ECLI:NL:RBARN:2009:BI6387

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4929
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindigingsovereenkomst en ontslag op eigen verzoek van ambtenaar met ziekteklachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 28 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar werkzaam bij de gemeente Arnhem, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Eiseres had op 16 januari 2008 verzocht om extra bedenktijd met betrekking tot een beëindigingsovereenkomst, waarna zij op 25 januari 2008 een overeenkomst heeft ondertekend. Deze overeenkomst hield in dat eiseres per 15 februari 2008 eervol ontslag zou krijgen, met een bijbehorende vergoeding van € 19.000,-. Eiseres stelde echter dat zij onder druk was gezet door haar leidinggevende om deze overeenkomst te ondertekenen en dat zij dit deed in een vlaag van verstandsverbijstering, mede door haar ernstige rugklachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres voldoende tijd heeft gehad om na te denken over haar beslissing en dat er geen bewijs was van ongeoorloofde druk van de zijde van de gemeente. De rechtbank oordeelde dat eiseres zich ten volle bewust was van haar rechtspositie en de gevolgen van haar ontslagverzoek. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres, ondanks haar gezondheidsproblemen, in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindigingsovereenkomst en het ontslag rechtsgeldig zijn.

De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/4929
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 28 april 2009
inzake
[naam eiseres], eiseres,
wonende te [woonplaats],
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 22 september 2008.
2. Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft verweerder eiseres op grond van artikel 8:1 van de Arbeidsvoorwaarden Gemeente Arnhem (AGA) met ingang van 15 februari 2008 eervol ontslag verleend.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en daarmee het eerder genoemde besluit van 26 februari 2008 gehandhaafd.
Tegen het in rubriek 1 aangeduide besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 12 februari 2009. Eiseres is aldaar niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [A], [B] en [C], allen werkzaam bij de gemeente Arnhem.
3. Overwegingen
Eiseres is sinds 2003 werkzaam bij de gemeente Arnhem als [functienaam]. Als gevolg van strubbelingen op de werkvloer zijn eiseres en haar toenmalig (interim) leidinggevende, de heer [X], in september 2007 - eiseres is dan al enige tijd uitgevallen wegens rugklachten - in overleg geraakt omtrent een beëindiging van de aanstelling. Per email wordt door partijen over en weer een aantal voorstellen gestuurd. Bij emailberichten van 24 september 2007 en 20 november 2007 wordt eiseres door [X] eveneens gewezen op (alternatieve) oplossingen.
Bij email van 7 december 2007 heeft [X], vooruitlopend op een bespreking, eiseres een drietal uitgewerkte varianten voorgehouden, te weten Transferstatus, Ziekteverzuimtraject en Vertrekregeling. Deze varianten zijn door [X] en mevrouw [B], hoofd personeelszaken, tijdens een bespreking op 13 december 2007 met eiseres en haar partner doorgenomen, waarbij eiseres is gewezen op haar rechten en verplichtingen.
Eiseres heeft bij email van 16 januari 2008 verweerder om extra bedenktijd verzocht.
Nadat eiseres had gekozen voor een vertrekregeling heeft verweerder een overeenkomst opgesteld en deze in concept aan eiseres doen toekomen. Ter zitting is gebleken dat eiseres deze overeenkomst heeft ondertekend en per email (gescand) aan verweerder heeft gezonden op 25 januari 2008. Omdat eiseres haar handtekening per abuis onder de naam van de Directeur van de dienst Inwonerszaken had geplaatst, hebben eiseres en [X] elkaar op 5 februari 2008 getroffen voor een correcte ondertekening van inhoudelijk dezelfde overeenkomst.
In de op 5 februari 2008 ondertekende overeenkomst is vastgelegd dat eiseres door ondertekening van die overeenkomst de gemeente Arnhem verzoekt haar per 15 februari 2008 te ontslaan, en dat de gemeente aan eiseres een vergoeding van € 19.000,- ineens uitkeert.
In aansluiting op deze overeenkomst heeft verweerder eiseres bij besluit van 26 februari 2008 op grond van artikel 8:1 van de AGA eervol ontslag verleend met ingang van 15 februari 2008.
Bij email van 5 maart 2008 heeft eiseres zich ziek gemeld en kenbaar gemaakt bezwaar te (willen) maken tegen voormeld besluit van 26 februari 2008.
Op 20 augustus 2008 heeft bij de bezwarencommissie personele aangelegenheden (hierna: de commissie) een hoorzitting plaatsgevonden. Eiseres was niet bij deze hoorzitting aanwezig.
Bij brief van 20 augustus 2008 heeft de commissie geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken van ongeoorloofde pressie van de zijde van verweerder, en zijn met eiseres alternatieve mogelijkheden besproken. Omdat de onderhandelingen zich over een langere periode hebben uitgestrekt, heeft eiseres voldoende tijd gekregen zich op de onderhandelingen voor te bereiden. Ook is zij gewezen op de mogelijkheid om een belangenbehartiger mee te nemen, aldus de commissie.
Het bezwaar van eiseres is door verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard, onder verwijzing naar de overwegingen van de commissie.
Eiseres kan zich hier niet mee verenigen en stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat zij door haar toenmalig leidinggevende [X] onder druk is gezet en dat zij in een vlaag van verstandsverbijstering de overeenkomst heeft getekend. Hierbij wijst eiseres op haar uitzichtloze situatie, haar ernstige rugklachten en stelt zij dat zij ten tijde van het ondertekenen niet meer kon lopen van de pijn. Ook stelt eiseres dat zij door niemand op de consequenties van het tekenen van de overeenkomst is gewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 8:1, eerste lid, van de AGA bepaalt dat, indien de ambtenaar ontslag verzoekt, hem dit eervol wordt verleend.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres middels de door haar getekende overeenkomst van 5 februari 2008 uitdrukkelijk heeft verzocht om haar per 15 februari 2008 ontslag te verlenen. Wel verschillen partijen van mening over de vraag of eiseres deze overeenkomst onder druk heeft getekend dan wel of sprake is van een wilsgebrek.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld zijn uitspraak van 24 juli 2008 (LJN BD9294), is één van de voorwaarden voor het bestaan van een ontslagverzoek, dat het tot een eigen en in vrijheid genomen besluit van de ambtenaar kan worden herleid. Ook dient een werkgever zich ervan te vergewissen dat betrokkene zich ten volle bewust is van zijn (rechts)positie, van de gevolgen van zijn ontslagname en van eventuele alternatieven, en dat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om tot een afgewogen beslissing te komen. Aan een dergelijke overeenkomst zijn partijen gebonden op grond van het beginsel van de rechtszekerheid, dat niet alleen voor de overheid maar ook voor de ambtenaar geldt. Dit kan anders zijn indien bijvoorbeeld sprake is van wilsgebreken of indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen van dusdanige klemmende aard dat onverkorte nakoming niet meer in redelijkheid kan worden gevergd.
Eiseres stelt dat zij door haar toenmalig leidinggevende onder druk is gezet om de overeenkomst te ondertekenen en dat het verzoek om ontslag op basis van een wilsgebrek tot stand is gekomen nu zij in een vlaag van verstandsverbijstering heeft getekend.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de emailcorrespondentie die onderdeel uitmaakt van de processtukken stelt de rechtbank vast dat partijen vanaf begin september 2007 in gesprek zijn over een (vertrek)regeling. Eerst 5 maanden later, gedurende welke maanden frequent (email)contact heeft plaatsgevonden, wordt de definitieve overeenkomst op 5 februari 2008 ondertekend. Uit de emailwisseling, noch anderszins is de rechtbank gebleken van enige druk die van de zijde van verweerder zou zijn uitgeoefend. De rechtbank acht in dit verband verder van belang dat eiseres, na op 25 januari 2008 de overeenkomst te hebben ondertekend en geretourneerd aan verweerder, een afspraak heeft gemaakt met [X] om op 5 februari 2008 nogmaals de overeenkomst te tekenen. Mede in aanmerking genomen het tijdsverloop, acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat eiseres onder ontoelaatbare druk de overeenkomst heeft getekend.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, gezien de tijdspanne van 5 maanden en het frequente overleg in die periode, eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over haar rechtspositie, en om (eventueel) advies in te kunnen inwinnen omtrent haar (rechts)positie. Bovendien is eiseres ook gewezen op de mogelijkheid zich te laten bijstaan door bijvoorbeeld een raadsman of haar echtgenoot. Daarbij is de rechtbank uit voornoemde emailberichten van 24 september 2007 en 20 november 2007, alsmede uit het emailbericht met bijlage van 7 december 2007, gebleken dat verweerder eiseres heeft geïnformeerd omtrent haar (rechts)positie waarbij haar ook andere alternatieven zijn voorgehouden dan een beëindiging van de aanstelling. De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in haar stelling dat zij door niemand op de consequenties van een ontslagverzoek is gewezen.
Eiseres stelt verder dat zij zich in een uitzichtloze situatie bevindt. Hierdoor en mede als gevolg van haar ernstige rugklachten zou zij in een vlaag van verstandsverbijstering de overeenkomst hebben getekend. Eiseres heeft ter onderbouwing van dit standpunt (onder meer) informatie van het CIZ overgelegd waaruit blijkt dat zij in afwachting is van een operatie en sinds april 2008 niet meer in staat is te lopen. De rechtbank acht uit deze informatie weliswaar aannemelijk geworden dat de gezondheidssituatie van eiseres na het ondertekenen van de overeenkomst is verslechterd, maar eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij al ten tijde van het tekenen van de overeenkomst - op 25 januari 2008 dan wel op 5 februari 2008 - tengevolge van haar (rug)klachten niet in staat zou zijn geweest haar wil te bepalen.
Hoewel de rechtbank de rugklachten van eiseres geenszins wil bagatelliseren, heeft eiseres evenmin aannemelijk gemaakt dat in haar geval sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat nakoming van de overeenkomst niet meer in redelijkheid kan worden gevergd.
Met betrekking tot het standpunt van eiseres dat zij ten tijde van het ontslag reeds arbeidsongeschikt was, merkt de rechtbank op dat - daargelaten nog dat eiseres zich blijkens het emailbericht van 28 januari 2008 per die datum heeft beter gemeld - een ambtenaar ook tijdens arbeidsongeschiktheid een ontslagverzoek kan indienen, en dat uit de gedingstukken naar voren komt dat eiseres ook uitdrukkelijk de keuze van een ziekteverzuimtraject heeft voorgehouden gekregen.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij vrijwel direct is teruggekomen op haar ontslagverzoek overweegt de rechtbank ten slotte dat eiseres zich eerst bij emailbericht van 5 maart 2008, dus na het ontslagbesluit van 26 februari 2008 en één maand na het tekenen van de beëindigingsovereenkomst, ziek heeft gemeld en te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met de beëindigingsovereenkomst.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.M. Overbeeke, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Modderman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 28 april 2009