ECLI:NL:RBARN:2010:BL4872
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis en de gevolgen daarvan voor reeds genomen executiemaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 februari 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen meerdere eisers en een gedaagde. De eisers, bestaande uit een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon, vorderden de gedaagde te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 492.500,--, dat zij onverschuldigd zouden hebben betaald na een vonnis van 23 januari 2008. Dit vonnis had hen veroordeeld om aandelen van de gedaagde over te nemen. De eisers stelden dat de tenuitvoerlegging van het vonnis door de gedaagde onrechtmatig was, omdat de Ondernemingskamer op 15 december 2009 de tenuitvoerlegging had geschorst.
De rechtbank oordeelde dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis niet betekende dat reeds genomen executiemaatregelen moesten worden teruggedraaid. De voorzieningenrechter benadrukte dat de schorsing enkel betrekking had op toekomstige executiemaatregelen en dat de reeds uitgevoerde handelingen, zoals de betaling van het bedrag aan de gedaagde, niet ongedaan gemaakt hoefden te worden. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet konden stellen dat het bedrag onverschuldigd was betaald, aangezien er nog steeds een rechtsgrond voor de betaling bestond door het vonnis dat hen had veroordeeld.
Uiteindelijk werd de vordering van de eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgrond voor betalingen in het kader van uitvoerbare vonnissen, zelfs wanneer er later schorsingen van de tenuitvoerlegging plaatsvinden.