zaaknummer / rolnummer: 187363 / KG ZA 09-471
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIS/ENBI SEALS EUROPE B.V.,
gevestigd te Maastricht,
kantoorhoudende te Luyksgestel,
eiseres,
advocaat mr. A.J. Hendriks te Eindhoven,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E. Hermsen te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Dis en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Dis
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Dis is een onderneming die zich bezighoudt met de handel in rubberen seals en aanverwante artikelen.
2.2. [gedaagde] is van 15 oktober 2007 tot en met 13 juni 2009 bij Dis in dienst geweest in de functie van business unit manager, speciaal belast met de marketing en verkoop van banden voor intern transport. Tussen de partijen bestond een schriftelijke arbeidsovereenkomst gedateerd 1 oktober 2008.
2.3. In mei 2009 hebben Dis en [gedaagde] gesproken over beëindiging van het dienstverband van [gedaagde]. Dis en [gedaagde] hebben vervolgens een “Beëindigingsovereenkomst met Wederzijds goedvinden” opgesteld die door hen op 3 juni 2009 is ondertekend.
2.4. In die Beëindigingsovereenkomst staat onder meer vermeld:
“3) Aanleiding
3.1) De werknemer werkt op basis van een arbeidsovereenkomst als Business Unit Manager Emrald Europe bij de werkgever. (…)
3.2) De werkgever neemt het initiatief om het dienstverband met de werknemer te beëindigen.
Voor dit initiatief is geen reden zoals bedoeld in artikel 7:678 BW.
3.3) De werkgever wil het dienstverband met de werknemer beëindigen om bedrijfseconomische
redenen.
3.4) De werknemer heeft in eerste instantie aangegeven dat hij in dienst wil blijven. Beide
partijen hebben daarover verschillende keren overlegd. Het resultaat daarvan is dat werkgever en werknemer allebei geen mogelijkheden zien om het dienstverband voort te zetten. Beide partijen hebben daarom afgesproken om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De afspraken die zij daarbij maken zijn vastgelegd in deze overeenkomst.
4) Afspraken
4.1) De arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden op
Bij de beëindigingdatum is rekening gehouden met de opzegtermijn.
4.2) De werkgever betaalt de werknemer een beëindigingsvergoeding van € 0,- (…)
4.3) Van 29-05-2009 tot en met 13-06-2009 werkt de werknemer gewoon door. (…)”
2.5. Op 29 mei 2009 had Dis eerder een brief naar zijn relaties gezonden waarin zij schrijft:
“Dear Relation,
We would like to inform you about recent developments around our colleague’s and your contact person’s private situation.
[gedaagde] has heard recently that a member of his family is sick and feels obliged to support the family fulltime for an unknown period of time.
As Dis Enbi Seals we support his initiative and would like to request you to contact us through the office from week 24 onwards. [betrokkene 1] together with the other colleagues will be in the office to support you optimal. They can be reached at:
Email: [ ]@gmail.com
Telephone: 0031 1497-541821
[gedaagde] remains to be reachable by email (arnold@diseuro.com) as support.
Hopefully we have informed you well and we count on your support. (…)
2.6. Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Midden Nederland blijkt dat [gedaagde] op 15 juni 2009 Global Industrial Tyres heeft opgericht. [gedaagde] had reeds op 25 mei 2009 de website www.globalindustrialtyres.com aangemaakt.
2.7. Bij email van 25 juni 2009 heeft [gedaagde] aan een klant van Dis, ITN, het volgende geschreven:
“Goeden morgen [betrokkene 2]
Wat is de wereld toch klein! Zoals bij jullie verteld heeft deze leverancier voor mij gekozen. De leverancier heeft me dus ook netjes gevraagd om contact op te nemen met je. Zoals het hoort.
Het volgende aanbod kan ik je doen:
Volle container afgeleverd in Ridderkerk met 36 sets, gepalletiseerd:
Per set 800 Euro
60 dagen betalingstermijn of binnen 14 dagen met 2,5% korting
Dit is tevens mogelijk met je eigen merknaam (1250 euro) of doormiddel van het ontwikkelen van een eigen mal (3500 euro en korting op de band).
Op basis van jullie foto’s of tekening.
Hoor graag van je of je geïnteresseerd bent!”l
2.8. Op 29 juni 2009 heeft mr. [betrokkene 3] (account manager van Dis in India) een email doorgezonden aan Dis die hij heeft ontvangen van Wyplex waarin onder meer staat:
“The following mail was recieved from [gedaagde]. This is for your information. Kindly inform mr. Hendricks of this mail and that we will support him.
Regards
[betrokkene 4]
met bijvoeging van de email van [gedaagde] aan Wyplex d.d. 27 juni 2009 waarin staat:
“Dear Mr [betrokkene 4],
Am interested in Rims, Buffer ring and Pneumatic tyres (10.00-20). Could you sent me an Brochure of these products tot me so I can sent you a inquiry for these products?
Have a market for 6 containers a year easily in Europe.(…)”
2.9. Bij email van 2 juli 2009 aan [gedaagde], met cc aan mr. [betrokkene 3] en aan Dis, heeft mr. [betrokkene 5] namens USR onder meer meegedeeld:
“ Mr. [gedaagde], Reference, our discussions with Mr. [betrokkene 3] en Mr. [betrokkene 6], we regret we cannot do business with your new company (..)”.
2.10. Bij email van 8 juli 2009 deelt German Tyre Service Dis onder meer mee:
“I must tell you today that I am surprised about what [gedaagde] told me last week.
He said that your contract with Emrald will stop this year. (…)
If you will stop I need to find a new supplier!(…)”
2.11. Bij email van 16 juli 2009 heeft [gedaagde] USR / [betrokkene 5] onder meer meegedeeld:
“(…) Please watch out to avoid problems. Indeed there is a play going on, he wants to go to court to forbid that I can be active in the market for 1.5 years. This to protect his market.
Of course this will not be justified by the court but everything you say and do will be used in the court to put us both out of business. (…)
Your earlier request to me to support you fully to help you to make the bridge to the European market is still my wish too. You would make this possible and support me if you could sent me a mail with the message that:
you have called me in week of 15 june-21 june to ask about the precious situation at home (cancer father), according to the earlier communicated mail by DIS ENBI (first half of june).
That you have asked by phone in the same week if it was possible to support you and your factory while you had faith in me as a person and in my vision. That you looked for a powerful person who would like to work on behalf of you iso with DIS ENBI while you have had no contact with them and were not willing to sign a contract with a company working with other suppliers.
When you would sent this content in your own flavour, I will be able to support you 100% like you requested and we both wanted.
Please mr [betrokkene 5] give your support. (…)”
3.1. Dis vordert samengevat - [gedaagde], op straffe van een dwangsom, te veroordelen zich gedurende 1,5 jaar na de einddatum van het dienstverband met Dis te onthouden van verdere zakelijke contracten met de klanten en toeleveranciers van Dis, zoals vermeld op het als productie 3 bij dagvaarding overgelegde overzicht.
3.2. Dis legt aan haar vordering het navolgende ten grondslag. [gedaagde] handelt als ex-werknemer van Dis onrechtmatig door klanten en toeleveranciers van Dis stelselmatig en direct te benaderen en hen te vragen zeer expliciet zaken te gaan doen met zijn bedrijf. [gedaagde] maakt daarbij gebruik van kennis en gegevens die hij heeft verkregen bij Dis. [gedaagde] heeft voorts getracht orders van Dis over te nemen. Dis beschikt over concrete aanwijzingen dat [gedaagde] zich met betrekking tot tenminste twee van haar klanten ten koste van Dis bedrijfsdebiet wil verwerven als gevolg waarvan Dis schade lijdt.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] is vanaf oktober 2007 tot en met 13 juni 2009 bij Dis in dienst geweest als business unit manager. In mei 2009 hebben partijen met elkaar gesproken over de beëindiging van het dienstverband met [gedaagde]. In dat kader is een Beëindigingsovereenkomst met wederzijds goedvinden (hierna: de overeenkomst) opgesteld die door partijen op 3 juni 2009 is ondertekend. In de overeenkomst staat onder meer dat de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband met de werknemer te beëindigen om economische redenen, dat partijen met elkaar overleg hebben gevoerd en daarna hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden. Dis stelt dat hetgeen is opgenomen in de overeenkomst niet overeenstemt met de werkelijke reden voor en wijze van beëindiging. Volgens Dis is de overeenkomst op verzoek van [gedaagde] opgesteld om een WW-uitkering voor [gedaagde] veilig te stellen. Medio mei 2009 heeft [gedaagde] Dis naar haar zeggen te kennen gegeven dat hij het dienstverband wilde opzeggen omdat zijn vader ernstig ziek was en hij wilde gaan meehelpen op de boerderij van zijn vader. Ter zitting heeft de heer [betrokkene 7], directeur van Dis, verklaard dat hij, gelet op de ziekte van de vader van [gedaagde] heeft meegewerkt aan een spoedige beëindiging van de arbeidsovereenkomst maar omdat [gedaagde] de spil in de bandendivisie van Dis was, zijn werkzaamheden moeilijk op korte termijn konden worden overgedragen en om verwarring bij klanten en afnemers te voorkomen, met [gedaagde] was overeengekomen dat hij na 29 mei 2009 enige tijd vanuit zijn huis ([gedaagde] woont bij zijn vader) een deel van zijn werkzaamheden voor Dis zou voortzetten. [gedaagde] stelt dat afgesproken was dat hij tussen 29 mei en 14 juni 2009 thuis werkzaamheden zou verrichten voor Dis, hetgeen hij ook heeft gedaan, maar naar zijn zeggen heeft Dis de arbeidsovereenkomst opgezegd omdat zij grote verliezen leed en naar verwachting de bandendivisie zal sluiten. Daarom is volgens [gedaagde] in de beëindigingsovereenkomst opgenomen dat de werkgever het dienstverband wilde beëindigen om economische redenen. Dis heeft dat betwist. [gedaagde] heeft zijn stelling, anders dan met verwijzing naar in het geding gebrachte overzichten van Profit & Loss Account waaruit blijkt dat Dis in 2007 en 2008 verliezen heeft geleden en in 2009 zal lijden, niet nader onderbouwd. Daartegenover staat dat [gedaagde] niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de ziekte van zijn vader aanleiding is geweest voor het beëindigen van het arbeidscontract, zoals door Dis is gesteld. Deze stelling van Dis vindt steun in de brief van 29 mei 2009, geciteerd onder de feiten, die Dis aan haar zakenrelaties heeft gezonden en waarin vermeld wordt: “(…) a member of his family is sick and (he, toevoeging voorzieningenrechter) feels obliged to support the family fulltime (…)” alsmede in de schriftelijke verklaringen die door Dis in het geding zijn gebracht, waarin twee medewerkers van Dis verklaren dat [gedaagde] ontslag wilde nemen vanwege de ziekte van zijn vader. Overigens wijst ook [gedaagde] zelf op de ziekte van zijn vader wanneer hij in een email aan USR [betrokkene 5] in India d.d. 16 juli 2009 onder meer schrijft: “ (…) send me a mail with the message that : you have called me in week of 15 june-21 june to ask about te precious situation at home (cancer father) (…)”. Alles overziend moet het er vooralsnog voor worden gehouden dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd op de wijze als door Dis is gesteld.
4.2. [gedaagde] heeft gesteld dat hij pas na het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst, na enige overweging heeft besloten direct na beëindiging van het dienstverband, dat wil zeggen: per 15 juni 2009, de onderneming Global Industrial Tyres te starten waarover hij Dis correct en volledig heeft geïnformeerd. [betrokkene 7] (directeur van Dis) heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat [gedaagde] slechts op het allerlaatste moment tegen hem heeft gezegd: “By the way, ik ga voor mezelf beginnen; iets met velgen.” [gedaagde] heeft daarop desgevraagd verklaard dat hij eerder nog niet wist wat hij zou gaan doen en “zoekende” was. De stellingen van [gedaagde] zijn, mede gelet op het feit dat de website van zijn bedrijf Global Industrial Tyres reeds op 25 mei 2009 is aangemaakt, voorshands geoordeeld niet erg geloofwaardig. Vastgesteld moet worden dat [gedaagde] tot vóór de laatste werkdag niet aan Dis kenbaar heeft gemaakt dat hij een eigen onderneming in dezelfde branche zou beginnen. Gelet op het voorgaande is voorshands voldoende aannemelijk dat [gedaagde] ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wist dat hij een eigen onderneming in dezelfde branche zou gaan beginnen, dat hij daarover tot het laatste moment heeft gezwegen en de schijn heeft laten bestaan dat hij ontslag wilde nemen wegens ziekte van zijn vader.
4.3. Dis stelt dat zij haar producten inkoopt bij drie leveranciers, te weten: Emrald en USR in India en Wyplex in China. Emrald in een exclusieve leverancier, met USR is zij, na ruim anderhalf jaar durende onderhandelingen, in een vergevorderd stadium om te komen tot exclusieve leveranties en met Wyplex onderhandelt zij vanaf januari 2009. [gedaagde] was voor alle drie de leveranciers de contactpersoon bij Dis. Contactpersoon bij USR is mr. [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5]). Dis stelt dat [gedaagde] contact heeft gezocht met USR om deze te bewegen zaken te gaan doen met zijn bedrijf in plaats van met Dis. [gedaagde] stelt dat het omgekeerde het geval is: hij is door USR telefonisch benaderd waarbij USR hem heeft meegedeeld dat er geen contact meer was met Dis en USR verder geen zaken meer wilde doen met een bedrijf dat meerdere leveranciers vertegenwoordigt (zoals Dis).
Voorshands geoordeeld, staat, gelet op de email van 2 juli 2009 van [betrokkene 5] aan [gedaagde], vast dat er contact is geweest tussen [gedaagde] en USR. [betrokkene 5] schrijft onder meer : “ Mr. [gedaagde], Reference, our discussions with Mr. [betrokkene 3] en Mr. [betrokkene 6], we regret we cannot do business with your new company (..)”. Hierin lijkt vooralsnog besloten te liggen dat [gedaagde] met USR contact heeft gezocht en heeft voorgesteld zaken te gaan doen met zijn bedrijf. Uit de overgelegde producties blijkt voorts dat [gedaagde], ondanks deze afwijzende email, USR opnieuw heeft benaderd op 9, 14 en 16 juli 2009.
In de email van 16 juli 2009, geciteerd onder de feiten, tracht [gedaagde] [betrokkene 5] te bewegen een voor [gedaagde] gunstige verklaring af te geven over de wijze waarop het contact tussen hen tot stand is gekomen en de reden waarom hij met [gedaagde] en niet (meer) met Dis zaken wenst te doen. Het lijkt vooralsnog dat die verklaring voorwaarde is om met USR tot zaken te komen en de indruk wordt daarin gewekt dat [gedaagde] aldus probeert medewerking van [betrokkene 5] te krijgen om, met het oog op dit kort geding, de gang van zaken anders te doen voorkomen dan in werkelijkheid is geschied. In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] heeft gesteld is uit de hiervoor aangehaalde email-correspondentie voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] USR heeft benaderd in een poging met hen tot zaken te komen en Dis daarbij uit te sluiten.
4.4. [gedaagde] erkent dat hij Wyplex heeft gevraagd met hem zaken te gaan doen, maar is van mening dat dat hem is toegestaan omdat Wyplex geen toeleverancier is van Dis. Dis heeft dat betwist. Volgens Dis is sprake van een langdurig en kostbaar traject, alvorens een exclusief contract gesloten kan worden met een toeleverancier. [gedaagde] weet dat volgens Dis als geen ander, omdat hij de contactpersoon bij Dis was. Dis heeft veel tijd en geld geïnvesteerd en is in een vergevorderd stadium om met Wyplex tot en exclusieve relatie te komen. Dis verwijst in dat kader naar de onder de feiten geciteerde email van mr. [betrokkene 3] (account manager van Dis in India en een bekende van Wyplex) van 29 juni 2009, waaruit haar relatie met Wyplex blijkt. [gedaagde] heeft de stellingen van Dis in deze onvoldoende gemotiveerd weersproken. Vooralsnog moet daarom worden aangenomen dat Wyplex een potentiële toeleverancier is van Dis waarin Dis al de nodige tijd en moeite heeft gestoken en die vervolgens door [gedaagde] is benaderd.
4.5. Ten aanzien van Emrald. Vast staat dat Emrald een exclusieve toeleverancier is van Dis. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] Emrald heeft benaderd met het verzoek zaken met hem te gaan doen. Wel heeft Dis gesteld dat [gedaagde] één van zijn klanten, te weten German Tyre Service (hierna: GTS) heeft benaderd en daar de mededeling heeft gedaan dat het contract van Dis met Emrald eind van het jaar zou eindigen. Dis wijst daarbij op de email van GTS van 8 juli 2009, geciteerd onder de feiten, waarin haar dat is meegedeeld. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het hem vrij staat aan GTS te leveren omdat laatstgenoemde buiten het territoir van het contract van Emrald met Dis valt en bovendien ontkent hij dat de mededeling die hij heeft gedaan vertrouwelijke informatie bevatte. Volgens [gedaagde] wordt zaken gedaan in een klein wereldje waarin dat soort zaken snel bekend zijn. Dit betoog faalt. Dis heeft aangevoerd dat zij een meerjarig contract heeft met Emrald dat eind van dit jaar afloopt, maar dat er momenteel onderhandelingen gaande zijn om het contract te verlengen. De directeur van Dis, [betrokkene 7], is onlangs bij Emrald in India geweest en heeft aanvullende afspraken gemaakt om het contract te verlengen. Dis heeft, voorshands geoordeeld terecht, gesteld dat dergelijke informatie vertrouwelijk was die [gedaagde] die uit hoofde van zijn functie bekend was en waarmee zij in een negatief daglicht is gesteld.
4.6. Dis heeft gesteld dat Solid Center / ITN (hierna: ITN) een van haar grootste afnemers van banden is. Volgens Dis “zweefde in april 2009 een order boven de markt” waarbij het ging om een container met 36 complete sets banden. Deze banden, afkomstig van USR, zou Dis leveren aan ITN die ze op haar beurt zou leveren aan de Belgische firma BTS. Zoals blijkt uit de overgelegde producties is daarover op 13 mei 2009 per email contact geweest tussen [gedaagde], toen nog werkzaam bij Dis, en ITN. Bij email van 25 juni 2009, na het einde van het dienstverband, heeft [gedaagde] ITN onder meer meegedeeld dat de leverancier (USR) voor hem heeft gekozen en hem heeft gevraagd contact op te nemen met ITN. Dis en de heer [betrokkene 7], directeur van ITN, hebben ter zitting desgevraagd verklaard dat deze email betrekking had op dezelfde order van 36 sets banden waarover in mei 2009 met [gedaagde] als contactpersoon van Dis is gesproken. [gedaagde] stelt dat ITN hem heeft benaderd omdat zij geen zaken meer wilde doen met Dis. De heer [betrokkene 7] (ITN) heeft dat ter zitting weersproken. Hij stelt dat hij, toen [gedaagde] nog in dienst was bij Dis, met hem de mogelijkheid heeft besproken om gezamenlijk (Dis en ITN) de markt te benaderen, maar op 25 juni 2009, na de email van [gedaagde], hoorde hij voor het eerst dat [gedaagde] met zijn eigen bedrijf USR had benaderd in verband met de op handen zijnde levering. Niet vast te stellen is of [gedaagde] op verzoek van ITN USR heeft benaderd. Dat doet er ook niet zoveel toe, want feit is dat [gedaagde] ITN heeft benaderd, terwijl hij dat ook kon laten. Alles overziend moet voorshands worden aangenomen dat [gedaagde] na het einde van het dienstverband met Dis, ITN heeft benaderd met de bedoeling de vóór die tijd (mei 2009) aangevraagde levering van 36 sets banden voor zijn eigen bedrijf in de wacht te slepen.
4.7. De essentie van het geschil is of in het onderhavige geval sprake is van onrechtmatige concurrentie. In de arbeidsovereenkomst tussen Dis en [gedaagde] is geen concurrentiebeding opgenomen. Een werknemer die niet gebonden is aan een concurrentiebeding, heeft na afloop van zijn dienstverband in beginsel de vrijheid zelf een onderneming te starten, zij het dat die vrijheid aan zekere grenzen is gebonden. Als uitgangspunt voor de toelaatbaarheid van concurrentie van een ex-werknemer jegens zijn voormalige werkgever gelden de criteria zoals opgenomen in het arrest Boogaard/Vesta (HR 9 december 1955, NJ 1956,157). Er is eerst sprake van onrechtmatige concurrentie als sprake is van bijkomende omstandigheden, daaruit bestaande dat de ex-werknemer het duurzame bedrijfsdebiet van zijn voormalig werkgever stelselmatig en substantieel afbreekt en daarbij gebruik maakt van kennis en gegevens die hij bij zijn voormalig werkgever vertrouwelijk heeft verkregen. Het stelselmatig en substantieel afbreken van bedrijfsdebiet veronderstelt actief optreden van de voormalig werknemer in de zin van stelselmatige benadering door de ex-werknemer van relaties die duurzaam met de voormalig werkgever zijn verbonden.
4.8. Onweersproken is dat Dis zaken doet met (slechts) drie toeleveranciers te weten: USR, Emrald en Wyplex. Dat bij alle drie sprake is van een min of meer duurzame relatie is voorshands voldoende aannemelijk geworden. Zoals hiervoor is overwogen, moet worden aangenomen dat twee daarvan, USR en Wyplex, na het einde van het dienstverband door [gedaagde] zijn benaderd om zaken met hem te doen. Niet weersproken is dat Dis veel tijd en geld heeft geïnvesteerd in het aangaan van een duurzame (exclusieve) relatie met zowel USR als Wyplex en dat [gedaagde] in zijn functie als business unit manager de contacten met beide toeleveranciers heeft gelegd en onderhouden. Ten aanzien van deze toeleveranciers heeft voorshands te gelden dat [gedaagde] beschikte over kennis en gegevens die hij bij Dis vertrouwelijk heeft verkregen. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] in eigen voordeel met deze kennis en gegevens en gebruik makend van de inspanningen en investeringen van Dis USR en Wyplex heeft benaderd teneinde met hem zaken te doen.
4.9. Voorts staat vast dat [gedaagde] het bericht bij German Tyres Service heeft verspreid dat het contract van Dis met Emrald aan het einde van het jaar zou aflopen. [gedaagde] was daarvan uit hoofde van zijn functie bij zijn voormalig werkgever op de hoogte. Dat het een meerjarig contract betrof waarvan de eerste termijn aan het einde van dit jaar afloopt en dat er momenteel onderhandelingen worden gevoerd om het contract te verlengen, zoals Dis heeft gesteld, is in het kader van deze procedure niet relevant. Van belang is dat [gedaagde] deze vertrouwelijke informatie die hij uit hoofde van zijn voormalige functie had verkregen, heeft verspreid en heeft gebruikt en daarmee onder de klanten van Dis verwarring heeft gezaaid met het kennelijke oogmerk zelf zaken te gaan doen met deze klanten.
4.10. Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van ITN is overwogen, is voorshands voldoende aannemelijk dat [gedaagde] heeft getracht een order, c.q. een aanvraag van een klant van Dis (ITN) die ten tijde van zijn dienstverband tot stand was gekomen, van Dis af te nemen.
4.11. Daarmee is de conclusie gewettigd dat [gedaagde] kort na het einde van het dienstverband stelselmatig duurzame relaties van zijn voormalig werkgever heeft benaderd en daarbij gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke kennis en gegevens die hij bij zijn voormalig werkgever heeft verkregen. [gedaagde] heeft aldus getracht met zijn eigen bedrijf zaken te gaan doen met deze relaties, ten koste van Dis. Dit alles tegen de achtergrond dat [gedaagde] bij het sluiten van de beëindigingsovereenkomst heeft verzwegen dat hij een eigen onderneming ging starten terwijl hij daar blijkens de aanmaak van de website toen al een begin van uitvoering aan had gegeven en de schijn heeft laten bestaan dat hij ontslag nam vanwege de ziekte van zijn vader, zoals hiervoor is overwogen, maakt dat sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde]. De vordering zal daarom worden toegewezen als na te melden, waarbij aanleiding bestaat het verbod in duur te beperken, de dwangsom te matigen en het totaal daarvan te maximeren.
4.12. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Dis worden begroot op:
- dagvaarding EUR 90,14
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.168,14
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om zich voor de duur van één jaar na de einddatum van het dienstverband tussen Dis en [gedaagde] te onthouden van verdere zakelijke contacten met de klanten en toeleveranciers van Dis, zoals vermeld op het aan dit vonnis gehechte en als productie 3 bij dagvaarding overgelegde overzicht,
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan Dis een dwangsom verbeurt van EUR 25.000,-, vermeerderd met een dwangsom van EUR 1.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van EUR 250.000,-,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Dis tot op heden begroot op EUR 1.168,14,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 26 augustus 2009.