RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 09/1250
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 29 september 2009
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats],
de minister van Justitie, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 5 februari 2009.
Bij besluit van 16 april 2008 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de detachering bij het proces Regulier met ingang van 1 april 2008 niet wordt omgezet in een definitieve benoeming en dat de detachering derhalve met ingang van 1 april 2008 is geëindigd.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar, onder verwijzing naar de overwegingen in het advies van de “Adviescommissie Algemene Wet Bestuursrecht betreffende personele aangelegenheden van het Ministerie van Justitie” (hierna: de commissie), ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit van 16 april 2008 gehandhaafd.
Tegen het in rubriek 1 aangeduide besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 9 juli 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door H.J. Kleine, adviseur rechtspositie bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), en G.N. Wellenberg, unitmanager 3R1 bij de IND.
Eiser is sinds 1999 werkzaam bij de IND. In eerste instantie was eiser werkzaam bij het proces Asiel te Zevenaar waar hij gewerkt heeft in de modules “horen” en “beslissen”.
In het kader van een outplacementtraject is eiser op detacheringsbasis gedurende een afgesproken periode van 1 september 2007 tot 1 maart 2008 werkzaamheden gaan verrichten bij het proces Regulier te Zwolle, unit AW3 in de module “bezwaar”. Deze periode is later, wegens ziekte van eiser, verlengd tot 1 april 2008.
Uit de detacheringsovereenkomst van 13 juli 2007, door eiser ondertekend op 8 augustus 2007, blijkt dat eiser na een half jaar vast in de formatie van het proces Regulier kan worden opgenomen. Indien de detachering niet succesvol verloopt, zal eiser terugkeren naar het proces Asiel om zijn outplacementtraject daar verder te doorlopen. Blijkens de overeenkomst krijgt eiser gedurende de detacheringsperiode de mogelijkheid zijn kwaliteiten te laten zien, waardoor duidelijk wordt of deze kwaliteiten voldoende aansluiten bij de uitvoering van werkzaamheden binnen het proces Regulier. Een succesvol verloop van de detachering betekent dat er bij beëindiging van het gegeven half jaar voldoende vertrouwen is bij de inlenende unitmanager over het bereiken van taakvolwassenheid door eiser in de uitvoering van reguliere werkzaamheden.
Voorts is in de detacheringsovereenkomst opgenomen dat er na drie maanden een tussenevaluatie plaatsvindt over de ontwikkeling van eiser, welke evaluatie op schrift wordt gesteld. De detacheringsovereenkomst vermeldt verder dat bij deze tussenevaluatie een indicatie wordt gegeven over het verwachte verloop van de detachering.
Op 30 oktober 2007, 6 november 2007, 11 december 2007, 17 december 2007 en 27 maart 2008 heeft verweerder voortgangs- en evaluatiegesprekken met eiser gehouden. Ook op 20 december 2007 en 3 maart 2008 hebben met eiser gesprekken plaatsgevonden ten aanzien van zijn detachering.
Als gevolg van een reorganisatie bij het Proces regulier te Zwolle is de unit AW3 met ingang van 1 januari 2008 opgeheven en is eiser geplaatst bij de unit 3R1. Op 4 februari 2008 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen eiser en zijn nieuwe unitmanager, G.N. Wellenberg.
Bij besluit van 16 april 2008 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat zijn functioneren in de afgelopen periode zowel op kwantitatief als kwalitatief niveau onvoldoende ontwikkeling heeft doorgemaakt. Op grond hiervan heeft verweerder niet de overtuiging dat eiser zal uitgroeien tot een goede en volwaardige medewerker binnen het proces Regulier. Eiser wordt meegedeeld dat de detachering bij het proces Regulier met ingang van 1 april 2008 niet wordt omgezet in een definitieve benoeming en derhalve met ingang van voornoemde datum is geëindigd.
Bij brief van 4 mei 2008 heeft eiser tegen voornoemd besluit bezwaar gemaakt. Kort gezegd is eiser de mening toegedaan dat de afspraken die op 25 juni 2007 tijdens het sollicitatiegesprek zijn gemaakt, alsmede de afspraken die zijn vastgelegd in de detacheringsovereenkomst, door verweerder niet zijn nageleefd. Voorts is eiser van mening dat het welslagen van de detachering door toedoen van verweerder is bemoeilijkt c.q. verhinderd alsmede dat het tweede traject van de detachering op voorhand kansloos was.
Op 4 november 2008 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de commissie.
De commissie heeft op 26 januari 2009 het advies uitgebracht om het bezwaar van eiser dat is gericht tegen het besluit van 16 april 2008 ongegrond te verklaren. Hiertoe overweegt de commissie dat uit de toelichting van verweerder ter zitting blijkt dat op 11 december 2007 nog niet vaststond dat de detachering van eiser niet zou worden verlengd. Ook overweegt de commissie dat gebleken is dat verweerder de detachering wegens ziekte van eiser heeft verlengd tot 1 april 2008 zodat de afgesproken 6 maanden detachering ook daadwerkelijk aan eiser is gegund. Ook constateert de commissie dat eiser gedurende de detachering intensief is begeleid en dat er diverse evaluatie- en voortgangsgesprekken hebben plaatsgevonden waarin eiser meermalen is aangesproken op zijn ontwikkelpunten, te weten het kwalitatief en kwantitatief voldoen aan de gestelde verwachtingen. Naar de mening van de commissie is het besluit van 16 april 2008 voldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand gekomen. De commissie concludeert dat verweerder kon komen tot het besluit de detachering van eiser bij het proces Regulier niet om te zetten in een definitieve benoeming en de detachering te beëindigen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar de motivering van de commissie, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser kan zich hier niet mee verenigen en beroept zich op de gronden zoals hij die reeds in bezwaar had aangevoerd. Eiser gaat voorts uitvoerig in op het verslag en het advies van de commissie en hij is de mening toegedaan dat hij zowel kwalitatief als kwantitatief goed heeft gefunctioneerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8:58 van de Awb kunnen partijen tot 10 dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Ter zitting, en derhalve buiten voormelde termijn, heeft eiser een zevental bijlagen overgelegd. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat de bijlagen 1, 2 en 7 bekend zijn en dat geen bezwaar bestaat tegen het betrekken van deze stukken bij de beoordeling. Tegen de bijlagen 3 tot en met 6 heeft verweerder ter zitting wel bezwaar gemaakt. Nu niet is gebleken dat eiser deze bijlagen niet eerder in het geding had kunnen brengen, is de rechtbank van oordeel dat het belang van een goede procesorde met zich brengt dat deze bijlagen 3 tot en met 6 buiten beschouwing worden gelaten.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het besluit van verweerder van 5 februari 2009 in rechte stand kan houden.
Het is vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 februari 2008, LJN BC5617) dat een detachering gegeven de aard en inhoud daarvan op één lijn dient te worden gesteld met een tijdelijke aanstelling. Gedurende de detachering blijft het dienstverband met het orgaan dat de ambtenaar heeft aangesteld bestaan, in dit geval het proces Asiel. Daarnaast bestaat er ook een tijdelijke ambtelijke rechtsverhouding met de inlener, in dit geval het proces Regulier.
In de detacheringsovereenkomst is opgenomen dat indien er bij beëindiging van het gegeven half jaar bij de inlenende unitmanager voldoende vertrouwen is over het bereiken van taakvolwassenheid door eiser in de uitvoering van de reguliere werkzaamheden, eiser opgenomen wordt in de vaste formatie van proces Regulier. Gelet op deze formulering is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige detachering op één lijn gesteld kan worden met een proeftijd-aanstelling.
De toetsing van het in geding zijnde besluit tot het niet voorzetten van een tijdelijk dienstverband na afloop van de proeftijd, is beperkt tot de vraag of, behoudens anderszins in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, verweerder in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiser niet aan de door hem in redelijkheid te stellen eisen of verwachtingen heeft voldaan. Hierbij dient te worden gekeken naar de concrete feiten en/of omstandigheden, de vraag of eiser op verbeterpunten is gewezen en de vraag of eiser een reële kans heeft gehad.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voor de rechtbank op basis van concrete feiten en/of omstandigheden voldoende komen vast te staan dat de uitvoering van de werkzaamheden niet naar tevredenheid verliep en dat eiser niet (geheel) aan de verwachtingen voldeed.
Uit voormelde voortgangs- en evaluatieverslagen blijkt dat eiser sinds 30 oktober 2007 regelmatig door verweerder is aangesproken op de kwantiteit van zijn producten - zo bleef zijn productie (enigszins) achter - alsmede op zijn (leer)houding. Verweerder heeft blijkens de verslagen duidelijke normen gesteld, te weten bij aanvang vier dossiers per week afhandelen en aan het eind van de detachering zes dossiers. Ook uit het door eiser overgelegde overzicht blijkt niet dat hij aan deze norm voldeed, waarbij de rechtbank opmerkt dat vier dossiers per week niet gelijk kan worden gesteld met één dossier per dag.
De rechtbank is verder evenmin gebleken dat verweerder aan eiser onvoldoende opleiding en begeleiding heeft geboden. Eiser heeft een coach toegewezen gekregen, waarover eiser in het voortgangsgesprek van 17 december 2007 heeft aangegeven dat hij de coaching als prettig en goed ervaart.
Verder is de rechtbank, anders dan eiser stelt, niet gebleken dat voormelde reorganisatie een negatieve uitwerking heeft gehad op de detachering en het functioneren van eiser. Zowel verweerder als eiser hebben ter zitting desgevraagd verklaard dat eiser ook na de reorganisatie feitelijk dezelfde werkzaamheden is blijven verrichten.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank evenmin gebleken dat eiser ten onrechte in de, naar eisers mening, te zware module “bezwaar” is geplaatst. Uit de ter zitting door eiser overgelegde vacature die ten grondslag lag aan de detachering, blijkt immers dat zowel zaken in de bezwaarfase als zaken die bij de rechtbank aanhangig zijn dienen te worden behandeld.
Ten aanzien van het betoog van eiser dat hij niet echt een reële kans heeft gehad bij het proces Regulier, overweegt de rechtbank dat eiser hiervoor geen aanknopingspunten heeft aangedragen. Evenmin heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitlenende unitmanager aan de inlenende unitmanager telefonisch haar opinie over het functioneren van eiser duidelijk heeft gemaakt.
De rechtbank kan eiser eveneens niet volgen in zijn stelling dat het tweede deel van het detacheringstraject op voorhand kansloos was gezien het gesprek van 11 december 2007. Uit de detacheringsovereenkomst blijkt immers dat na drie maanden een tussenevaluatie plaats zou vinden waarbij tevens een indicatie zou worden gegeven over het verwachte verloop van de detachering. Door zich uit te laten over het verwachte verloop van de detachering heeft verweerder niet meer of anders gedaan dan reeds in de detacheringsovereenkomst was afgesproken.
Ten aanzien van de door eiser overgelegde verklaring van zijn (oud)kamergenoot [naam]
- wat hier verder ook van zei - stelt de rechtbank vast dat deze niet is ondertekend. Eiser heeft ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat deze verklaring van Algra zelf afkomstig is. Mede gelet hier op kan aan deze verklaring niet die waarde worden toegekend die eiser daaraan gehecht wil zien.
Onder voormelde omstandigheden heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aan de redelijkerwijs te stellen eisen en verwachtingen heeft voldaan. Mede gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit de detachering niet om te zetten in een vaste plaatsing, dan wel dat zij daarbij hebben gehandeld in strijd met enig rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel.
Tot slot merkt de rechtbank op dat de beroepsgronden van eiser die zien op de ambtelijke rechtsverhouding met het proces Asiel waaronder de kaderbrief van 29 augustus 2007, eisers (functioneren in zijn) aanstelling vóór 1 september 2007 en de gang van zaken bij terugkeer bij het proces Asiel na afloop van de detachering, geen verdere bespreking hoeven, omdat het onderhavige geding is beperkt tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om de detachering niet om te zetten in een vaste plaatsing.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiser tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Overbeeke, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Modderman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 29 september 2009
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op:29 september 2009