1.1 [werknemer] is geboren op [dag en maand] 1949 en thans dus 60 jaar oud. Hij is per 1 augustus 1976, direct na zijn afstuderen als cultureel en bedrijfspsycholoog, bij (een van de rechtsvoorgangers van) het ROC in dienst getreden.
1.2 . [werknemer] maakt deel uit van het Team Secretarieel&Juridisch van de sector Economie van het ROC. Hij vervulde de afgelopen jaren hoofdzakelijk lesgevende taken in het subteam Juridisch.
1.3 De heer [persoon A] (hierna: [de heer A]), de teammanager van [werknemer], heeft [werknemer] op 28 februari 2008 aangesproken over klachten van collega’s en ouders met betrekking tot zijn functioneren. In de daarop volgende maanden heeft [werknemer] meerdere gesprekken hierover met onder andere [de heer A] en mevrouw [persoon B] (hierna: [[mevrouw B]]), de sectordirecteur van [werknemer], gevoerd.
1.4 [werknemer] is op 9 december 2008 met acute hartproblemen in het ziekenhuis opgenomen.
1.5 [[mevrouw B]] heeft eind januari 2009 gesproken met de drie studenten betreffende de onder 1.3 genoemde klachten van hen of hun ouders. In het schriftelijk verslag hiervan wordt vermeld, voor zover hier van belang:
“(…) Bovenstaande reacties van de studenten bevestigen dat er geen formele of persoonlijk klacht over [voornaam] [werknemer] is geuit door ouders of studenten. Er zijn wel opmerkingen gemaakt over het niet naar tevredenheid verlopen van de lessen.”
1.6 [werknemer] is per 19 februari 2009 hersteld verklaard.
1.7 Partijen hebben vanaf februari 2009 verschillende malen met elkaar overlegd en gecorrespondeerd.
1.8 [[mevrouw B]] schrijft [werknemer] per emailbericht van 28 april 2009 het volgende voor zover hier van belang:
“Hierbij schriftelijk de bevestiging van mijn telefonische mededeling dat ik het voor alle partijen momenteel niet verantwoord vind om jou weer te laten starten in het team juridisch. (…)”
1.9 Partijen hebben op 4 juni 2009 weer met elkaar gesproken. [[mevrouw B]] deelt in dat gesprek aan [werknemer] mee dat terugkeer van [werknemer] naar het subteam Juridisch geen goede optie is en dat hij dient te worden aangemeld bij het Mobiliteitscentrum van het ROC.
1.10 [werknemer] schrijft [[mevrouw B]] per emailbericht van 10 juni 2009 het volgende, voor zover hier van belang:
“(…) Ik kan en zal niet accepteren dat ik niet meer in mijn functie aan het werk kan en ik doe dat dus ook niet. Aan deze Kafkaiaanse vertoning doe ik niet meer mee. Ik ben hersteld verklaard en ik ben niet geschorst of op non-actief gesteld, tenminste dat zei je afgelopen donderdag. Ik ga dus weer gewoon aan het werk. Het is nu woensdag. Vrijdag a.s. zal ik mijn werk weer oppakken. Ik ga ervan uit dat mijn werkplek nog steeds beschikbaar is en zo niet, dat het dan in ieder geval vrijdag a.s. zal zijn. (…)”
1.11 Op verzoek van het ROC heeft [werknemer] zijn werkzaamheden niet op vrijdag 12 juni 2009, maar op vrijdag 19 juni 2009 hervat.
1.12 Op 18 juni 2009 is in een teamvergadering de taakverdeling 2009/2010 besproken aan de hand van een schriftelijke “Begroting taken en middelen Juridisch 2009-2010.xls” en takenoverzicht per docent. Op deze stukken komt de naam van [werknemer] niet voor. [werknemer] is niet voor deze teamvergadering uitgenodigd.
1.13 Op 9 juli 2009 is in een teamvergadering wederom de taakverdeling 2009/2010 besproken en vastgesteld aan de hand van een nieuw takenoverzicht per docent. Daarop komt de naam van [werknemer] voor. Onder zijn naam staat bij het kopje “contacturen elders” 694. [werknemer] is bij deze vergadering aanwezig geweest.
1.14 Uit het definitieve Jaartaakoverzicht 2009-2010 d.d. 13 juli 2009 betreffende [werknemer] blijkt dat hij voor 795 klokuren is ingeroosterd in het team Juridisch. Zijn bruto-jaartaak is 1659 klokuren. Hiervan gaat af voor BAPO (Bevordering Arbeids Participatie Ouderen)-verlof 170 uur en voor “inzet elders” 694 uur, waarvan voor werkzaamheden voor de deelraad 80 uur.