ECLI:NL:RBARN:2009:BJ2940
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor geestelijk letsel na moord op dochter
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.D.W. Martens, schadevergoeding gevorderd van gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Wolleswinkel, naar aanleiding van de moord op haar dochter. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis van 10 september 2008, een deskundigenonderzoek gelast. De deskundige heeft vastgesteld dat eiseres lijdt aan ernstige psychiatrische aandoeningen, waaronder posttraumatische stressstoornis, depressieve stoornis en paniekstoornis, als gevolg van de traumatische ervaring van de moord op haar dochter. De deskundige concludeerde dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de gruwelijke omstandigheden van de moord en de psychische schade die eiseres heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres blijvend psychisch letsel heeft opgelopen en dat gedaagde sub 3 aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden en nog zal lijden.
De rechtbank heeft eiseres een schadevergoeding van € 10.000,- toegewezen voor immateriële schade, rekening houdend met de ernst van het letsel en de impact op haar leven. Daarnaast is er grond voor vergoeding van materiële schade, aangezien eiseres door haar psychiatrische aandoening beperkt is in haar werkcapaciteit, wat leidt tot inkomensschade. De vordering tot vergoeding van materiële schade is eveneens toegewezen, op te maken bij staat. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke kosten van eiseres beoordeeld, maar deze vordering is afgewezen omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat deze kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
In de beslissing heeft de rechtbank gedaagde sub 3 veroordeeld tot betaling van de toegewezen schadevergoeding en de proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen tegen de ouders van gedaagde sub 3 afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 15 juli 2009 door de rechters R.J.B. Boonekamp, A.E.B. ter Heide en C.M.E. Lagarde.