zaakgegevens 581573 \ CV EXPL 08-8446 \ 282fh
uitspraak van 20 maart 2009
[eiser]
wonende te Velp, gemeente Rheden
eisende partij
gemachtigde mr. M.C.A. Nijenhuis
toevoegingsnummer [nummer]
[gedaagde]
wonende te Lent, gemeente Nijmegen
gedaagde partij
gemachtigde mr. P.L.J.M. Guinée
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het griffie-exemplaar van het vonnis van de kantonrechter van 21 november 2008 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de brief van mr. Nijenhuis voornoemd aan de kantonrechter van 7 januari 2008 (bedoeld zal zijn: 2009) met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 16 februari 2009;
- de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting.
1.1. Partijen hebben in of omstreeks 2000 een overeenkomst van bewaarneming gesloten, op grond waarvan [eiser] een auto (een oldtimer met het kenteken [kenteken], verder te noemen: de auto) heeft gestald in een kas van [gedaagde].
1.2. [gedaagde] heeft op 26 juli 2007 een factuur ad € 125,- voor de stallingprijs voor 2007 aan [eiser] gezonden.
1.3. Bij brief van 15 juni 2008 heeft [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld, voor zover hier van belang:
”Ondanks ons verzoek, uw eigendom, voor 1 mei uit de stallingskas te halen, staat deze en
een
nog openstaand factuur er nog.
Wij verzoeken u dringend, om nu, aan ons verzoek te voldoen: het ophalen van uw voertuig en betaling van openstaand factuur binnen 8 dagen vanaf dagtekening van deze brief
Dit betekent voor u, het bedrag van 185 Euro”
1.4. In het rechtervoorspatbord van de auto zit een deuk; de lak is op die plaats beschadigd.
1.5. [naam schadebedrijf A] te Apeldoorn heeft de herstelkosten geschat op € 450,- exclusief BTW.
1.6. [bedrijf B] te Arnhem heeft aan [eiser] € 27,78 inclusief BTW in rekening gebracht voor een tweetal autosleutels.
2. De vordering en het verweer
2.1. [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan hem te betalen € 1.098,65, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, en [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding.
2.2. De vordering is, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, gegrond op de stelling, kort gezegd, dat [gedaagde] niet de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen door niet te voorkomen dat de auto beschadigd is geraakt, dat [eiser] daardoor schade ad € 850,28 heeft geleden en dat [gedaagde] die schade moet vergoeden. Verder heeft [gedaagde] hem de auto eerst willen teruggeven na betaling van € 248,37, dat hij onder protest heeft betaald, maar nu terugvordert op grond van onverschuldigde betaling.
2.3. Het schadebedrag is als volgt gespecificeerd:
deuk in het rechtervoorspatbord schade € 450,- exclusief BTW
een andere autohoes 112,-
zoekmaken van een setje reservesleutels 27,78
het schoonmaken en professioneel poetsen van de auto 140,-
vervoerskosten 25,-
andere kosten zoals porto etc. 10,-
2.4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. De kantonrechter zal hierna het verweer bespreken voor zover dat van belang is voor de beslissing.
3.1. De overeenkomst van bewaarneming (artikelen 7:600e.v. Burgerlijk wetboek (BW)) houdt in dat de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt om een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt te bewaren en terug te geven, dat de bewaarnemer bij de bewaring de zorg van een goed bewaarder in acht moet nemen en dat de bewaarnemer gehouden is de zaak terug te geven in de staat waarin hij haar heeft ontvangen.
3.2. Partijen verschillen van mening over de vraag of een beding dat de bewaring geschiedt op eigen risico van [eiser] deel uitmaakt van hun overeenkomst.
3.3. [gedaagde] draagt de bewijslast van zijn stelling dat dit het geval is. Hij heeft echter ter zitting uitdrukkelijk afstand gedaan van bewijslevering. Het moet er daarom voor worden gehouden dat een dergelijk beding niet is overeengekomen.
3.4. De aard van de overeenkomst van bewaarneming brengt mee dat de bewaarnemer, die bij de bewaring de zorg van een goed bewaarder in acht moet nemen (artikel 7:602 BW), jegens de bewaargever aansprakelijk is voor schade aan hetgeen hij in bewaring heeft.
3.5. Ter zitting heeft [gedaagde] betoogd dat niet bekend is dat de schade aan het spatbord onder zijn risico is ontstaan; hij vraagt zich af - zo begrijpt de kantonrechter zijn betoog op dit punt - of de schade al kan zijn ontstaan voordat de auto bij hem werd gestald.
3.6. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat op de foto’s die hij ter zitting in het geding heeft gebracht, te zien is dat de deuk “vers” is, althans niet jaren oud kan zijn. [gedaagde] heeft dit niet meer gemotiveerd betwist. Hij heeft ook niet betwist dat hij de auto heeft verplaatst. De kantonrechter houdt het er daarom voor, dat de deuk in de auto is gekomen terwijl de auto bij [gedaagde] gestald stond. Dat de oorzaak van de beschadiging niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, is verder niet van belang.
3.7. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] moet opkomen voor de door [eiser] geleden schade. [gedaagde] heeft echter verschillende van de opgevoerde schadeposten betwist, met name de hoes en de schoonmaakkosten. Over de hoes heeft hij aangevoerd dat die door de inwerking van zonlicht is verweerd.
3.8. De kantonrechter begrijpt uit hetgeen [eiser] ter zitting nog heeft gesteld dat hij dit laatste niet betwist, maar van mening is dat de verwering het gevolg is van verplaatsing van de auto in strijd met de bewaarnemingovereenkomst, waarin zou zijn bepaald dat de auto, die aanvankelijk in een donker(der) gedeelte van de kas stond, niet mocht worden verplaatst. Deze stelling kan [eiser] niet baten, omdat over de inhoud van de overeenkomst weinig concreets is komen vast te staan. Naar algemene ervaringsregels moeten in vergelijkbare omstandigheden gestalde voertuigen nu en dan worden verplaatst om ruimte te maken voor andere voertuigen, die worden gehaald of gebracht. Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat [gedaagde] andere maatregelen tegen inwerking van zonlicht had moeten nemen, is hij ook daarin onvoldoende concreet.
3.9. De hoes hoeft [gedaagde] dan ook niet te vergoeden, evenmin als de schoonmaakkosten die [eiser] heeft moeten maken, nu die kennelijk hun oorzaak vinden in het verloren gaan van de hoes.
3.10. Over de sleutels stelt [eiser] dat hij [gedaagde] op diens verzoek een stel sleutels van de auto heeft gegeven en dat [gedaagde] die niet heeft teruggegeven. [gedaagde] bevestigt een verzoek van die strekking aan [eiser] te hebben gedaan, maar ontkent dat hij de sleutels heeft gekregen.
3.11. Tegenover de concrete beschrijving van deze gebeurtenissen door [eiser], die vertelt dat hij de sleutels moest afgeven en dat ze in een bakje werden gedaan, is de betwisting door [gedaagde] onvoldoende feitelijk gemotiveerd. [gedaagde] heeft ook uitdrukkelijk meegedeeld dat hij verder geen bewijs aanbiedt. De kantonrechter gaat er dan ook van uit, dat [gedaagde] de sleutels heeft ontvangen en niet heeft teruggegeven. Het daarvoor gevorderde bedrag van € 27,78 is dus toewijsbaar.
3.12. Tegen de terugvordering van het onverschuldigd betaalde verweert [gedaagde] zich met het betoog dat hij kosten heeft moeten maken om [eiser] te bewegen tot betaling van het overeengekomen bewaarloon.
3.13. De kantonrechter overweegt op dit punt dat [eiser] de betaling van het bewaarloon mocht opschorten, dan wel dit loon mocht verrekenen met zijn schade. Voor zover [gedaagde] zich op zijn retentierecht heeft beroepen, faalt dit beroep omdat [eiser] op goede gronden gebruik had gemaakt van zijn opschortingrecht. De incassokosten moeten dus voor rekening van [gedaagde] blijven.
3.14. [eiser] heeft niet betwist dat voor het laatste jaar dat de auto bij [gedaagde] gestald is geweest een vergoeding van € 185,- verschuldigd is. Dit bedrag is dan ook niet onverschuldigd betaald, zodat het op het toe te wijzen bedrag in mindering komt.
3.15. Ten slotte zijn de vervoerskosten ad € 25,- en de andere kosten zoals porto etc. ad € 10,- onvoldoende gespecificeerd, terwijl betalingsbewijzen ontbreken. Deze zijn dus niet toewijsbaar.
3.16. Resumerend wordt het toe te wijzen bedrag als volgt berekend:
plaat- en lakschade € 450,- exclusief BTW
sleutels 27,78 inclusief BTW
ten onrechte berekende incassokosten € 248,37 - € 185,- = 63,37
totaal € 541,15
welk bedrag moet worden vermeerderd met de verder niet betwiste wettelijke rente.
3.17. Partijen zijn ieder op enkele punten in het ongelijk gesteld. De kantonrechter vindt daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren op de wijze als hierna zal worden vermeld.
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen € 541,15, voor zover nodig vermeerderd met BTW alsook vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- compenseert de kosten van het geding aldus dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.