zaaknummer / rolnummer: 194013 / HA ZA 09-2301
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.F. Vermeulen te Nijmegen,
de naamloze vennootschap REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde,
advocaat mr. S.W. Polak te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Reaal genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 3 maart 2010
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 25 maart 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Voor de vaststaande feiten wordt verwezen naar de feiten in het vonnis in het incident onder 2.1. tot en met 2.5. In aanvulling daarop wordt nog het volgende als vaststaand aangenomen.
2.2. Blijkens de onbestreden verklaring van [eiser] ter zitting, is op 8 maart 2008 het volgende voorgevallen:
‘(…) Over het voorval op 8 maart 2008:
Ik reed weg vanuit het Van de Valkrestaurant de snelweg op. Na 200 à 300 meter had ik door dat er een Mercedes achter mij reed. Ik reed 120, op enig moment haalde hij mij in, reed hij naast mij en keek hij naar mij. Ik vond het een eng figuur, hij had zwart lang haar. Hij ging voor mij rijden en liet zich terugzakken tot 110 km per uur. Ik kreeg er een vreemd gevoel bij. Ik haalde in met 130 km, hij volgde mij. Ik versnelde tot 150 km, weer volgde hij mij. De afslag Wierden kwam en ik ging 110 km rijden, hij volgde mij. Net voor de afslag was een invoegstrook, hij haalde mij in, sneed mij af en ging vol op de rem staan. Ik reed op dat moment 110, ik werd vol van achteren geramd door een gepantserde BMW en ik knal door tegen de Mercedes. Ik had mijn gordel om. Vervolgens ben ik een stuk kwijt. Ik kwam bij op de achterbank met mijn hoofd achter de bijrijderstoel. De bestuurderstoel was naar achteren geklapt. Ik hoorde geschreeuw, ik zag vier pistolen op mij gericht en er werd naar mij geschreeuwd: handen op het stuur. Ik zei: doe normaal, gek. Één pistool kwam dichterbij, ik moest overeind komen en mijn handen op het stuur doen, terwijl ik veel pijn had over mijn hele lijf. Ik zei mijn naam en toen hoorde ik zeggen: oh, de verkeerde. Drie mannen gingen toen weg met de BMW en een andere zei tegen mij dat ik de auto aan de kant moest zetten. Ik zei dat ik dat niet kon omdat ik veel te veel pijn had. Ik ben uit de auto gestapt en op de vangrail gaan hangen. Één van die personen heeft toen mijn auto aan de kant gezet. Ik zei ik moet bellen, ik moest mijn zoontje naar de voetbal brengen. Hij zei dat de telefoon ergens op de achterbank moest liggen of zo. Vervolgens is hij in mijn auto gaan rijden en ik zat ernaast. Ik zei nog: dat kan niet. De koelvloeistof liep namelijk uit de auto. De auto hield er ook na enige tijd mee op. Toen zei hij: wij gaan er van tussen. De Mercedes was meegereden. Ik voelde mij net een hondje dat voor de vakantie aan een boom werd vastgemaakt en werd achtergelaten. Ik was boos. Zij zeiden dat zij ook gewoon hun werk moesten doen en dat de politie uit Wierden zou komen. Die kwam en zij zeiden: wij gaan een ambulance bellen. Ik zei: wat een onzin, maar uiteindelijk ben ik naar de huisartsenpost gegaan. Die konden weinig zeggen op dat moment, maar er werd wel gezegd dat ik er nog wel eens last van kon krijgen. ’s Middags heeft de teamleider van het arrestatieteam zijn excuses nog aangeboden. Zoals ik al zei mis ik een paar minuten van de film, dus ik neem aan dat ik bewusteloos ben geweest. Ik ben de maandag daarop naar de huisarts geweest en die zei dat mijn nek verstuikt was en dat ik een week plat moest. Hij heeft niet specifiek iets gezegd over een hersenschudding. (…)’
2.3. In een brief van 10 oktober 2008 aan de huisarts van [eiser] schrijft [revalidatiearts], revalidatiearts bij Groot Klimmendaal:
‘Bovengenoemde patiënt werd op 10.10.2008 op uw verzoek gezien in verband met chronische nekklachten/malaisebeeld na een flexie-deflexie trauma/commotio capitus ten gevolge van een auto-ongeval in maart 2008. (…)
Voorschiedenis: Klemgereden door een arrestatieteam en met veel geweld uit zijn auto gehaald, hierbij een flexie-deflexie trauma doorgemaakt, even bewusteloos geweest. (…) Patiënt heeft later de huisarts bezocht met nekklachten; zes keer fysiotherapie voor losmaken van nek gehad (…)
Conclusie/Beleid: Patiënt met disfunctioneren ten gevolge van een post whiplash syndroom na een trauma in maart 2009 met lichamelijke en psychische beperkingen. Patiënt zal gepland worden voor poliklinische revalidatiebehandeling in het chronische pijnteam voor een observatieperiode. Daarna opstellen revalidatieplan waarbij een van de doelstellingen zal zijn terugkeer naar werk. (…)’
2.4. In een brief aan de voormalige belangenbehartiger van [eiser] schrijft fysiotherapeut Buiting, die [eiser] in de periode van 30 mei 2008 tot 23 juni 2008 zes keer heeft behandeld:
‘Op verzoek van huisarts is de heer [eiser] verwezen voor behandeling van klachten aan nek na auto-ongeval. Ook ervaart de heer [eiser] duizeligheidsklachten, hoofdpijn en concentratieproblemen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de beweeglijkheid hoog cervicaal en hoog thoracaal beperkt was en de musculatuur van de nekspieren hypertoon waren. (…)
Behandelresultaat: Binnen 6 behandelingen is de beweeglijkheid en functie van hoog cervicale- en hoog thoracale wervelkolom verbeterd en de hypertonie van nekmusculatuur is verminderd. De klachten zijn niet veranderd tov de eerste behandeling. (…)’
2.5. In een brief van 11 mei 2009 aan de huisarts van [eiser] schrijft [revalidatiearts]:
‘(…) Bovengenoemde patiënt was voor een periode van 8 ½ week opgenomen op de afdeling Houding en Beweging van ons revalidatiecentrum.
Diagnose:
Chronische nekklachten/malaisebeeld na een flexie-deflexie trauma/commotio capitus ten gevolge van een auto-ongeval in maart 2008 (…)
Conclusie:
45-jarige man met status na flexie/deflexietrauma die hierdoor blijvende klachten van hoofd-en nekpijn heeft, waarbij sprake was van hypertonie en problemen met de grenshantering, die hier heeft geleerd om binnen zijn grenzen te functioneren en te ontspannen. Tijdens opname heeft hij een duidelijke positieve wending laten zien en zit nu in een stijgende lijn qua belastbaarheid. (…)’
2.6. In een adviesrapport arbeidsrevalidatie van 18 november 2009 dat is uitgevoerd in opdracht van [revalidatiearts] door een bij Groot Klimmendaal werkzame arbeidsrevalidatietherapeut staat onder meer:
‘(…) Conclusie
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de heer [eiser], op basis van het uitgevoerde assessment, door de zeer lage mentale belastbaarheid en grote belastinggevolgen niet in staat wordt geacht een duurzame arbeidsprestatie te leveren. Gezien de tijd tussen het ontstaan van het letsel en dit onderzoek gaan wij ervan uit dat er geen sprake meer zal zijn van grote veranderingen. Bij alle praktische, administratieve of testopdrachten die hij heeft gedaan, is hij genoodzaakt binnen 30 minuten tweemaal pauze te nemen. Ondanks de pauzes nemen de klachten toe. De klachten staan in het geheel niet in verhouding met de geleverde prestaties. (…)’
2.7. In een ontslagbrief van 4 december 2009 aan de huisarts van [eiser] schrijft [revalidatiearts]:
‘Bovengenoemde patiënt was in poliklinische revalidatiebehandeling van mei tot en met november 2009 na eerdere klinische opname wegens een post whiplash syndroom. (…) In de poliklinische fase heeft patiënt zijn belastbaarheid eigenlijk niet goed kunnen opbouwen. Grenshantering en omgaan met klachten lukken patiënt inmiddels wel goed. Om de belastbaarheid ten aanzien van werk in kaart te brengen heeft hij een assesment op de afdeling Arbeidsrevalidatie doorlopen. Aldaar was de conclusie dat patiënt eigenlijk te laag belastbaar is voor loonvormende arbeid. Voor de volledigheid zal patiënt worden verwezen naar een neuroloog. (…)’
2.8. In een brief van 17 december 2009 aan de medisch adviseur van [eiser] schrijft [revalidatiearts]:
‘(…) Patiënt heeft heel hard zijn best gedaan om zijn belastbaarheid te vergroten doch dit is niet gelukt. Daarnaast is de psychische belastbaarheid nog steeds sterk beperkt, met name ten aanzien van concentratie en geheugen. Een neuropsychologisch onderzoek kan dit objectiveren maar heeft geen aanvullende waarde. Op de afdeling arbeidsrevalidatie (…) bleek ook dat zijn belastbaarheid erg laag is en blijft. Met name op verzoek van deze afdeling zal patiënt nog een keer verwezen worden naar de neuroloog. Ik ben bang dat hier niets uit komt terwijl patiënt blijft zitten met een sterk verlaagde belastbaarheid, die naar hedendaagse verzekerings- en UWV-lijnen niet goed toetsbaar is. (…)’
2.9. In het op 30 december 2009 door de huisarts van [eiser] aan zijn medisch adviseur toegezonden patiëntendossier staat onder meer:
‘(…)10-03-2008 S 2 dgn geleden door arrestatieteam klemgereden met veel geweld
(werd aangezien voor crimineel): auto voor/achter botsing..stoel
achterover afgebroken! (110 km/uur, bij Wierden)… nu commotio verhaal (bij inspanning niets waard, voelt zich het beste bij liggen/niksdoen)
O RR 160/120 (gewone band) 144/100 brede band, mobiliteit nek
gda
E flexie-deflexie trauma CWK
E commotio capitis
P commotion-protocol: week bedrust, bij verandering van beeld
revisie (…)’
2.10. In de verzekeringsgeneeskundige rapportage van verzekeringsarts Den Holder van het UWV van 13 januari 2010 staat onder meer:
‘(…) Beschouwing
Cliënt is een thans 46-jarige man, die ik zag in het kader van een einde wachttijdbeoordeling (WIA). Cliënt werkte laatstelijk als monteur interieurbouw voor minimaal 60 uur per week. Hij deed dit werk internationaal. Op 10 maart 2008 meldde cliënt zich arbeidsongeschikt naar aanleiding van nek/schouderklachten en cognitieve klachten welke ontstonden nadat cliënt (onterecht) werd klemgereden door een arrestatieteam. Regres lijkt mij dan ook aan de orde. Cliënt bleef klachten/beperkingen houden en rust/conservatieve therapie had geen effect. Conform alle richtlijnen/protocollen werd cliënt nadien doorverwezen naar een revalidatieinstelling, waarbij een multidisciplinaire aanpak plaatsvond. Cliënt werd in totaal ruim een jaar behandeld (poliklinisch, klinisch en vervolgens tot november 2009 weer poliklinisch). De laatste sessie werd afgerond met arbeidsrevalidatie op het centrum voor arbeidsrevalidatie van Groot Klimmendaal. Cliënt ervaart blijvende hoofd- en nekpijn, duizeligheidsklachten, fysieke beperkingen en verminderd cognitief functioneren. Bij Groot Klimmendaal heeft hij geleerd om binnen zijn grenzen te functioneren en te ontspannen. Tijdens de opname heeft hij een duidelijke positieve wending laten zien. Desondanks resteren er forse klachten/beperkingen. Er is nog steeds sprake van een beperkte belastbaarheid. Cliënt neemt na een activiteit ongeveer 1 tot 1 ½ uur rust op de bank of op bed. Bij overbelasting ervaart cliënt onder andere een zweverig gevoel in zijn hoofd en een onstabiel gevoel in zijn lijf. Als gevolg van overbelasting heeft hij soms wegrakingen. Na belasting is er sprake van hoofdpijn en nekpijn. Snelle hoofdbewegingen leveren pijnklachten en duizeligheid op. Met behulp van arbeidsrevalidatie werden de werkmogelijkheden duidelijk in kaart gebracht. Samenvattend werd geconcludeerd dat cliënt, op basis van het uitgevoerde assessment, door de zeer lage mentale belastbaarheid en grote belastinggevolgen niet in staat wordt geacht een duurzame arbeidsprestatie te leveren. Gezien de tijd tussen het ontstaan van het letsel en het onderzoek wordt ervan uitgegaan dat er geen sprake meer zal zijn van grote veranderingen. Kortdurende belasting in een zeer prikkelarme omgeving is mogelijk, edoch cliënt kan deze belasting slechts kortdurend volhouden (…). Gezien de duidelijke conclusie van Groot Klimmendaal, hetgeen op een zorgvuldige manier wordt onderbouwd kan er ook maar één conclusie mogelijk zijn en dat is dat cliënt niet duurzaam belastbaar is. Cliënt voldoet nog het best aan sterk wisselende mogelijkheden, waarbij de duur van beschikbare restmogelijkheden zeer beperkt is. (…)’
2.11. Met ingang van 8 maart 2010 ontvangt [eiser] een IVA-uitkering.
2.12. Na het vonnis in het incident heeft Reaal het bij de rechtbank Den Haag ingediende verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht ingetrokken.
3. De vordering en de beoordeling
3.1. Tijdens de comparitie heeft de advocaat van [eiser] de vordering tot afgifte van stukken (zie vorige vonnis onder 3.1. II) ingetrokken. Ter beoordeling liggen dan uitsluitend nog voor de vorderingen van [eiser] (zie vorige vonnis onder 3.1. I en III) tot veroordeling van Reaal tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het ongeval op 8 maart 2008 geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en de veroordeling van Reaal tot voldoening aan [eiser] van een voorschot op de schadevergoeding ten bedrage van
€ 50.000,--, althans dat bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2. Aan zijn vorderingen legt [eiser] ten grondslag dat door de Regiopolitie IJsselland onrechtmatig jegens hem is gehandeld doordat een viertal agenten [eiser] op 8 maart 2008 – onder meer – aan de voor- en achterzijde hebben aangereden op de wijze zoals door [eiser] ter comparitie (zie hiervoor 2.2.) is omschreven. Als gevolg van de aanrijdingen heeft [eiser], zo stelt hij, blijvend letsel heeft opgelopen, bestaande uit met name hoofdpijn, nekklachten, concentratiestoornissen, evenwicht- en geheugenstoornissen en een niet goed functionerend korte termijngeheugen. Als gevolg van deze klachten is hij volledig arbeidsongeschikt en lijdt hij schade onder meer bestaande uit het verlies aan arbeidsvermogen en zelfwerkzaamheid. [eiser] houdt Reaal als WAM-verzekeraar van de Regiopolitie IJsselland op grond van artikel 6 WAM rechtstreeks voor de geleden en te lijden schade aansprakelijk.
3.3. Reaal heeft aansprakelijkheid erkend. Zij bestrijdt echter - onder verwijzing naar diverse brieven van haar medisch adviseur - dat sprake is van de genoemde klachten althans in de gestelde mate, dat die klachten het gevolg van het ongeval zijn en dat die klachten leiden tot (blijvende) beperkingen.
3.4. De kern van het geschil vormt daarmee de vraag of en, zo ja, in welke mate [eiser] als gevolg van het ongeval de gestelde klachten ondervindt en of en, zo ja, in welke mate dat leidt tot beperkingen. De rechtbank is voornemens zich door een deskundige te laten voorlichten alvorens zij hierover verder zal oordelen. Ter zitting hebben partijen zich uitvoerig over een te gelasten deskundigenonderzoek uitgelaten. De rechtbank oordeelt als volgt.
3.5. Partijen zijn het erover eens dat (allereerst) een neuroloog tot deskundige moet worden benoemd die, zo hij daartoe aanleiding ziet, een neuropsycholoog zal inschakelen, waarbij hij (door hem te formuleren) vragen aan de neuropsycholoog zal stellen. Van de zijde van Reaal is bezwaar gemaakt tegen inschakeling van de neuropsychologen Zaal en Koene. Partijen hebben daarnaast beide een voorkeur uitgesproken voor dr. J. Bruins (Westbroekse Binnenweg 16, 3612 AH Tienhoven). Met inachtneming van een en ander staat het de te benoemen neuroloog vrij een neuropsycholoog in te schakelen. Over de persoon van de te benoemen neuroloog staan partijen, zo is ter zitting gebleken, lijnrecht tegenover elkaar. Partijen refereren zich aan het oordeel van de rechtbank op dit punt, zij het dat zij beide nog namen hebben genoemd van neurologen tegen wiens benoeming in hun visie onoverkomelijke bezwaren bestaan. Daarmee rekening houdend zal de rechtbank neuroloog A.H.C. Geerlings tot deskundige benoemen. Hij heeft desgevraagd verklaard daartoe in staat en bereid te zijn en vrij te staan ten opzichte van partijen. Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op zijn loon en kosten (inclusief het honorarium van een neuropsycholoog), inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 5.117,00. Reaal heeft ter zitting toegezegd de kosten van dit deskundigenonderzoek te dragen. Het voorschot komt dan ook voor haar rekening.
3.6. Partijen zijn het er verder over eens dat aan de deskundige de IWMD-vraagstelling, versie januari 2010, vragen 1 tot en met 3, moeten worden voorgelegd. [eiser] heeft verzocht de vraagstelling aan te vullen met de vraag: ‘Welke mate van functieverlies kunt u vaststellen op uw vakgebied, wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de AMA-guide versie 6.’ Tegen de door mr. Vermeulen voorgestelde aanvullende vraag bestaat van de zijde van Reaal geen bezwaar, zij het dat in de visie van Reaal de deskundige dient te oordelen met in achtneming van de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie en volgens de AMA-guide versie 5. De advocaat van [eiser] heeft daarop betoogd dat de AMA-guide versie 5 en de richtlijn van de Vereniging van Nederlandse Neurologie geen ruimte bieden voor het aannemen van beperkingen op basis van klachten waaraan geen neurologisch substraat ten grondslag ligt. Wanneer die regelgeving door de deskundige wordt gevolgd zal het antwoord op de aanvullende vraag volgens haar dan ook zijn dat van functieverlies geen sprake is. Daarom dient de vraag volgens haar te worden beantwoord volgens de AMA-guide versie 6, die wel ruimte biedt voor het aannemen van functieverlies bij een post-whiplashsyndroom.
3.7. De voorgestelde aanvullende vraag zal worden overgenomen (zie in het dictum, vraag 1g), zij het dat de rechtbank - anders dan partijen voorstaan - de te benoemen neuroloog niet zal instrueren dat hij bij de beantwoording van die vraag al dan niet de AMA-guide versie 5 of 6 of de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie dient te hanteren. De rechtbank ziet het niet tot haar taak om de deskundige daarin in dit geval (dwingend) te sturen. De deskundige draagt zelf de verantwoordelijkheid om - per geval - te beslissen volgens welke (in zijn beroepgroep geldende) regels hij meent een aan hem voorgelegde vraag te moeten beantwoorden.
3.8. Het voorgaande laat onverlet dat wanneer de te benoemen neuroloog - al dan niet vanwege de voorschriften in door hem gevolgde regels - geen functieverlies en beperkingen kan aangeven, het de rechtbank vrij staat om, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechtbank aanleiding bestaat, alsnog een medisch deskundige uit een andere discipline te benoemen aan wie die vraag wordt voorgelegd. Partijen kunnen zich daarover, afhankelijk van de inhoud van het deskundigenbericht, in hun conclusies na dat bericht uitlaten.
3.9. Reaal heeft nog als aanvullende vraag voorgesteld de facultatieve vraag 4 van de IWMD-vraagstelling, die luidt:
‘Met het oog op de bepalingen van de looptijd van eventuele toekomstschade, is van belang te weten of in het medisch dossier van betrokkene overigens feiten en omstandigheden voorkomen – ook buiten de huidige klachten en afwijkingen en/of uw eigen vakgebied gelegen – die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij betrokkene ook zonder ongeval op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning.
a. wilt u, tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier van betrokkene, die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn?’
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen (de formulering van) deze vraag omdat de deskundige daarmee op het spoor van een fishing expedition - buiten zijn vakgebied - wordt gezet. Hij stelt voor om de te benoemen neuroloog in plaats daarvan te vragen of het medisch dossier volgens hem aanleiding geeft voor onderzoek door een andere medische specialist.
3.10. Voor zover het gaat om binnen het eigen vakgebied van de deskundige gelegen feiten en omstandigheden bestaat tegen het stellen van vraag 4 naar het oordeel van de rechtbank geen bezwaar. Wat betreft buiten dat vakgebied gelegen feiten en omstandigheden zal – zoals [eiser] heeft voorgesteld - aan de deskundige worden gevraagd of het medisch dossier volgens hem aanleiding geeft voor onderzoek door een (of meer) andere medische specialist(en) en, zo ja, waarom. Daarmee wordt voorkomen dat aan de te benoemen deskundige wordt gevraagd zich uit te laten over kwesties die buiten zijn vakgebied liggen.
3.11. Ten slotte verlangt Reaal nog dat door de deskundige een disclosure statement (productie 5, onderdeel 5.1., bijlage 8 van de zijde van [eiser]) wordt ingevuld zodat inzichtelijker wordt hoe de deskundige tot zijn oordeel is gekomen. In kwesties als de onderhavige, waarbij – zo stellen de beide partijen – in de beroepsgroep sprake is van verdeeldheid over de (neurologische) visie op het post whiplashsyndroom, ziet de rechtbank het nut van een dergelijk disclosure statement in. De deskundige zal dan ook worden gevraagd de vragen in het disclosure statement te beantwoorden.
3.12. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. De situatie met ongeval
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel (neuropsychologisch, zie rov. 3.5.) hulponderzoek?
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overwegingen geven?
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u daarbij toelichten welke regels u volgt en op welke grond? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Welke mate van functieverlies kunt u vaststellen op uw vakgebied, wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de volgens u toepasselijke richtlijnen/regels?
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
2. De situatie zonder ongeval
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3. Overig
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
4. Overige aspecten van de hypothetische situatie zonder ongeval
Met het oog op de bepaling van de looptijd van eventuele toekomstschade, is van belang te weten of in het medisch dossier van betrokkene overigens feiten en omstandigheden voorkomen – binnen uw eigen vakgebied gelegen – die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij betrokkene ook zonder ongeval op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning.
a. Wilt u, tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier van betrokkene op uw vakgebied die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn?
b. Voor zover het om buiten uw vakgebied gelegen feiten en omstandigheden gaat: geeft het medisch dossier aanleiding voor onderzoek door een (of meer) andere medische specialist(en) en, zo ja, waarom?
Wilt u de vragen in het disclosure statement (voor de vindplaats, zie rov. 3.11.) beantwoorden?
4.2. benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
A.H.C. Geerlings
Postbus 1126
3260 AC Oud Beijerland
tel. 0186 602015
neuroloog@geerlingsexpertises.nl,
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Sector civiel, roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
bepaalt dat Reaal binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 5.117,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter-commissaris mr. S.C.P. Giesen,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 27 oktober 2010, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser],
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide, mr. C.M.E. Lagarde en mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2010.