ECLI:NL:RBARN:2009:BI1647

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rek 08/1203 en 08/1204
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening op verzoek van ondernemers in financiële problemen met betrekking tot loonbeslagen

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], op 25 november 2008 een verzoek ingediend tot het instellen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet. Dit verzoek volgde op hun eerdere aanvraag voor de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoekers exploiteerden samen een bedrijf, V.O.F. '[naam]' Praktijk voor Mental Coaching & Fyscial Health', dat van 14 december 1992 tot en met 29 april 2008 actief was. Door tegenvallende resultaten waren zij genoodzaakt hun bedrijf te verkopen, maar de opbrengst was onvoldoende om aan alle schuldeisers te voldoen.

Tijdens de zitting op 16 januari 2009 hebben de verzoekers verklaard dat zij door de gelegde loonbeslagen hun vaste lasten niet meer kunnen voldoen, wat heeft geleid tot huurachterstand en dreigende ontruiming. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. De verzoekers hebben aangegeven dat hun totale inkomen € 2.831,21 bedraagt, terwijl hun vaste lasten aanzienlijk hoger zijn. De rechtbank heeft in overweging genomen dat de verzoekers nog steeds op zoek zijn naar goedkopere woonruimte en dat de hoge woonlasten het gevolg zijn van een noodgedwongen verhuizing.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om opheffing van de loonbeslagen moet worden toegewezen, omdat de verzoekers anders in ernstige financiële problemen komen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de opheffing van de loonbeslagen onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep. De rechtbank heeft tevens aangegeven dat het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op 26 januari 2009 zal worden behandeld. Deze beschikking is gegeven door mr. D.M.I. de Waele en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2009.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
rekestnummer: rek 08/1203 en 08/1204
uitspraakdatum: 19 januari 2009
Voorlopige voorziening artikel 287 lid 4 Faillissementswet
in de zaak van
[verzoekers]
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
nader te noemen [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2],
hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] op 25 november 2008 een verzoek ingediend tot het instellen
van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287 lid 4 Faillissementswet (Fw).
Op 25 november 2008 hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] eveneens een verzoek tot toepassing van
de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend.
1. De gang van zaken en het verzoek
1.1 [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben samen een bedrijf, V.O.F. ‘[naam]’ Praktijk voor Mental Coaching & Fyscial Health, geëxploiteerd van 14 december 1992 tot en met 29 april 2008.
Het betrof een sport- en dansinstituut.
1.2 [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] zijn vanwege de tegenvallende resultaten van de v.o.f. steeds verder in de financiële problemen geraakt. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben besloten om hun bedrijf te verkopen, de opbrengst was echter onvoldoende om alle schuldeisers te kunnen voldoen.
1.3 Bij brief van 11 september 2008 heeft het UWV laten weten dat de deurwaarder LAVG te Groningen beslag heeft gelegd op de ziektewetuitkering van [verzoeker sub 2].
1.4 Bij brief van 24 oktober 2008 heeft de deurwaarder Groenendaal & van Krijl laten weten dat zij loonbeslag hebben gelegd op het inkomen van [verzoeker sub 1].
1.5 Bij brief van 9 januari 2009 hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] laten weten dat Kuipers gerechtsdeurwaarderkantoor zich heeft gemeld bij de werkgever van [verzoeker sub 1] met de intentie om eveneens loonbeslag te leggen op het inkomen van [verzoeker sub 1].
1.6 Op 25 november 2008 hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend.
1.7 [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben bij verzoek van 25 november 2008 gevraagd om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287 lid 4 Fw. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] verzoeken
om opheffing van alle gelegde loonbeslagen. Dit verzoek is ter zitting van 16 januari 2009 behandeld. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] zijn ter zitting verschenen. Ook was aanwezig mevrouw [betrokkene] van de gemeente Arnhem.
2. Standpunt van de partijen.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben ter zitting verklaard dat zij vanwege tegenvallende resultaten hun bedrijf noodgedwongen hebben moeten verkopen. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben hierna nog geprobeerd om een nieuwe onderneming te starten, het IMK heeft echter tot tweemaal toe een negatief advies uitgebracht omdat het vreemd vermogen van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] te groot zou zijn. De gemeente Lingewaard heeft op basis van deze adviezen van het IMK een
BBZ-aanvraag van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] afgewezen. [verzoeker sub 1] is thans werkzaam bij Hotel Heerlickheid van Ermelo en [verzoeker sub 2] ontvangt een ziektewetuitkering van het UWV.
Het totale inkomen van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] bedraagt € 2.831,21. De vaste lasten bedragen volgens de gemeente: woonlasten van € 1.250,-, energie van € 215,- en de zorgverzekering van € 180,-. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben verklaard dat de woonlasten zo hoog zijn omdat zij noodgedwongen moesten verhuizen en op zeer korte termijn een woning nodig hadden. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben ter zitting gezegd nog steeds te zoeken naar goedkopere woonruimte.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben naar eigen zeggen om opheffing van de diverse loonbeslagen verzocht omdat zij de vaste lasten niet meer kunnen voldoen en daardoor reeds 2 maanden huurachterstand hebben.. Dit is ter zitting door mevrouw [betrokkene] van de gemeente Arnhem bevestigd.
3. De beoordeling.
De rechtbank acht het voldoende duidelijk dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] kunnen door de gelegde loonbeslagen hun vaste lasten niet meer voldoen. Vanwege de ontstane huurachterstand hangt [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] in de nabije toekomst tevens een dreigende ontruiming van de woning boven het hoofd. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de voorlopige voorziening in de zin
van artikel 287 lid 4 Faillissementswet kan worden uitgesproken ter overbrugging van de periode tussen de indiening van en de beslissing op het verzoekschrift. Het staat de rechter vrij die maatregelen te treffen die hij geraden acht en voor de duur die hij geraden acht.
Een verzoek als het onderhavige dient naar het oordeel van de rechtbank niet te worden toegewezen indien voorshands onaannemelijk is dat [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] tot de wettelijke
schuldsaneringsregeling zullen worden toegelaten. Daarvan is thans geen sprake. Hiermee staat echter niet vast dat het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegewezen. Het verzoek om te worden toegelaten zal door de rechtbank worden behandeld op 26 januari 2009. De rechtbank zal het verzoek op grond van al het voorgaande toewijzen. De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4. De beslissing.
De rechtbank:
1. schorst de executie van alle reeds gelegde en mogelijk nog te leggen beslagen op gelden toebehorend aan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] tot het moment waarop de beslissing op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
2. verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.M.I. de Waele, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 19 januari 2009.
Door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden kan het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.