ECLI:NL:RBARN:2009:BK3301
Rechtbank Arnhem
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging huurovereenkomst en ontruimingsbescherming onderhuurders
In deze zaak, gewezen door de kantonrechter J.W.M. Tromp op 6 oktober 2009, gaat het om een geschil tussen een samenwerkingsverband en de onderhuurders van Fruitkoeling Zetten B.V. Het samenwerkingsverband had een huurovereenkomst met Fruitkoeling Zetten, die per 31 augustus 2009 met wederzijds goedvinden is beëindigd. De kantonrechter oordeelt dat, omdat de beëindiging met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden, Fruitkoeling Zetten op grond van artikel 7:230a lid 2 BW geen recht heeft op ontruimingsbescherming conform artikel 7:230a lid 1 BW. Dit betekent dat de onderhuurders, die geen directe huurrelatie met het samenwerkingsverband hebben, ook geen ontruimingsbescherming genieten.
De kantonrechter stelt vast dat de onderhuurders onrechtmatig gebruik maken van de bedrijfsruimte na de beëindiging van de huurovereenkomst. De vordering van het samenwerkingsverband tot ontruiming van het gehuurde wordt afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat er geen huurovereenkomst bestaat tussen het samenwerkingsverband en de onderhuurders. De kantonrechter concludeert dat de relatie tussen het samenwerkingsverband en Fruitkoeling Zetten eerder moet worden aangemerkt als lastgeving, waardoor de onderhuurders geen bescherming genieten onder de huurovereenkomst.
De kantonrechter wijst de vordering van het samenwerkingsverband af en veroordeelt het samenwerkingsverband in de kosten van de procedure. Dit vonnis benadrukt het belang van de bescherming van huurders en onderhuurders onder de wet, en de noodzaak voor verhuurders om rekening te houden met de belangen van alle betrokken partijen bij beëindiging van huurovereenkomsten.