, opnieuw onderhandeld over de verkoop van de percelen aan ADST en de nieuwbouw van een bedrijfspand voor [eisers], en daarover overeenstemming bereikt op 5 oktober 2009. In de tussen de partijen gesloten overeenkomst staat, voor zover van belang:
“(…)
Artikel 2. Akte van levering
De akte van levering zal gepasseerd worden uiterlijk op 31 oktober 2010, of zoveel eerder als ADST Ontwikkelling wenselijk acht, of zoveel later als ADST Ontwikkeling over een bruikbare bouwvergunning beschikt.
Artikel 3. Opschortende voorwaarde
Deze overeenkomst wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat ADST Ontwikkeling uiterlijk op 31 december 2010 over een bruikbare bouwvergunning zal komen te beschikken ten behoeve van het uitwerkingsplan d.d. 30 september 2008 (zie bijlage 1).
Een bruikbare bouwvergunning ontstaat 6 weken, nadat deze op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, en er binnen deze termijn geen bezwaar of beroep is ingesteld, of wanneer er binnen deze termijn wel bezwaar/beroep is ingesteld, er binnen deze termijn geen verzoek om schorsing is ingediend, dit verzoek niet is toegewezen, of wanneer het verzoek om schorsing wel is toegewezen, op het moment dat de voorlopige voorziening vervalt.
Indien ADST Ontwikkeling niet uiterlijk op 31 december 2010 over een bruikbare bouwvergunning zal komen te beschikken, zijn partijen niet aan de bepalingen van deze overeenkomst gebonden, zulks met uitzondering van de artikelen 14 en 15 van deze overeenkomst. De artikelen 14 en 15 van deze overeenkomst treden onmiddellijk in werking en blijven ook wanneer de opschortende voorwaarde niet in vervulling gaat, van kracht.
(…)
Artikel 11. Aanneemovereenkomst
De aanvankelijk tussen [eisers] B.V. en ADST Bouwbedrijf gesloten aanneemovereenkomst (zie bijlage 2) zal door [eisers] B.V. en ADST Bouwbedrijf gestand worden gedaan onder de voorwaarden dat:
- de verplichtingen van [eisers] B.V. en ADST Bouwbedrijf uit hoofde van de aanneemovereenkomst over en weer worden opgeschort, tot het moment dat ADST Ontwikkeling over een bruikbare bouwvergunning beschikt als bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst én ADST Ontwikkeling aan [eisers] de nationale borggarantie heeft verstrekt zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 4 van deze overeenkomst. [eisers] B.V. zal in dat geval aan ADST Bouwbedrijf binnen één week een verklaring van haar bank overleggen waaruit blijkt dat zij in staat zal zijn de nog te vervallen aanneemtermijnen te voldoen;
- indien en zodra is voldaan aan de hiervoor in dit artikel omschreven voorwaarden zal ADST Bouwbedrijf de bouwwerkzaamheden zo spoedig mogelijk aanvangen/hervatten;
- de aanneemsom is verder vast tot einde bouw.
Artikel 12. Ontruiming huidige woonpercelen/ oplevering nieuwe kavels
(…)
4. [eisers] Senior en [eisers] Junior behouden verder ieder een kavel ter grootte van 400 m2 in het door ADST Ontwikkeling te realiseren nieuwbouwplan, een ander conform het uitwerkingsplan d.d. 30 september 2008.
5. Alle notariële kosten, die gemoeid zijn met het vastleggen van de eigendom van [eisers] Senior en [eisers] Junior van de in het vierde lid van dit artikel genoemde kavels, zijn voor rekening van ADST Ontwikkeling B.V.
6. ADST Ontwikkeling B.V. zal de in het vierde lid van dit artikel bedoelde kavels uiterlijk binnen vijf maanden nadat [eisers] Senior en [eisers] Junior hun huidige woningen hebben verlaten, bouwrijp (op)leveren/ter beschikking stellen. (…)
7. [eisers] Senior en [eisers] Junior zullen op deze kavels voor eigen rekening en risico een vrijstaande woning realiseren. [eisers] Senior en [eisers] Junior vragen in dat kader zelf de benodigde (bouw)vergunningen aan. (…)
Artikel 13. Rentevergoeding
[eisers] is rente verschuldigd aan haar bank in verband met de overbrugging/ voorfinanciering ten behoeve van de nieuwbouw. ADST Ontwikkeling zal 50% van de rente die [eisers] ter overbrugging/voorfinanciering van de aanneemsom en de aankoop van de grond (tezamen tot een maximum financieringsbedrag van
€ 1.100.000,00) aan haar bank dient te vergoeden voor haar rekening nemen met ingang van de datum waarop een bruikbare bouwvergunning is ontstaan, doch uiterlijk met ingang van de datum waarop [eisers] het door haar van de gemeente [woonplaats] ten behoeve van de nieuwbouw gekochte perceel dient af te nemen, blijkens een schriftelijke verklaring van de gemeente, tot de datum van levering. Betaling zal geschieden aan de hand van afrekeningen/facturen van de bank van [eisers], binnen 30 dagen na toezending daarvan. De laatste termijn zal uiterlijk bij het passeren van de akte van levering bij de notaris worden voldaan. (…)
Artikel 15 Eerdere afspraken
Met de ondertekening van deze overeenkomst vervallen de eerder tussen partijen gemaakte afspraken, waaronder, maar niet uitsluitend, de samenwerkingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst. (…)”
2.5. ADST heeft voor woningbouw op de percelen een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan en een aanvraag om een bouwvergunning ingediend. Op 23 februari 2010 zijn beiden door de gemeente [woonplaats] verleend.
2.6. Tegen de verleende bouwvergunning is bezwaar ingediend. Er is niet verzocht om schorsing van de besluiten.
2.7. In het huidige bouwplan van ADST is nog onvoldoende rekening gehouden met de tot de watergang en een dijk te bewaren afstand.
3.1. [eisers] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad,
I ADST veroordeelt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis een notaris aan te wijzen ten overstaan van wie de akte tot levering van de percelen zal worden gepasseerd, op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per dag tot maximaal
€ 2.000.000,-;
II ADST veroordeelt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het Kadaster opdracht te geven twee kavels van 400m2 in te meten die [A] [eisers] en [B] [eisers] zullen verkrijgen, op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per dag tot maximaal € 2.000.000,-;
III ADST veroordeelt om uiterlijk 31 oktober 2010 de koopprijs voor de percelen van € 1.100.000,- te storten op de kwaliteitsrekening van de door ADST aan te wijzen notaris, op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per dag tot maximaal € 2.000.000,-;
IV ADST veroordeelt om uiterlijk 31 oktober 2010 op het kantoor van de door haar aangewezen notaris te verschijnen en mee te werken aan de notariële overdracht van de percelen en te bepalen dat, indien ADST dit weigert, dit vonnis in de plaats treedt van die medewerking althans dat ADST in dat geval een dwangsom verbeurt van € 50.000,- per dag tot maximaal € 2.000.000,-;
V ADST veroordeelt om uiterlijk 31 oktober 2010 voor haar rekening de aangewezen notaris opdracht te geven tot de juridische levering en daaraan mee te werken, op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per dag tot maximaal € 2.000.000,-;
VI een andere voorziening te treft die recht doet aan de belangen van [eisers];
VII ADST veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eisers].
4.2. [eisers] voert aan dat de opschortende voorwaarde in art. 3 van de overeenkomst met ADST is vervuld door de verlening van de bouwvergunning en het uitblijven van een verzoek om schorsing. Daarmee staat vast dat ADST, conform art. 2 van de overeenkomst, gehouden is de percelen op 31 oktober 2010 van [eisers] af te nemen, aldus [eisers]. Dat deze uitleg van de overeenkomst juist is blijkt mede uit de artt. 11 en 13. Tussen de partijen is in art. 11 overeengekomen dat de nieuwbouw van het bedrijfspand zou worden hervat zodra – door verlening van een bruikbare bouwvergunning voor de nieuwbouw van woningen – zekerheid bestond dat ADST de percelen van [eisers] zal afnemen en [eisers] dus de nieuwbouw van haar bedrijfspand kan financieren uit de koopprijs van de percelen. Partijen hebben daarbij onderkend dat het moment van verlening van een bruikbare bouwvergunning en het moment van daadwerkelijke afname en betaling van de percelen uiteen zouden kunnen lopen, bijvoorbeeld als de bouwvergunning zou worden verleend vóór 31 oktober 2010 terwijl ADST pas op die datum de percelen moet afnemen. Daarom is in art. 13 van de overeenkomst een overbruggingsregeling overeengekomen, op grond waarvan ADST 50% van de rentelasten zal dragen voor het krediet dat [eisers] moet opnemen om de hervatting van de nieuwbouw voor te financieren, aldus [eisers].
4.3. ADST betwist de uitleg die [eisers] aan de overeenkomst geeft. ADST voert aan dat de opschortende voorwaarde is dat er een bruikbare bouwvergunning moet zijn op het moment van levering. ADST voert aan dat art. 3 niet los kan worden gezien van art. 2 van de overeenkomst. Uit deze artikelen, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat het verkrijgen van een bouwvergunning pas tussen 31 oktober en 31 december 2010 bepalend is voor het in werking treden van de overeenkomst. Vóór 31 oktober 2010 kan verkrijging van de bruikbare bouwvergunning ADST slechts binden indien ADST ook voor die datum de percelen zou willen afnemen, aldus ADST. Het is voorts ook mogelijk dat de opschortende voorwaarde vóór 31 oktober 2010 in vervulling gaat maar dat die vervolgens voor die datum ook weer ongedaan wordt gemaakt, doordat een bruikbare bouwvergunning alsnog komt te ontbreken, bijvoorbeeld door vernietiging van de verleende bouwvergunning. Ook in dat geval is ADST op 31 oktober 2010 niet gehouden tot afname van de percelen. Dit risico draagt ADST pas vanaf 31 oktober 2010. Doordat alleen ADST voor 31 oktober 2010 kan besluiten tot afname, is tot die datum aan ADST overgelaten of zij dat risico alsnog eerder zou willen nemen. Deze uitleg stemt overeen met de inhoud van artt. 11 en 13, aldus ADST. [eisers] is op dit moment evenmin gebonden aan de aannemingsovereenkomst als ADST aan de verplichting tot afname. De vergoeding voor de financieringslasten in art. 13 ziet op de overbruggingskosten die [eisers] zou moeten maken indien de gemeente [eisers] zou dwingen het nieuwe perceel af te nemen voordat er een bruikbare bouwvergunning is.
4.4. De partijen verschillen aldus van mening over hetgeen uit het samenstel van de diverse contractsbepalingen voortvloeit en in het bijzonder over de vraag of daaruit voortvloeit dat ADST thans aan overdracht van de percelen tegen betaling moet meewerken. Dat is een kwestie van uitleg van de overeenkomst, waarover, met inachtneming van de voor uitleg geldende rechtsregels, het volgende.
4.5. De uitleg die [eisers] aan het contract geeft vindt steun in de tekst van de diverse bepalingen en in hun onderlinge samenhang. Dat kan van de uitleg die ADST geeft niet worden gezegd. Uit art. 3 blijkt dat de gehele overeenkomst afhankelijk is gesteld van het in vervulling gaan van een opschortende voorwaarde, te weten dat ADST uiterlijk op 31 december 2010 over een bruikbare bouwvergunning zal komen te beschikken. In art. 3 staat nauwkeurig en met juridische precisie omschreven wat onder een bruikbare bouwvergunning wordt verstaan. Uit die omschrijving volgt onomstotelijk dat een bouwvergunning in de zin van die bepaling bruikbaar is, ook al staat die nog aan de mogelijkheid van vernietiging bloot. Dat betekent dat de opschortende voorwaarde vervuld kan worden en dat de verbintenissen uit de overeenkomst daardoor in werking treden, niettegenstaande de mogelijkheid van latere vernietiging van de vergunning. Dat is een ingecalculeerd risico.
4.6. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt niet dat aan de opschortende voorwaarde de peildatum van 31 oktober 2010 is gekoppeld, waarop beoordeeld moet worden of die in vervulling is gegaan, zoals ADST stelt, noch enige andere peildatum. Er is alleen de uiterste datum van 31 december 2010 waarop de voorwaarde vervuld moet zijn, bij gebreke waarvan de overeenkomst de partijen niet langer bindt. De voorwaarde kan dus ook voor die datum worden vervuld. Aangenomen moet worden dat als de opschortende voorwaarde eenmaal is vervuld, die vervulling niet weer kan komen te vervallen. Als dus een bruikbare bouwvergunning in de zin van art. 3 is verkregen wordt de vervulling van de opschortende voorwaarde niet later ongedaan gemaakt doordat de bouwvergunning later wordt vernietigd. Dat is in strijd met de duidelijke omschrijving van een bruikbare bouwvergunning in art. 3. De vervulling van de voorwaarde is daarin nu eenmaal niet afhankelijk gesteld van het verkrijgen van een onherroepelijke bouwvergunning. Het lijdt geen twijfel dat hiervoor desbewust is gekozen in het kader van de onderhandelingen, zoals namens [eisers] ook is betoogd.
4.7. De levering is afhankelijk van de vervulling van de opschortende voorwaarde. Is de voorwaarde in vervulling gegaan, dan moet geleverd worden en moet ADST daaraan meewerken. Uit art. 2 van de overeenkomst volgt dat de levering dan uiterlijk 31 oktober 2010 moet plaats vinden. Eerder kan als ADST dat wenselijk vindt, of later indien de opschortende voorwaarde op die datum nog niet is vervuld. Geen van beide situaties doet zich hier voor. Tussen de partijen is niet in geschil dat ADST thans een bouwvergunning heeft die aan de omschrijving van een bruikbare bouwvergunning voldoet. De opschortende voorwaarde is dus in vervulling gegaan. Er moet dan ook op 31 oktober 2010 worden geleverd, ook al zou de bouwvergunning dan nog aan vernietiging bloot staan en zelfs al zou die dan vernietigd zijn. Dat is een risico van ADST, dat zij met deze overeenkomst welbewust heeft genomen.
4.8. Dat het peilmoment voor de vervulling van de opschortende voorwaarde 31 oktober 2010 zou zijn en dus noodzakelijk zou samenvallen met de datum waarop geleverd dient te worden, vindt niet alleen geen enkele steun in de tekst van de diverse bepalingen, maar is ook in strijd met de regeling van de artt. 11 en 13 van de overeenkomst. [eisers] stelt dat de overeenkomst zo is geredigeerd als zij is, omdat zij voor de financiering van de nieuwbouw van haar bedrijfspand is aangewezen op de koopsom voor de aan ADST te leveren percelen. Zij had er belang bij dat de bouwwerkzaamheden aan haar bedrijfspand zo snel mogelijk zouden worden hervat. Daarom is in art. 11 van de overeenkomst bepaald dat de bouwwerkzaamheden aan het bedrijfspand hervat zullen worden zodra de opschortende voorwaarde in vervulling is gegaan doordat een bruikbare bouwvergunning als bedoeld in art. 3 is verkregen. Anderzijds is op verlangen van ADST in art. 2 bepaald dat de levering van de percelen niet eerder dan 31 oktober 20120 plaatsvindt. Doordat er tijd gelegen kan zijn tussen het in vervulling gaan van de opschortende voorwaarde en het moment van levering op 31 oktober 2010 of eerder op verzoek van ADST, kan het zijn dat [eisers] een overbruggingskrediet nodig heeft voor de financiering van de nieuwbouw. [eisers] stelt dat zij daarom in art. 13 een tegemoetkoming in de financieringslasten van dat overbruggingskrediet heeft bedongen van ADST. Dat is een begrijpelijke stellingname die steun vindt in de tekst van de diverse bepalingen en in de samenhang daarvan.
4.9. Uit de tekst van de diverse bepalingen van de overeenkomst en hun onderlinge samenhang, gelezen in de gehele context, volgt dus dat ADST per 31 oktober 2010 moet meewerken aan levering. ADST heeft geen concrete verklaringen of gedragingen van [eisers] in het kader van de totstandkoming van de overeenkomst gesteld, waaruit zij redelijkerwijs iets anders heeft kunnen of mogen afleiden dan er in de overeenkomst staat. Dergelijke concrete verklaringen of gedragingen zijn ook niet af te leiden uit de door ADST overgelegde verklaring van de heer Smits. Deze verklaring bevat slechts een interpretatie van de overeenkomst van de heer Smits. Dat er iets heel anders is bedoeld dan er staat ligt ook daarom niet voor de hand omdat de partijen bij de onderhandelingen en de redactie van de overeenkomst bijstand hebben gehad van advocaten. Tegen die achtergrond kan nog minder worden aangenomen dat ADST iets anders heeft mogen begrijpen.
4.10. De discussie tussen [eisers] en ADST over de vraag of ADST wist dat er problemen waren met de vergunning vanwege de opmerkingen van het waterschap, is gezien het bovenstaande niet van belang. De vorderingen sub I, III en IV van [eisers], die zien op de nakoming van de verbintenissen tot afname van de percelen op uiterlijk 31 oktober 2010, liggen daarom voor toewijzing gereed.
4.11. Ten aanzien van de vorderingen sub II en V, die zien op de kavels die aan [A] [eisers] en [B] [eisers] zullen worden toegewezen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In artikel 12 lid 4 is bepaald dat [A] [eisers] en [B] [eisers] ieder een kavel van 400 m2 toekomt. Op grond van artikel 12 lid 5 komen de kosten voor vastlegging van de eigendom van deze twee kavels voor rekening van ADST. Het uitmeten van de twee kavels behoort naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter tot deze kosten. In verband met de overdracht van de percelen per 31 oktober 2010 zullen de twee kavels voordien moeten zijn ingemeten omdat die kavels niet mee overgedragen worden. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van ADST dat toewijzing van deze vordering van [eisers] een onmogelijke opgave vormt omdat – vanwege op de problemen met de bouwvergunning – nu nog niet duidelijk is hoe de kavels kunnen worden ingemeten. Nu hierover verder in de overeenkomst niets is opgenomen, moet er voorshands van uit worden gegaan dat het risico dat later de bouwvergunning van ADST wordt ingetrokken of gewijzigd, voor rekening van ADST komt. De vorderingen sub II en V zijn zodoende eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat ADST aan de vordering sub V moet voldoen, uiterlijk vijf maanden nadat [A] [eisers] en [B] [eisers] hun woningen hebben ontruimd.
4.12. De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen, met dien verstande dat deze zullen worden gematigd als hierna vermeld.
4.13. ADST zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.152,89
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt ADST om binnen twee weken na betekening van dit vonnis een notaris aan te wijzen ten overstaan van wie de akte tot levering van de percelen zal worden gepasseerd,
5.2. veroordeelt ADST om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,00 is bereikt,
5.3. veroordeelt ADST om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het Kadaster opdracht te geven twee kavels van 400m2 in te meten die [A] [eisers] en [B] [eisers] zullen behouden c.q. verkrijgen,
5.4. veroordeelt ADST om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.3. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,00 is bereikt,
5.5. veroordeelt ADST om uiterlijk op 31 oktober 2010 de koopprijs voor de percelen van € 1.100.000,- exclusief kosten en belastingen te storten op de kwaliteitsrekening van de door ADST aan te wijzen notaris,
5.6. veroordeelt ADST om uiterlijk 31 oktober 2010 op het kantoor van de door haar aangewezen notaris te verschijnen en mee te werken aan de notariële overdracht van de percelen, met uitzondering van de kavels die [A] [eisers] en [B] [eisers] zullen behouden, met bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking tot levering bij de notaris indien ADST haar medewerking weigert,
5.7. veroordeelt ADST om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.6. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,00 is bereikt, met dien verstande dat geen verdere dwangsommen worden verbeurd indien de levering op de voet van de veroordeling onder 5.6. heeft plaatsgevonden,
5.8. veroordeelt ADST om uiterlijk 31 oktober 2010 voor haar rekening opdracht te geven aan de notaris voor juridische levering van de woonkavel die [B] [eisers] is toebedeeld, van [A] [eisers] aan [B] [eisers] en daaraan haar medewerking te verlenen,
5.9. veroordeelt ADST om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.8. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
5.10. veroordeelt ADST in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.152,89,
5.11. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.12. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.T.C. Wijsman op 21 juli 2010.