zaaknummer / rolnummer: 193530 / HA ZA 09-2222
de stichting
STICHTING HEUMENSE KABELKRANT,
gevestigd te Malden, gemeente Heumen,
eiseres,
advocaat mr. A.G.W. Leysen te Nijmegen,
de stichting
STICHTING LOKALE OMROEP HEUMEN,
gevestigd te Malden, gemeente Heumen,
gedaagde,
advocaat mr. drs. L. aan den Toorn,
procesadvocaat mr. W.J.M. Gitmans, beiden te Nijmegen.
Partijen zullen hierna SHK en SLOH genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 maart 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 10 juni 2010.
1.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De SLOH, opgericht op 12 september 1985, houdt zich bezig met het (verkort) uitzenden van radio- en tv-uitzendingen. Zij beschikt over een zendmachtiging van het commissariaat voor de media. Haar inkomsten bestaan grotendeels uit subsidie van de gemeente Heumen en voor het overige uit reclame-opbrengsten. Een van de oprichters van de SLOH, tevens bestuurder tot 17 augustus 2007, is [adres] [betrokkene].
2.2. De SHK is op 20 januari 1988 opgericht met het doel zaken in te kopen ten behoeve van de SLOH met de mogelijkheid van teruggave van BTW. Oprichter en medebestuurder van de SHK is [betrokkene].
2.3. Op 23 mei 1991 heeft de gemeente Heumen een lening verstrekt aan de SLOH. Het uitgeleende bedrag is gestort op de rekening van de SHK. De SHK heeft de gemeente op 22 mei 1991 bevestigd dat het bedrag uitsluitend zou worden aangewend voor investeringen in de SLOH. De lening is afgelost door de SLOH.
2.4. Op 17 oktober 1994 is de Stichting Regionale Omroepreclame Nijmegen (SRON) opgericht met het doel reclameboodschappen voor de SLOH te verzorgen.
2.5. Op 27 oktober 2005 heeft de gemeente Heumen aan het verstrekken van subsidie aan de SLOH onder meer de voorwaarde gesteld dat de lokale omroep voor 1 juli 2006 een plan voorlegt voor de omvorming van de lokale omroep tot één stichting met één bestuur.
2.6. Op 30 april 2007 zijn drie overeenkomsten gesloten: een overeenkomst tot verkoop van reclamezendtijd tussen de SLOH en de SRON, een overeenkomst tot achterstelling van een vordering tussen [betrokkene] (als schuldeiser) en de SLOH en een overeenkomst tot gebruik van inventaris, apparatuur en overige roerende en onroerende zaken tussen de SHK en de SLOH. Uit die laatste overeenkomst wordt geciteerd:
[De SHK en de SLOH] verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Tot zekerheid van voldoening aan de doelstelling van de SLOH, stelt de SHK het blijvend gebruik van alle in de aangehechte bijlage gedefinieerde goederen beschikbaar aan de SLOH, met dien verstande dat:
m) De beschikbaarstelling van de roerende zaken eindigt uiterlijk op 1 januari 2010 waarbij de SLOH op deze datum de roerende zaken teruggeeft aan de SHK. De SLOH behoudt zich het recht voor om roerende zaken en goederen voortijdig terug te geven aan de SHK;
n) De aanwezige goederen van de SHK, welke op 1 januari 2010 nog aanwezig zijn, kunnen door de SLOH tegen een aannemelijk bod worden overgenomen;
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. De SHK heeft gevorderd (a) dat de rechtbank voor recht verklaart dat de SLOH gehouden is de zich nog in haar bezit bevindende goederen per 1 januari 2010 aan haar terug te geven dan wel tegen een aannemelijk bod over te nemen (c) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag en (b) dat de rechtbank de SLOH veroordeelt tot betaling aan haar van € 500,- aan buitengerechtelijke kosten, (d) met veroordeling van de SLOH in de proceskosten.
3.2. De SHK heeft aan haar vordering de overeenkomst van 30 april 2007 tot gebruik van inventaris, apparatuur en overige roerende en onroerende zaken ten grondslag gelegd, meer in het bijzonder hetgeen in die overeenkomst is bepaald onder m en n.
3.3. De SLOH heeft in de eerste plaats betoogd dat de goederen die de SHK heeft aangeschaft met het bedrag dat afkomstig was van de lening van de gemeente Heumen, aan haar toebehoren. Zij kan hierin niet worden gevolgd. Zaken die de SHK heeft aangeschaft, zijn daarmee eigendom geworden van de SHK. Dat de SHK deze zaken heeft betaald uit een lening die was verstrekt aan de SLOH en die door de SLOH is afgelost, maakt dat niet anders.
3.4. De SLOH heeft voorts betoogd dat zij niet gehouden is tot teruggave of overname van de in gebruik gegeven zaken. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. De overeenkomst van 30 april 2007 moet worden beschouwd in samenhang met de twee andere overeenkomsten van die datum. De opzet van deze overeenkomsten was de ontvlechting van de verschillende stichtingen die bij de lokale omroep zijn betrokken en het waarborgen van de continuïteit van de activiteiten van de SLOH die, anders dan de SHK, beschikt over een zendmachtiging. Daarom kan volgens haar de enige logische achtergrond van de overeenkomst zijn dat de zaken blijvend aan de SLOH ter beschikking werden gesteld.
3.5. Bij de beoordeling van dit betoog wordt de volgende maatstaf aangelegd. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de bewoordingen van het contract, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang (HR 20 februari 2004, NJ 2005/493).
3.6. Mede uit hetgeen de partijen bij de comparitie hebben verklaard, blijkt dat zij langdurig met elkaar hebben overlegd en verschillende concepten hebben besproken voordat zij op 30 april 2007 de uiteindelijke versie van de overeenkomst hebben ondertekend. In die overeenkomst is onder m een afzonderlijke bepaling opgenomen waarin met zoveel woorden de einddatum van 1 januari 2010 is vermeld, welke einddatum onder n wordt herhaald. De taalkundige betekenis van de bewoordingen van die bepalingen laat op zichzelf niets aan duidelijkheid te wensen over. Weliswaar staat in de aanhef van de overeenkomst dat de SHK aan de SLOH ‘het blijvend gebruik’ van de bedoelde zaken ter beschikking stelt, maar dat overeengekomen blijvend gebruik wordt beperkt (met de woorden ‘met dien verstande dat’) door onder meer de bepalingen onder m en n. Dat partijen aan de overeengekomen ingebruikgeving een einddatum hebben willen verbinden kan ook worden afgeleid uit de context van de overeenkomst als geheel. De bepalingen onder b (‘tot aan teruggave aan de SHK’), h (‘gedurende de tijd dat de roerende zaken ter beschikking staan aan de SLOH’), en o (‘gedurende de periode van deze overeenkomst’) zijn immers allemaal gebaseerd op ingebruikgeving voor bepaalde tijd, dus met een einddatum. Dit oordeel wordt niet anders doordat volgens de SLOH haar continuïteit het uitgangspunt was bij het sluiten van de onderhavige overeenkomst en de beide andere overeenkomsten. Die continuïteit is immers niet noodzakelijk afhankelijk van het voortduren van de ingebruikgeving na 1 januari 2010. Het oordeel wordt ook niet anders als zou komen vast te staan dat de gemeente Heumen blijvend gebruik voor ogen heeft gestaan. De gemeente Heumen is immers geen partij bij de overeenkomst. Voor het overige zijn er geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou kunnen blijken dat de partijen in weerwil van de bepalingen onder m en n geen einddatum zijn overeengekomen of dat de SLOH uit die bepalingen iets geheel anders heeft mogen opmaken dan wat er duidelijk staat. Voor een bewijsopdracht is dus geen plaats. De conclusie is dat de SHK op grond van de bepalingen m en n van de overeenkomst aanspraak kan maken op teruggave van de in gebruik gegeven zaken tenzij de SLOH waardevergoeding boven teruggave verkiest.
3.7. Het is vooralsnog niet duidelijk op welke zaken de SHK precies doelt met ‘de zich nog in haar bezit [van de SLOH] bevindende goederen’ genoemd in de vordering onder a. De ‘aangehechte bijlage’ die in de overeenkomst van 30 april 2007 wordt genoemd en waarop die zaken zouden moeten zijn omschreven, is er niet. Volgens de SLOH ziet de gebruiksovereenkomst van 30 april 2007 op apparatuur en inventaris waarvan zij reeds voor 2005 gebruik maakte, maar niet op hetgeen zij vanaf 2005 heeft aangeschaft. Het ligt op de weg van de SHK te preciseren op welke zaken haar vordering ziet. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld een nauwkeurige opgave van die zaken te doen, mede in het licht van het ter comparitie overgelegde taxatierapport van 25 januari 2010. De SHK kan zich dan tevens over dat taxatierapport uitlaten. Van haar wordt verder verwacht dat zij dan ook duidelijk maakt, bij voorkeur in overleg met de SLOH, of de inzet van deze procedure teruggave van de zaken is of overname daarvan door de SLOH. Voor het geval overname aan de orde is en de waarde van de zaken in deze procedure moet worden vastgesteld, wordt ten slotte van de partijen verwacht dat zij de naam noemen van een taxateur die de rechtbank daarover als deskundige zou kunnen voorlichten. De rechtbank stelt het op prijs als partijen het bij voorbaat eens worden over de persoon van de eventueel te benoemen deskundige. De SHK zal in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen over het voorgaande. De SLOH zal daarop bij antwoordakte kunnen reageren.
3.8. Alle beslissingen worden aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 juli 2010 voor het nemen van een akte door SHK over hetgeen is vermeld onder 3.7;
4.2. houdt voor het overige alle beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.