ECLI:NL:RBARN:2010:BN0366

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
192367
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor seksueel misbruik door oom en verjaring van de vordering

In deze zaak vorderde eiseres, de nicht van gedaagde, een verklaring voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor alle door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van seksueel misbruik gepleegd door gedaagde. De rechtbank Arnhem behandelde de zaak op 16 juni 2010, waarbij de procedure voortvloeide uit een eerdere aangifte van eiseres bij de politie in april 2009, waarin zij melding maakte van seksueel misbruik door gedaagde in de periode van 1980 tot 1989. Gedaagde, de oom van eiseres, voerde als verweer aan dat de vordering was verjaard op basis van artikel 3:306 BW, aangezien de dagvaarding meer dan 20 jaar na de laatste handeling was uitgebracht. Eiseres betwistte dit en stelde dat artikel 3:310 BW van toepassing was, en dat de verjaring was gestuit door een brief van haar advocaat van 14 juli 2009. De rechtbank besloot dat de zaak naar de rol moest worden verwezen voor uitlating door partijen over het verweer van gedaagde met betrekking tot de verjaring. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan en bepaalde dat de zaak op 14 juli 2010 weer op de rol zou komen voor het nemen van een akte door gedaagde. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 192367 / HA ZA 09-2016
Vonnis van 16 juni 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat voorheen mr. M.H. van der Lecq, thans mr. M.J. Ellenbroek te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.B. Bogaart te Geleen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 december 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is een oom van [eiseres] (geboren op [geboortedatum]); hij is een broer van haar moeder.
2.2. [eiseres] en [gedaagde] hebben elkaar tijdens de jeugd van [eiseres] geregeld getroffen in familieverband, onder meer tijdens bezoeken aan de grootouders van [eiseres], op verjaardagen die in veelal in familieverband werden gevierd, tijdens logeerpartijen van [eiseres] bij [gedaagde] thuis en tijdens verblijven in [woonplaats] te [land].
2.3. Op 12 november 1992 heeft [eiseres] een brief geschreven aan haar moeder, met de volgende tekst:
“Er is iets gebeurt waar ik niet over wil praten.
Ik heb er wel met een paar vriendinnen over gepraat, o.a. vanavond.
Ze zeiden dat ik het jou wel moest vertellen.
Ik denk niet dat je er zoveel aan kunt doen.
De reden waarom ik niet naar [woonplaats] wil en waarom ik niet zo vaak meer naar opa ging, is dat ik bang ben voor [gedaagde].
Vroeger heeft hij mij misbruikt (ook toen in [woonplaats]). Ik was zo bang dat ik niks durfde te doen. Ik deed altijd maar alsof ik sliep.
Heel vroeger zei hij dat ik het niet mocht door vertellen.
Maar nu ben ik bang dat hij weer op mijn kamer komt en ...
Daarom wil ik een kamer waar de deur op slot kan!
Ik ga alleen maar mee naar [woonplaats] voor opa, anders zou ik er voor geen goud meer naartoe willen.
Je zal deze brief pas vinden na het weekend, zodat je zonder zorgen van het weekend kunt genieten.
Praat er alstublieft met niemand over, ook niet met mij!
en doe alsof er niks is gebeurt.
Ik heb het er al moeilijk genoeg mee.
Ik ben bang dat het ook bij [A] gebeurt.
Misschien kun je er wel met [B] over praten. Want ik wil niet dat als het bij [A] ook is gebeurd, dat zij het er moeilijk mee heeft.
Ik wil ook niet dat door mij de familie uit elkaar valt.
Gooi de brief gelijk weg en vraag me er niet meer naar.”
2.4. Begin jaren negentig heeft over deze kwestie een gesprek plaatsgevonden tussen de moeder van [eiseres], [gedaagde] en hun (andere) broer en zuster.
2.5. Nadien heeft [gedaagde] een ongedateerde brief met de volgende tekst aan [eiseres] geschreven:
“Daphne,
De dingen die vanuit mij ten aanzien van jou zijn gebeurd hadden nooit mogen plaatsvinden.
Ik ben degene die te ver is gegaan.
Ik heb oprecht spijt van datgene wat er is geweest en vraag zo mogelijk daarvoor mijn excuses.
[gedaagde]”
2.6. Op de huisartsenkaart van [eiseres] staat (onder meer) vermeld:
“19/10/1998 verzoek om ps begeleiding ivm de incest problematiek
overleg Verbunt”
2.7. Eind februari 2009 heeft [eiseres] contact gezocht met de politie om melding te doen van seksueel misbruik door [gedaagde]. Daarna heeft zij besloten daarvan officieel aangifte te doen. Het proces-verbaal van die aangifte dat door de politie is opgemaakt, dateert van 17 april 2009. Deze aangifte betreft seksuele handelingen die in de periode gelegen tussen 1 januari 1980 en 1 oktober 1989 hebben plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [eiseres]. In het proces-verbaal komt tot uitdrukking om welke handelingen het gaat: vingeren, beffen, pijpen, aftrekken, betasten van borsten en een poging tot penetratie van de vagina met de penis. Verder bevat het proces-verbaal verklaringen van [eiseres] over (onder meer) de plaatsen waar, data waarop en/of gelegenheden waarbij deze handelingen plaatsvonden, hoe het [eiseres] nadien is vergaan en waarom zij lange tijd geen aangifte heeft gedaan.
2.8. Enkele weken na de aangifte is de zaak geseponeerd, omdat de zaak strafrechtelijk gezien was verjaard.
2.9. Bij aangetekende brief van 14 juli 2009 heeft mr. Van der Lecq namens [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld wegens het plegen van seksueel misbruik jegens [eiseres]. In die brief is aan [gedaagde] gesommeerd aansprakelijkheid te erkennen en alvast een voorschot op de door hem aan [eiseres] te vergoeden schade te betalen, bij gebreke waarvan hem een gerechtelijke procedure in het vooruitzicht is gesteld.
2.10. Bij brief van 11 september 2009 heeft drs. A.M. Verbunt, psycholoog, aan mr. Van der Lecq geschreven dat [eiseres] in de periode december 1998 tot en met januari 1999 met haar gesprekken heeft gevoerd in verband met de gevolgen van seksueel misbruik door een oom en dat [eiseres] om geen rel in de familie te veroorzaken en om verder te gaan met haar leven toen heeft afgezien van aangifte.
2.11. In april 2009 heeft [eiseres] zich, na verwijzing door haar huisarts, gewend tot drs. E.F.M. van Gils, psychologe in verband met - volgens het ‘Bericht van aanmelding’ dat Van Gils aan de huisarts van [eiseres] heeft gezonden - “Problemen in partnerrelaties tgv traumatische jeugdervaringen”. Op haar beurt heeft Van Gils [eiseres] voor behandeling doorverwezen naar de psychologe en psychotherapeute drs. D.I.M. Teske, bij wie [eiseres] sinds september 2009 in behandeling is voor PTSS-klachten.
2.12. Op 4 november 2009 heeft [eiseres] ten behoeve van de onderhavige procedure [gedaagde] gedagvaard.
3. Het geschil
in conventie:
3.1. [eiseres] heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat, voortvloeiende en samenhangende met het door [gedaagde] gepleegde seksueel misbruik. Ter comparitie heeft haar raadsvrouwe verduidelijkt dat tevens is bedoeld de veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van genoemde schade te vorderen.
3.2. Het verweer van [gedaagde] tegen de vorderingen zal bij de beoordeling worden besproken.
in reconventie:
3.3. [gedaagde] heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. Hij heeft gevorderd dat ingeval in conventie mocht worden geoordeeld dat hij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de door [eiseres] gestelde schade, de rechtbank voor recht zal verklaren dat [eiseres] jegens hem aansprakelijk is voor alle door [gedaagde] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van de onrechtmatige handelwijze (smaad en laster) van [eiseres], welke schade is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Ook namens [gedaagde] is ter comparitie verklaard dat tevens is bedoeld de veroordeling van [eiseres] tot vergoeding van genoemde schade te vorderen.
3.4. Het verweer van [eiseres] tegen deze voorwaardelijke vordering zal - voor zover nodig - bij de beoordeling worden besproken.
4. De beoordeling
in conventie:
verjaring
4.1. [gedaagde] heeft allereerst het verweer gevoerd dat de rechtsvordering van [eiseres] op grond van art. 3:306 BW is verjaard, aangezien de dagvaarding meer dan 20 jaren nadat het beweerde misbruik heeft plaatsgevonden is uitgebracht. Ter verduidelijking van zijn standpunt heeft hij opgemerkt dat volgens het proces-verbaal van de aangifte bij de politie het beweerde misbruik heeft geduurd tot 1 oktober 1989, terwijl de dagvaarding op 4 november 2009 is uitgebracht.
4.2. [eiseres] heeft betwist dat van verjaring sprake is. Zij heeft ter comparitie betoogd dat niet art. 3:306 BW, maar art. 3:310 BW van toepassing is. Zij heeft er daarbij op gewezen dat het misbruik is gepleegd onder vigeur van het oude Burgerlijk Wetboek en dat, kort gezegd, op basis van overgangsrecht en jurisprudentie van verjaring hoe dan ook geen sprake is. Naar haar mening is hetzij de verjaring - mede gelet op de geestelijke toestand waarin zij door het misbruik is komen te verkeren - tijdig en rechtsgeldig gestuit door de brief van 14 juli 2009 op de voet van art. 3:317 BW hetzij een beroep op verjaring onaanvaardbaar.
4.3. In reactie op het verweer tegen het beroep op verjaring ter comparitie heeft [gedaagde] volhard in zijn standpunt en opgemerkt dat partijen zich eigenlijk nogmaals schriftelijk over de verjaring zouden moeten kunnen uitlaten. De rechtbank is het daarmee eens. De zaak zal daarom naar de rol worden verwezen voor uitlating bij akte door de partijen, [gedaagde] als eerste, over (alleen) het beroep op verjaring. Van hem wordt verwacht daarbij duidelijk te maken op welke vorm van verjaring hij zich beroept, met vermelding van het toepasselijke wetsartikel. Van de partijen wordt voorts verlangd dat zij in elk geval ook (nader) ingaan op de vraag of de verjaring al dan niet is gestuit door de brief van 14 juli 2009. Ook zullen zij uiteen moeten zetten wat volgens hen de precieze gevolgen zijn van de door hen ingenomen standpunten.
in conventie en in reconventie:
4.4. Iedere (verdere) beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie:
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 juli 2010 voor het nemen van een akte door [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder 4.1 tot en met 4.3, waarna de zaak op de rol zal worden geplaatst door een antwoordakte aan de zijde van [eiseres],
in conventie en in reconventie:
5.2. houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. A.E.B. ter Heide en mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2010.
Coll.: CL