ECLI:NL:RBARN:2010:BL9278

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
174760
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van deskundige wegens twijfel aan onafhankelijkheid en benoeming van nieuwe deskundige in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 17 maart 2010 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiseres] en de stichting Gezondheidszorg Rivierenland. De zaak betreft de benoeming van een deskundige, prof. [desk.1], die eerder was aangesteld om vragen te beantwoorden die in een tussenvonnis van 9 december 2009 waren geformuleerd. Echter, er ontstonden twijfels over de onafhankelijkheid van deze deskundige, aangezien hij als hoofd van het traumacentrum te Utrecht contacten had met personen verbonden aan de SEH's van de ziekenhuizen in zijn regio, waaronder het ziekenhuis te Tiel. De advocaat van [eiseres], mr. F.J. van Benthem, heeft de rechtbank in brieven van 18 december 2009 en 18 januari 2010 geïnformeerd over deze twijfels en het belang van een onafhankelijke deskundige benadrukt.

De rechtbank heeft de situatie als onwenselijk beoordeeld en heeft besloten om prof. [desk.1] te ontslaan als deskundige. In plaats daarvan is prof. dr. [desk.2], hoogleraar traumatologie aan het universitair medisch centrum te Maastricht, benoemd als nieuwe deskundige. Prof. dr. [desk.2] heeft verklaard geen banden te hebben met het ziekenhuis te Tiel, wat bijdraagt aan zijn onafhankelijkheid. De rechtbank heeft verder instructies gegeven over de procedure die de deskundige moet volgen, inclusief het indienen van een conceptrapport en het maken van afspraken met de partijen voor het onderzoek.

De rechtbank heeft ook bepaald dat het reeds door het ziekenhuis gedeponeerde voorschot volstaat en dat verdere beslissingen zullen worden aangehouden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 17 maart 2010 door de rechters R.J.B. Boonekamp, A.E.B. ter Heide en C.M.E. Lagarde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 174760 / HA ZA 08-1517
Vonnis van 17 maart 2010
in de zaak van
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Benthem te Etten-Leur,
tegen
de stichting
STICHTING GEZONDHEIDSZORG RIVIERENLAND,
gevestigd te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. de Groot te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en het ziekenhuis genoemd worden.
1. De verdere procedure en de verdere beoordeling
1.1. Nadat bij tussenvonnis van 9 december 2009 prof. [desk.1] te Utrecht tot deskundige was benoemd ter beantwoording van de in dat vonnis geformuleerde vragen, heeft mr. Van Benthem zich namens [eiseres] bij brieven van 18 december 2009 en 18 januari 2010 tot de rechtbank gewend. Bij de brief van 18 december 2009 heeft zij aangegeven dat [eiseres] zich niet heeft kunnen uitlaten over de verklaring van de deskundige dat hij als hoofd van het traumacentrum te Utrecht contacten heeft met personen die verbonden zijn aan de SEH’s van de ziekenhuizen die onder zijn regio vallen, waaronder dat te Tiel. Zij heeft aangekondigd zich te moeten beraden over de vraag of de onafhankelijkheid van de deskundige boven iedere twijfel verheven is en zich het recht voorbehouden daarop in januari 2010 terug te komen. Bij de brief van 18 januari 2010 heeft mr. Van Benthem geschreven dat het probleem is dat door de contacten van de deskundige zijn onafhankelijkheid niet meer boven iedere twijfel verheven is. Zij heeft gesteld dat [eiseres] aan de ene kant belang heeft bij een voortvarende behandeling van haar zaak, maar dat zij aan de andere kant geen twijfel mag hebben over de onafhankelijkheid van degene die een zeer belangrijk onderdeel vormt van de beoordeling van haar zaak. Mr. Van Benthem heeft verder geschreven dat [eiseres] zich het recht voorbehoudt, indien bij haar naar aanleiding van het onderzoek van prof. [desk.1] gerede twijfel ontstaat over de onafhankelijkheid van prof. [desk.1] deze kwestie betrefende de onafhankelijkheid ter discussie te stellen.
1.2. De rechtbank acht de aldus ontstane situatie, waarin een deskundige is benoemd bij wiens onafhankelijkheid op voorhand reeds kanttekeningen worden geplaatst, onwenselijk. 1.3. Daarom zal prof. [desk.1] bij dit vonnis van zijn benoeming worden ontheven en zal prof. dr. [desk.2] te Maastricht tot deskundige worden benoemd. Prof. [desk.2] is als hoogleraar traumatologie verbonden aan het universitair medisch centrum te Maastricht. Hij is tevens hoofd van het regionaal traumacentrum te Maastricht. Hij heeft verklaard geen banden te hebben met het ziekenhuis te Tiel. De deskundige heeft aangegeven voor zijn onderzoek te willen beschikken over een cd-rom met al het beschikbare beeldvormend materiaal. De rechtbank gaat er van uit dat de meest gerede partij dit aan de deskundige zal doen toekomen.
1.4. Voorzover beantwoording van de vragen een beoordeling op het vakgebied van de radiologie behoeft en de deskundige geen achtergrond heeft op het vakgebied van de radiologie, wordt hem verzocht een radioloog in consult te roepen.
1.4. Het reeds door het ziekenhuis gedeponeerde voorschot volstaat. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
2. De beslissing
De rechtbank
ontslaat prof. [desk.1] als deskundige en bepaalt diens loon en schadeloosstelling op nihil,
benoemt tot deskundige om het onderzoek te verrichten:
prof. dr. [desk.2],
[adres]
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan prof. [desk.1] zal toezenden en dat de griffier een kopie van dit vonnis en van het vonnis van 9 december 2009 aan prof. dr. [desk.2] zal toezenden,
bepaalt dat [eiseres] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Sector civiel, roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na ontvangst van de (kopieën van) de overige processtukken deze aan de deskundige zal toesturen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat hij met het onderzoek kan beginnen met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter-commissaris mr. A.E.B. ter Heide,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 10 mei 2010, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiseres] of voor bepaling datum vonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. A.E.B. ter Heide en mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010.