ECLI:NL:RBARN:2009:BH0815
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van schorsing en toelating tot werkzaamheden door werknemer van Stichting VHL
In deze zaak vorderde de eiser, een werknemer van Stichting VHL, de opheffing van zijn schorsing en toelating tot zijn bedongen werkzaamheden. De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling, waarbij de eiser werd bijgestaan door advocaat mr. H. Th. Schravenmade en de gedaagde, Stichting VHL, door advocaat mr. S. Kropman. De eiser had een arbeidsovereenkomst met Stichting VHL en was werkzaam als docent bij de afdeling Bos en Natuurbeheer. In april 2007 werd hij ontheven van bepaalde taken, wat leidde tot een conflict met zijn werkgever. In november 2008 werd hij geschorst voor een week, wat aanleiding gaf tot deze rechtszaak.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser voldoende belang had bij zijn vordering, ondanks de mededeling van Stichting VHL dat hij weer tot de werkplek zou worden toegelaten. De rechter oordeelde dat de disciplinaire maatregelen die tegen de eiser waren genomen, niet op redelijke gronden waren gebaseerd. De Adviescommissie Heroverweging personeel VHL had in haar advies van december 2008 al kritiek geuit op de wijze waarop de werkgever met de situatie was omgegaan. De voorzieningenrechter besloot dat de eiser recht had op een voorschot op immateriële schadevergoeding en dat de gedaagde verplicht was om het achterstallige loon uit te betalen.
De rechter veroordeelde Stichting VHL tot het opheffen van de schorsing en het toelaten van de eiser tot zijn werkzaamheden, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving. Ook werd een schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden aan de zijde van de eiser begroot op € 1.155,44. Het vonnis werd uitgesproken op 15 januari 2009 door mr. F.J. de Vries.