ECLI:NL:RBARN:2010:BN2367

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202718
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan bloedonderzoek naar hepatitis/HIV-besmetting na bijtwond

In deze zaak vordert eiser, werkzaam als avond-, nacht- en weekendhoofd bij een psychiatrische instelling, dat gedaagde, die gedwongen is opgenomen in dezelfde instelling, onmiddellijk na betekening van het vonnis meewerkt aan een bloedonderzoek om te bepalen of hij besmet is met het hepatitis/HIV-virus. De aanleiding voor deze vordering is een vechtpartij tussen gedaagde en een medepatiënt, waarbij eiser door gedaagde in zijn onderarm is gebeten. Eiser heeft zijn bloed laten onderzoeken, maar de uitslag was onduidelijk, wat leidde tot zijn vrees voor besmetting. Eiser stelt dat gedaagde tot een risicogroep behoort en dat hij, gezien de omstandigheden, recht heeft op het bloedonderzoek om zijn eigen gezondheid te beschermen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van eiser voldoende is onderbouwd. Gedaagde heeft geweigerd mee te werken aan het bloedonderzoek, wat de rechter als onterecht beschouwt, gezien de gerechtvaardigde vrees van eiser voor besmetting. De rechter wijst de vordering van eiser toe en verplicht gedaagde om mee te werken aan het bloedonderzoek, met de mogelijkheid dat indien gedaagde niet meewerkt, de politie kan worden ingeschakeld om dit af te dwingen. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.166,93. Het vonnis is uitgesproken op 8 juli 2010 door mr. R.J.B. Boonekamp, in aanwezigheid van de griffier mr. H. Siragedik.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 202718 / KG ZA 10-448
Vonnis in kort geding van 8 juli 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. L.A.P. Arends te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B. Willemsen te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling in één van de gebouwen van de [instelling] te [woonplaats].
1.2. Ten slotte is in verband met de spoedeisendheid van de zaak op 8 juli 2010 vonnis gewezen. De feiten en de motivering waarop de beslissing in het vonnis steunt, worden hieronder vastgelegd.
2. De feiten
2.1. [eiser] is als avond-, nacht- en weekendhoofd werkzaam bij de [instelling] te [woonplaats].
2.2. [gedaagde] is in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) met een rechterlijke machtiging gedwongen opgenomen in een psychiatrische instelling en verblijft thans in de [instelling] te [woonplaats].
2.3. Op [datum en tijd] uur heeft er in de [instelling] te [woonplaats] een vechtpartij plaatsgevonden tussen [gedaagde] en een medepatiënt waarbij [gedaagde] verwondingen aan zijn mond heeft opgelopen. Zorgverleners van de [instelling], waaronder [eiser], hebben de vechtpartij beëindigd. Tijdens het in bedwang houden van [gedaagde] is [eiser] door [gedaagde] in zijn onderarm gebeten.
2.4. [eiser] heeft in het ziekenhuis zijn bloed laten onderzoeken op HIV en Hepatitis B en C. Uit dit onderzoek is niet duidelijk of hij al dan niet besmet is met één van deze virussen.
2.5. [eiser] heeft in verband met vrees voor besmetting met het hepatitis/HIV-virus
[gedaagde] verzocht bloed af te staan voor een bloedonderzoek naar de aanwezigheid van het hepatitis/HIV-virus bij [gedaagde].
2.6. [gedaagde] weigert mee te werken aan een bloedonderzoek teneinde hem te testen op het hepatitis/HIV-virus.
2.7. [eiser] is op advies ven de behandelende arts gestart met het slikken van medicijnen met zware bijwerkingen tegen een mogelijke besmetting.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis mee te werken aan een bloedonderzoek om vast te stellen of hij met het hepatitis/HIV-virus is besmet, welk onderzoek ondergaan dient te worden bij of vanwege de [instelling] en/of het Rijnstate ziekenhuis en/of enige andere ziekenhuiszorginstelling, uit te voeren door daarmee samenwerkende artsen en/of verpleegkundigen, met machtiging van [eiser] om bij gebreke van volledige voldoening door [gedaagde] aan deze veroordeling de medewerking aan het onderzoek op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en met bepaling dat [eiser] onmiddellijk na bekend worden van de uitkomst van het te verrichten bloedonderzoek daarvan kennis mag nemen. Voorts vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] stelt dat [gedaagde] gerekend kan worden tot de groep van personen met een verhoogd risico op hepatitis/HIV, gelet op onder meer zijn detentieverleden. [eiser] vreest dat hij als gevolg van de door [gedaagde] toegebrachte bijtwond mogelijk geïnfecteerd is met het hepatitis- of HIV-virus. Om zo gauw mogelijk een einde te maken aan de angst voor en de onzekerheid over een mogelijke besmetting, wil [eiser] het bloed van [gedaagde] onderzocht hebben.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van eiser vloeit in voldoende mate voort uit zijn stellingen en standpunten.
4.2. Vast staat dat [eiser] door [gedaagde] in zijn onderarm is gebeten en dat [gedaagde] daarbij zelf verwondingen aan zijn mond had. Hierdoor is niet onaannemelijk dat tussen partijen bloed op bloedcontact heeft plaatsgevonden. Nu onweersproken is gesteld dat [eiser] gerekend kan worden tot de groep van personen met een verhoogd risico op het hepatitis/HIV-virus is het niet uitgesloten dat [eiser] door [gedaagde] besmet kan zijn geraakt met het hepatitis/HIV-virus. De vrees van [eiser] besmet te zijn geraakt met het hepatitis/HIV-virus is dan ook gerechtvaardigd.
4.3. Gelet op het gevaar van besmetting en de ernst van de (mogelijke) gevolgen daarvan voor diens gezondheid heeft [eiser] er groot belang bij dat door middel van bloedonderzoek van [gedaagde] zo snel mogelijk wordt vastgesteld of [gedaagde] drager is van het hepatitis/HIV-virus, zodat aan de bij [eiser] levende onzekerheid omtrent de vraag of hij met dat virus in contact is geweest en dus het risico op besmetting bestaat, een einde komt. Nu daartegenover [gedaagde] geen in rechte te respecteren belang heeft aangevoerd om zijn medewerking aan het bloedonderzoek te onthouden - hij heeft enkel aangevoerd dat hij geen vertrouwen heeft in het verplegend personeel en dat hij vreest dat hem wordt verweten dat hij [eiser] heeft besmet terwijl de besmetting mogelijk afkomstig is van de medepatiënt waarmee hij die bewuste dag heeft gevochten - zal de vordering van [eiser] worden toegewezen.
4.4. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- vast recht € 263,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.166,93
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om onmiddellijk na betekening van dit vonnis mee te werken aan bloedonderzoek om vast te stellen of hij met het hepatitis/HIV-virus is besmet, welk onderzoek ondergaan dient te worden bij of vanwege de [instelling] en/of het Rijnstate ziekenhuis en/of enige andere ziekenhuiszorginstelling, uit te voeren door daarmee samenwerkende artsen en/of verpleegkundigen, met machtiging van [eiser] om bij gebreke van volledige voldoening door [gedaagde] aan deze veroordeling de medewerking aan het onderzoek op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en met bepaling dat [eiser] onmiddellijk na bekend worden van de uitkomst van het te verrichten bloedonderzoek daarvan kennis mag nemen,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.166,93,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 8 juli 2010. De feiten en de motivering zijn afzonderlijk vastgelegd op 14 juli 2010.