ECLI:NL:RBARN:2009:BJ9358

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
618699 HA VERZ 09/1243
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en vergoeding bij beëindiging R&D-afdeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 30 september 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Henogen S.A., gevestigd te Charleroi, België, en [verwerende partij]. Henogen verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] wegens gewichtige redenen, onder toekenning van een vergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Henogen de R&D-afdeling heeft gesloten en dat dit besluit voornamelijk is ingegeven door financiële redenen en de wens om een aantrekkelijkere partij voor overname te zijn. De kantonrechter oordeelde dat Henogen niet als goed werkgever heeft gehandeld, omdat zij de eigendomsrechten en resultaten van het project niet heeft teruggegeven aan [verwerende partij], waardoor deze niet in staat was om het project voort te zetten. De kantonrechter heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, maar de C-factor voor de ontbindingsvergoeding verhoogd naar 2, omdat Henogen niet aan haar verplichtingen jegens [verwerende partij] heeft voldaan. De uiteindelijke ontbindingsvergoeding is vastgesteld op € 91.567,80 bruto, met een compensatie van de proceskosten. De beschikking biedt Henogen de mogelijkheid om het verzoek in te trekken, met de consequentie dat zij de proceskosten moet dragen als zij dit niet doet.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 618699 \ HA VERZ 09-1243 \ 199 jt
uitspraak van 30 september 2009
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap Henogen S.A.
gevestigd te Charleroi, België
verzoekende partij
gemachtigde mr. B. Groen
tegen
[verwerende partij]
wonende te Nijmegen
verwerende partij
gemachtigde mr. D.I.M.E. Hermans
Partijen worden hierna Henogen en [verwerende partij] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de door beide partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling toegezonden producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling met de pleitnotities van beide partijen
- de brief van 17 augustus 2009 van de gemachtigde van Henogen met de mededeling dat de mediation is gestaakt, omdat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
1.1 [verwerende partij], geboren op [dag en maand] 1964 en dus thans 45 jaren oud, heeft Medische Biologie gestudeerd. Henogen is een Belgisch biotechbedrijf dat zich van oorsprong bezighoudt met enerzijds de ontwikkeling van medicijnen en anderzijds het uitvoeren van klinische studies in opdracht van Belgische en internationale producenten.
1.2 [verwerende partij] is in de periode 1989-2003 als promovendus en post-doc werkzaam geweest op de afdeling bloedziekten van het UMC St. Radboud te Nijmegen.
1.3 Vanaf 1995 heeft het onderzoek van [verwerende partij] zich toegespitst op de ontwikkeling van een Immunotoxine Combinatie (IT-Combinatie) voor de behandeling van een ernstige afstotingsziekte na bloed-stamceltransplantatie
1.4 De Katholieke Universiteit Nijmegen heeft op 31 juli 1998 de vennootschap [bedrijf "A"]. opgericht. Deze vennootschap is opgericht om de rechten verbonden aan het IT-Combinatie Project (hierna: het project), waaronder Intellectuele Eigendomsrechten, in onder te brengen alsmede om de zoektocht naar een strategische partner en de verdere bedrijfsmatige ontwikkeling te faciliteren. [verwerende partij] wordt benoemd tot statutair bestuurder. [verwerende partij] verkrijgt in 2000 18% van de aandelen in [bedrijf "A"].
1.5 [verwerende partij] is van maart 2003 tot 1 januari 2005 werkzaam geweest voor een subsidie-adviesbureau.
1.6 De Katholieke Universiteit Nijmegen en [verwerende partij] hebben hun aandelen in [bedrijf "A"] eind 2004 overgedragen aan Henogen. Daartoe hebben partijen een zogenaamde Share Purchase Agreement (hierna: SPA) gesloten.
1.7 Partijen hebben in november 2004 een arbeidsovereenkomst gesloten ingaande 1 januari 2005. Deze overeenkomst bevat in art. 2 een opzegtermijn voor de werkgever van zes maanden. In art. 17 is Nederlands recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard en is de Nederlandse rechter als bevoegde rechter aangewezen. [verwerende partij] is aangebleven als bestuurder van [bedrijf "A"]. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 5.652,33 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
1.8 In 2005 zijn alle IE-rechten die aan [bedrijf "A"] toebehoorden en alle Research & Development (hierna: R&D)-resultaten overgedragen aan Henogen. De octrooien en octrooiaanvragen zijn in datzelfde jaar op naam van Henogen gesteld.
1.9 Henogen is binnen zeven maanden na ondertekening van de SPA een lening aangegaan bij de Région Wallone (hierna: RW). Voor het verkrijgen van deze lening heeft Henogen moeten verklaren dat zij, indien zij stopt met het project, de rechten van het met de lening gefinancierde onderzoek om niet moet overdragen aan RW, danwel het krediet moet terugbetalen.
1.10 In het (van Frans in Nederlands vertaald) proces-verbaal (notulen) van de vergadering van de Raad van Bestuur van Henogen van 27 maart 2009 is vermeld, voor zover hier van belang: “Na beraadslaging en met algemene stemmen, besluit de raad om de activiteit ten aanzien van eigen producten te beëindigen en het betreffende personeel te ontslaan (…) en geeft de heer ["B"] opdracht om over te gaan tot de nodige ontslagen op 15 april 2009 met een inwerkingtreding op 1 mei onder voorbehoud van een door [bedrijf "C"] kenbaar gemaakte wens om die activiteit over te nemen: dit geldt evenzo voor de heer [verwerende partij].”
1.11 Henogen heeft [verwerende partij] per emailbericht van 28 mei 2009 bericht dat hij zijn werkzaamheden voor [bedrijf "A"] moet staken.
1.12 De buitenlandse vennootschap [bedrijf "C"] heeft op 2 juli 2009 in een persbericht bekend gemaakt dat zij Henogen heeft overgenomen.
Het verzoek en het verweer
2. Henogen verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te ontbinden wegens gewichtige redenen, onder toekenning van een vergoeding ad
€ 30.522,58 bruto (C=1), althans een door de kantonrechter te bepalen vergoeding.
Henogen onderbouwt het verzoek, kort samengevat, als volgt.
Zij heeft begin 2009 het besluit genomen om niet langer binnen de eigen groep medicijnen te ontwikkelen. Henogeen heeft besloten om de gehele R&D-afdeling, waarbinnen [verwerende partij] werkt, op te heffen. Daarmee zijn alle bedrijfsactiviteiten in [bedrijf "A"] gestaakt per 29 april 2009. Het besluit is voornamelijk genomen om financiële redenen. Daarnaast heeft ook een rol gespeeld dat Henogen haar organisatie heeft aangepast om een aantrekkelijkere partij te zijn voor overname.
3. [verwerende partij] voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
4. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is op grond van de rechtskeuze van partijen Nederlands recht van toepassing.
5. Niet aannemelijk is geworden dat het verzoek verband houdt met enig opzegverbod.
6. Henogen heeft de gestelde financiële redenen die ten grondslag liggen aan haar besluit om binnen de groep niet langer medicijnen te ontwikkelen niet feitelijk onderbouwd. Zij heeft volstaan met de overlegging van het onder 1.10 genoemde proces-verbaal (notulen) van de vergadering van haar Raad van Bestuur van 27 maart 2009. Daarin is echter geen financiële onderbouwing te lezen. Dat betekent dat er in rechte vanuit moet worden gegaan dat het besluit is ingegeven door de gewenste aanpassing van haar organisatie zodat ze een aantrekkelijkere partij voor overname zou zijn.
7. Het is de beleidsvrijheid van Henogen als ondernemer om te besluiten een afdeling te sluiten. Dat de grondslag hiervan gelegen is om een hogere overnameprijs, althans een overname te realiseren, leidt niet tot een ander oordeel. Dit is wel het geval als geen
redelijk denkend ondernemer aldus zou handelen. [verwerende partij] heeft echter geen feiten
en omstandigheden gesteld, en die zijn evenmin gebleken, dat dit het geval zou kunnen
zijn. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt dan ook toegewezen. De aangenomen grondslag van de ontbinding rechtvaardigt in beginsel een ontbindings-vergoeding met C = 1.
8. In dit geval ziet de kantonrechter evenwel aanleiding om de C-factor te verhogen. Henogen dient namelijk, ondanks haar beleidsvrijheid, wel als goed werkgever ten opzichte van [verwerende partij] te handelen. Dat heeft zij niet gedaan. Hierbij is het volgende van belang.
Het is niet betwist dat het project feitelijk het geesteskind van [verwerende partij] is. Het is voor [verwerende partij] echter financieel onmogelijk om dit project in eigen beheer uit te voeren. Hij is dus in alle gevallen afhankelijk van een financierende partij. [verwerende partij] heeft onbetwist gesteld dat art. XII SPA inhoudt dat Henogen in geval van staking van de activiteiten die door [bedrijf "A"] werden verricht gehouden is alle eigendomsrechten en resultaten van onderzoeken aan hem terug over te dragen, zodat hij in staat gesteld wordt om direct of op langere termijn weer actief met het project bezig te zijn, maar Henogen heeft zonder zijn instemming beschikt over de IE-rechten en de R&D-resultaten van het project door deze over te dragen aan RW. Henogen weigert daarom de eigendomsrechten en resultaten terug over te dragen aan [verwerende partij]. Hierdoor krijgt [verwerende partij] niet de gelegenheid om een nieuwe financier te zoeken en het project voort te zetten. Door op deze wijze de arbeidsovereenkomst te beëindigen, handelt Henogen niet als een goed werkgever. De stelling van Henogen dat zij volledig eigenaar was en is van de betreffende rechten en daarmee ook volledig beschikkingsbevoegd ten aanzien daarvan, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, uitgaande van de gestelde beschikkingsbevoegdheid, doet die bevoegdheid er niet aan af dat zij zich contractueel verbonden heeft jegens [verwerende partij]. Voor de duidelijkheid merkt de kantonrechter hierbij op dat het feit dat deze omstandigheid wordt meegewogen bij de vaststelling van de vergoeding naar billijkheid niet in de weg staat aan een vordering van [verwerende partij] jegens Henogen gebaseerd op art. XII SPA. Die vordering is namelijk gebaseerd op nakoming van het desbetreffende contract tussen partijen en dus niet op redelijkheid en billijkheid ofwel goed werkgeverschap.
Verder wordt in dit verband in aanmerking genomen dat tussen partijen vaststaat dat Henogen in art. XII de intentie heeft uitgesproken de ontwikkeling van het project gedurende vijf jaar verder te faciliteren, maar dat zij reeds na (bijna) vierenhalfjaar daarmee gestopt is. Anders dan Henogen kennelijk meent, dient zij als goed werkgever bij haar beslissing inzake het al dan niet nakomen van deze intentie ook de belangen van [verwerende partij] bij voortzetting van het project in acht te nemen. Niet is gesteld of gebleken dat zij dit heeft gedaan.
Het voorgaande leidt er toe dat factor C op 2 wordt gesteld. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die tot een verdere verhoging van deze factor aanleiding zouden kunnen geven.
9. De ontbindingsvergoeding wordt dan als volgt berekend.
Bij factor A wordt, anders dan [verwerende partij] meent, geen rekening gehouden met de periode van 31 juli 1998 tot 1 januari 2005, waarin hij reeds statutair bestuurder van [bedrijf "A"] was. [verwerende partij] is namelijk blijkens de vaststelling onder 1.5 van maart 2003 tot 1 januari 2005 elders werkzaam geweest en hij heeft dus kennelijk toen geen inkomsten uit dienstverband genoten uit zijn werkzaamheden voor [bedrijf "A"].
Bij factor B wordt overeenkomstig de zogenaamde kantonrechtersformule geen rekening gehouden met de werkgeversbijdrage pensioenpremie. De door [verwerende partij] aangehaalde jurisprudentie leidt niet tot een ander oordeel.
De vergoeding komt aldus uit op een bedrag van: 5,5 x € 6.104,52 x 2 = € 67.149,72 bruto. Dit bedrag wordt, gelet op de ongebruikelijke opzegtermijn van zes maanden voor Henogen, verhoogd met een bedrag gelijk aan vier maanden salaris met vakantietoeslag, zijnde
€ 24.418,08 bruto, uitgaande van een fictieve opzegtermijn van vijf maanden verminderd met de gebruikelijke fictieve opzegtermijn van een maand.
9. Henogen krijgt hierna de gelegenheid haar verzoek in te trekken.
Als Henogen het verzoek niet intrekt, moeten partijen hun eigen kosten dragen. Als Henogen het verzoek intrekt, moet zij de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter
stelt Henogen in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 31 oktober 2009 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen, Postbus 1006, 6501 BA Nijmegen
als Henogen het verzoek niet intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2009 en kent aan [verwerende partij] ten laste van Henogen een vergoeding toe van € 91.567,80 bruto;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
als Henogen het verzoek intrekt:
veroordeelt Henogen in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verwerende partij] begroot op € 500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2009.