RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/2178
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 13 januari 2009
[X], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. J.W. Wijers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum, verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.T.J.H. Berns.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 28 maart 2008.
Bij besluit van 13 april 2007 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 mei 2007 benoemd in de functie consulent bestandsbeheer.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het in rubriek 1 aangeduide besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 7 november 2008. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Wijers voornoemd, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Berns voornoemd, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, vergezeld van [A] en [B], beiden werkzaam bij de gemeente Renkum.
Eiseres is sinds 1 september 1987 in dienst bij de gemeente Renkum en zij heeft diverse functies bekleed. Met ingang van 15 oktober 1990 is eiseres werkzaam als consulent.
Verweerder heeft naar aanleiding van de Wet Werk en Bijstand (WWB) in 2006 besloten de functie van consulent op te delen in drie meer specialistische functies, te weten:
- consulent bestandsbeheer;
- consulent poortwachter;
- consulent zorg.
Eiseres heeft haar voorkeur kenbaar gemaakt voor de functie consulent poortwachter.
Bij besluit van 13 april 2007 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 1 mei 2007 wordt benoemd in de functie consulent bestandsbeheer. Voorts wordt eiseres meegedeeld dat verweerder niet tegemoet heeft kunnen komen aan de voorkeur van eiseres omdat verweerder, kort gezegd, van mening is dat de houding en het gedrag van eiseres jegens de klanten niet het door verweerder gewenste niveau heeft en eiseres onvoldoende kennis heeft van de WWB en de applicatie GWS4all. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 19 november 2007 heeft verweerder een voorstel gedaan om eiseres te benoemen in de gecombineerde functie consulent poortwachter/bestandsbeheer. Bij besluit van 1 april 2008 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 januari 2008 daadwerkelijk benoemd in deze combinatiefunctie. Ook tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt, op welk bezwaar nog niet is beslist.
Het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 13 april 2007 is door verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het advies van de commissie personele aangelegenheden en met inachtneming van de daarin vervatte overwegingen. Verweerder meent met de brief van 19 november 2007 een passende oplossing te hebben gevonden voor de toekomst.
De commissie personele aangelegenheden heeft in haar advies van 3 februari 2008 onder de overwegingen geconstateerd dat in het voortraject, dat heeft geleid tot het primaire besluit, communicatiefouten zijn gemaakt door verweerder, dat verweerder niet heeft voldaan aan de vereiste dossiervorming en dat de in het besluit van 13 april 2007 gegeven motivatie niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Desondanks is de commissie personele aangelegenheden van oordeel dat verweerder met het aanbieden van de combinatiefunctie consulent poortwachter/bestandsbeheer gekomen is tot een passende functie voor eiseres aangezien de inhoud van deze functie voor meer dan 80% overeenkomt met haar oude functie.
Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres, zoals ook ter zitting bevestigd, bezwaar heeft gemaakt tegen de impliciete weigering haar te benoemen in de functie consulent poortwachter en tegen de argumenten die verweerder daaraan ten grondslag heeft gelegd.
Artikel 7:11, eerste lid, van de Awb bepaalt dat, indien het bezwaar ontvankelijk is, op de grondslag van dat bezwaar een heroverweging plaatsvindt van het primaire besluit.
De rechtbank constateert dat in het advies van de commissie personele aangelegenheden overwogen wordt dat verweerder ten aanzien van het besluit van 13 april 2007 niet heeft voldaan aan de vereiste dossiervorming en dat de gegeven motivatie in dat besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De commissie personele aangelegenheden verbindt daaraan echter geen conclusies omdat zij meent dat verweerder met het aanbieden van de combinatiefunctie tot een passende functie voor eiseres is gekomen. Naar oordeel van de rechtbank is daarmee geen inhoudelijk oordeel gegeven omtrent het besluit van 13 april 2007 en de inhoudelijke bezwaren die eiseres tegen dit besluit heeft aangevoerd. Verweerder heeft dit gebrek bij het bestreden besluit niet gerepareerd nu verweerder zich slechts heeft aangesloten bij de overwegingen van de commissie personele aangelegenheden. Bovendien blijkt uit voorstaande dat eiseres eerst op 1 januari 2008 is aangesteld in de combinatiefunctie en niet per 1 mei 2007. Met die benoeming is het besluit van 13 april 2007 derhalve niet herroepen. De rechtbank is niet van enige heroverweging van het besluit van 13 april 2007 gebleken.
Nu het bestreden besluit genomen is in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen. Daarbij merkt de rechtbank, wellicht ten overvloede, op dat in de nieuwe beslissing op bezwaar eveneens aandacht dient te zijn voor de vraag waarom eiseres niet in de functie consulent poortwachter kan worden aangesteld nu is gebleken dat eiseres wel de in de combinatiefunctie is benoemd waarbij eiseres eveneens de taken van consulent poortwachter verricht.
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644,- aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,- en wijst de gemeente Renkum aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat de gemeente Renkum het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. P.L. de Vos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Modderman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2009.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 13 januari 2009