ECLI:NL:RBARN:2008:BL1037

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/4363
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fotografie-activiteiten als bron van inkomen in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 juli 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst Randmeren, kantoor Zwolle, over de vraag of de fotografie-activiteiten van eiser kunnen worden aangemerkt als een bron van inkomen voor de inkomstenbelasting. Eiser had voor het jaar 2005 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 7.556, maar de Belastingdienst had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 105.244. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot € 90.783. Eiser stelde dat zijn fotografiewerkzaamheden een onderneming vormden, terwijl de Belastingdienst van mening was dat deze activiteiten zich in de hobby-sfeer bevonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten van eiser in de jaren 2003, 2004 en 2005 telkens een negatief resultaat opleverden en dat eiser zijn fotografiewerkzaamheden in september 2006 heeft beëindigd. De rechtbank oordeelde dat er in 2005 objectief gezien geen voordelen konden worden verwacht uit de fotografie-activiteiten, waardoor niet voldaan werd aan de voorwaarden voor een bron van inkomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, handhaafde de ambtshalve verminderde belastingaanslag en gelastte de teruggaaf van het griffierecht aan eiser.

De rechtbank benadrukte dat voor de kwalificatie als bron van inkomen deelname aan het economische verkeer, het oogmerk om voordeel te behalen en de verwachting dat voordeel redelijkerwijs kan worden behaald, vereist zijn. In dit geval was de objectieve winstverwachting niet aanwezig, waardoor de activiteiten niet als een onderneming konden worden aangemerkt. De uitspraak biedt inzicht in de criteria die de rechtbank hanteert bij de beoordeling van de vraag of activiteiten als bron van inkomen kunnen worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 07/4363
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 25 juli 2008
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst Randmeren, kantoor Zwolle, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [00].H.56) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 105.244.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 september 2007 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 90.783.
Eiser heeft daartegen bij brief van 29 september 2007, ontvangen bij de rechtbank op 3 oktober 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2008 te Arnhem.
Namens verweerder is daar verschenen [gemachtigde].
Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 26 mei 2008 aan eiser op het adres [a-straat 1] te [0000 AA] [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 28 mei 2008 aan eiser op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser heeft voor het jaar 2005 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 7.556. Dit bedrag betreft het door eiser aangegeven verlies uit onderneming.
Bij de aanslagregeling is verweerder afgeweken van de aangifte omdat eisers looninkomsten van € 112.800 niet in de aangifte waren opgenomen. In verband met deze correctie heeft verweerder de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 105.244 (-/- € 7.556 + € 112.800).
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij het bezwaarschrift heeft eiser een herziene aangifte IB/PVV 2005 ingediend. In deze herziene aangifte is het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt samengesteld.
Belastbare winst uit onderneming [A]: € 4.365 -/-
Inkomsten uit tegenwoordige arbeid: € 112.800
Saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning: € 22.550 -/-
Belastbaar inkomen uit werk en woning: € 85.885
Bij de herziene aangifte is een fiscale balans en een fiscale winst- en verliesrekening gevoegd van [A] voor het jaar 2005. Hierin is een saldo fiscale winst van negatief € 3.765 opgenomen (opbrengsten € 533, kosten € 4.298).
In het kader van de behandeling van het bezwaar heeft verweerder eiser vragen gesteld over het door hem aangegeven bedrag aan winst uit onderneming.
Nu verweerder na herhaald verzoek binnen de door hem gestelde termijn geen reactie van eiser had ontvangen, heeft verweerder bij brief van 11 september 2007 aan eiser medegedeeld dat de afgetrokken kosten van [A] niet worden geaccepteerd. Ook de door eiser geclaimde investeringsaftrek is niet toegestaan.
Bij uitspraak op bezwaar van 27 september 2007 is het belastbaar inkomen uit werk en woning vervolgens als volgt nader vastgesteld.
Vastgesteld belastbaar inkomen volgens aanslag: € 105.244
Bij: correctie aangegeven verlies uit onderneming € 7.556
Bij: correctie opbrengsten [A] € 533
Af: Saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning € 22.550 -/-
Nader vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning: € 90.783
Op 2 oktober 2007 heeft verweerder alsnog een reactie van eiser ontvangen op verweerders verzoek om informatie over [A]. Daarin heeft eiser een beschrijving van zijn werkzaamheden gegeven. Eiser geeft onder meer aan dat hij bezig is met het opzetten van een internetwinkel [B] en dat hij trouwreportages en albums maakt. Voorts heeft eiser hierbij facturen aan verweerder toegestuurd inzake de opbrengsten en kosten van zijn fotografiewerkzaamheden in de periode van 30 juli 2003 tot en met 28 januari 2006.
Naar aanleiding van de door eiser overgelegde gegevens heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de activiteiten van eiser zich in de hobby-sfeer afspelen en niet als een onderneming of als een werkzaamheid in de zin de van de Wet inkomstenbelasting 2001 kunnen worden beschouwd. Hierbij heeft verweerder alsnog de in aanmerking genomen opbrengsten van [A] van € 533 teruggenomen.
Als gevolg hiervan is de aanslag met dagtekening 18 oktober 2007 ambtshalve verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 90.250 (€ 90.783 - € 533).
3. Geschil
In geschil is of de fotografie-activiteiten die eiser heeft verricht kunnen worden aangemerkt als een bron van inkomen.
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is in geschil of de met deze activiteiten behaalde resultaten dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Bron van inkomen
Een voordeel kan slechts inkomen zijn indien er een bepaalde bron aan ten grondslag ligt. Volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR 3 maart 1954, BNB 1954/125 en HR 1 februari 2002, BNB 2002/128) worden als uitgangspunt de volgende drie algemene voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen:
- deelname aan het economische verkeer,
- het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en
- de (objectieve) verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 oktober 2005 (nr. 40 244, BNB 2006/54) geoordeeld dat bij de vraag of redelijkerwijs voordeel is te verwachten, over de jaargrens heen gekeken dient te worden. Hieruit volgt dat voor de beantwoording van de vraag of er in 2005 bij eiser een objectieve winstverwachting bestond, ook de resultaten van de jaren 2003, 2004 en 2006 in aanmerking dienen te worden genomen.
De rechtbank stelt in dit verband aan de hand van de onder 2. genoemde facturen, die door eiser aan verweerder zijn verstrekt en als bijlage 8 bij het verweerschrift zijn gevoegd, vast dat de kosten van eisers fotografiewerkzaamheden in de jaren 2003 en 2004 telkens de daarmee in die jaren behaalde opbrengsten hebben overtroffen. Ook in het onderhavige jaar leverden deze activiteiten een negatief resultaat op. Uit eisers brief van 19 september 2007 aan verweerder (bijlage 8 bij het verweerschrift) blijkt dat ditzelfde heeft te gelden voor het jaar 2006. Voorts leidt de rechtbank uit deze brief af dat eiser zijn werkzaamheden op het gebied van de fotografie in september 2006 heeft beëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank laten deze omstandigheden, in onderling verband beschouwd, geen andere gevolgtrekking toe dan dat er in 2005 objectief gezien geen voordelen konden worden verwacht uit de fotografie-activiteiten. Nu aan de voorwaarde van de objectieve winstverwachting niet is voldaan, kunnen eisers activiteiten reeds hierom niet kwalificeren als een bron van inkomen. Of eiser aan de andere twee voorwaarden heeft voldaan (deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen) kan in het midden blijven.
Op grond van het voorgaande kan eiser het negatieve resultaat van zijn fotografiewerkzaamheden niet in aftrek brengen. Aan een beoordeling van de overige geschilpunten komt de rechtbank niet toe.
Desondanks dient eisers beroep gegrond te worden verklaard. Redengevend hiertoe is dat verweerder met dagtekening 18 oktober 2007, derhalve na de uitspraak op bezwaar, het belastbaar inkomen uit werk en woning alsnog ambtshalve heeft verminderd tot € 90.250. Om die reden zal de rechtbank teruggaaf van het griffierecht aan eiser gelasten. De rechtbank zal de aanslag handhaven zoals die door verweerder ambtshalve is verminderd.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- handhaaft de met dagtekening 18 oktober 2007 ambtshalve verminderde belastingaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 25 juli 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. drs. L.B.M. Klein Tank, rechter, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.