“Methode I of II
In het verslag is niet vermeld welke methode is gebruikt. Kennelijk heeft de Gemeente tegen Drost gezegd dat Methode I is gebruikt.
Methode I is geschikt mits de afstand tussen bron en ontvanger niet groter is dan 150 m. Ik leg een luchtfoto van het emplacement over, waarin ik een cirkel met een straal van 150 m rondom het meetpunt heb getrokken. Daaruit blijkt dat het overgrote deel van het emplacement binnen de cirkel ligt.
Verder mag er geen sprake zijn van een complexe situatie. De bedrijfssituatie moet eenduidig zijn. Je moet weten wat je meet. Ik vind dat aan die voorwaarde is voldaan. Er is vanuit het referentiepunt goed zicht op het emplacement. De gemeten geluidsemissies vonden na elkaar plaats, zodat goed in kaart kon worden gebracht, wat werd gemeten.
Naar mijn overtuiging had het niet uitgemaakt als Methode II zou zijn toegepast. Dan zou je zijn uitgekomen op dezelfde waarden voor de gevel- en de meteocorrectie.
De locatie-eis (rref = 1,5 d, § B.3.7.1) is geen voorwaarde voor toepassing, maar een eis die binnen Methode I geldt. De eis geldt overigens ook binnen Methode II. De eis geldt uitsluitend op het referentiepunt.
Nauwkeurigheidsmarge
De nauwkeurigheidsmarge hangt samen met een optelsom van onnauwkeurigheden. De meetapparatuur heeft een bepaalde tolerantie. De afstanden moeten worden geschat. Stoorgeluid moet worden geëlimineerd. De correcties moeten worden berekend. Dit alles leidt tot een zekere onnauwkeurigheid in de meting. Bij methode I gaat men uit van een nauwkeurigheidsmarge van ± 2 dB(A), bij Methode II van minder dan 2 dB(A). De modellen van Methode II zijn bijvoorbeeld beter in staat de mate van stoorgeluid vast te stellen. Heeft men frequenter gemeten, dan kan de nauwkeurigheidsmarge dalen naar ± 1 dB(A). De AbRS is daar vorig jaar op ingegaan in de uitspraak over het circuit van de TT Assen. Het is naar mijn idee beleid van de overheid hoe wordt omgegaan met de nauwkeurigheidsmarge. In dit geval is er geen correctie naar beneden met 2 dB(A) ten gunste van Prorail toegepast.
Voor de afstandscorrectie geldt een bepaalde formule. De Gemeente is gekomen tot een correctie van 0,7 dB, Drost tot een correctie van 0,8 dB. Dat maakt weinig uit.
Gevelcorrectie
Methode I is vrij strikt in de correctie voor gevelreflectie. In principe moet op het beoordelingspunt worden gemeten. Als dat niet kan, moet op 2 m vóór de gevel worden gemeten. In dat geval geldt een procedurele correctie van 3 dB, als de ontvanger voor de gevel is gelegen. Is dat niet zo, dan behoeft er geen gevelcorrectie te worden toegepast. Ik ben het met Gosselink eens dat in werkelijkheid niettemin enige gevelreflectie kan plaatsvinden. Het zal echter niet veel zijn. Het moet eenduidig zijn of er gevelreflectie optreedt (0 of 3 dB). Is die eenduidigheid er niet, dan moet je uitwijken naar een meetlocatie (§ B.4.7.2.2).
In dit geval is een referentiepunt 7 m vóór de gevel gekozen. Ik plaats daar vraagtekens bij. Het is denk ik ook bij een onaangekondigde handhavingsmeting mogelijk om in de voortuin van de bewoners van de woning aan de Tollensstraat te meten. Kiest men immers het referentiepunt verder af van de gevel, dan voorziet de handleiding niet in een gevelcorrectie en krijgt men allerlei discussies over de vraag of en zo ja hoeveel gevelreflectie er is. De Gemeente had er ook voor kunnen kiezen op een punt te meten, waarachter geen gevelvlak was.
Ik merk overigens op dat volgens Methode II geen gevelcorrectie had moeten worden toegepast. Ik verwijs naar de formule in § C.5.3.3: de hoogte van het object (i.c. de woning tot aan de dakgoot = 4,85 m) moet hoger zijn dan ho + ror/16 (i.c. hoogte ontvanger = 5 m + afstand gevel tot ontvanger = 7 m/16 = 5,44). 4,85 Is lager dan 5,44, zodat ook volgens het rekenmodel van Methode II geen gevelcorrectie moet worden toegepast. Het rekenmodel van DGMR is weliswaar gebaseerd op Methode II.8, maar houdt kennelijk geen rekening met deze formule. Ik verwacht overigens dat er ook bij de meting van 8/9 mei 2006 enige gevelreflectie is opgetreden. Deze zal echter niet zo hoog zijn geweest als DGMR heeft berekend. Bovendien heeft DGMR de afstandscorrectie van 0,7 dB nog eens verwerkt in de gevelcorrectie. Eigenlijk is de gevelreflectie, los van de afstandscorrectie, volgens de berekeningen van DGMR slechts 1,5 dB.
Meteocorrectie
Tijdens de handhavingsmeting was er sprake van enige meewind. Dat betekent dat het geluid sterker invalt dan tijdens een jaargemiddelde meteosituatie. Daarvoor moet je corrigeren. De meteocorrectie mag je niet generiek berekenen, maar moet je per bron berekenen. Daarbij moet je de plaats en de bronhoogte vaststellen. De berekening moet immers reproduceerbaar zijn. Het aannemen van een gemiddelde bronhoogte is volgens mij in dit geval niet toegestaan. De spreiding van de bronnen is te groot. In het handhavingsrapport zijn de afstanden niet vermeld. Drost heeft deze afstanden geschat en is gekomen tot een hogere meteocorrectie dan de Gemeente.
Ik leg een grafiek over, waarin de meteocorrectie is afgezet tegen de afstand en de bronhoogte.”