ECLI:NL:RBARN:2008:BH1572

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-691 en 692
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangregeling en gedwongen schuldregeling ex artikel 287a Faillissementswet

In deze zaak hebben verzoekers, beiden wonende te [woonplaats], een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De schuldenlast van verzoekers bedraagt € 212.600,29, en zij ontvangen gezamenlijk een WWB-uitkering. De gemeente Rheden heeft hen een bbz-krediet van € 65.000,- toegezegd, waarvan € 56.820,- beschikbaar is voor de schuldeisers. Verzoekers hebben een voorstel gedaan aan hun schuldeisers, waarbij aan de preferente schuldeiser, de Belastingdienst, 45% van de vordering is aangeboden en aan de concurrente schuldeisers 22,5%. Echter, de concurrente schuldeisers hebben dit aanbod afgewezen, met als argumenten het betalingsgedrag van verzoekers in het verleden en het niet nakomen van toezeggingen. De schuldeisers geven de voorkeur aan het uitspreken van het faillissement van verzoekers, wat door hen is aangevraagd.

De rechtbank heeft de verzoekers gehoord op zittingen op 28 juli en 18 augustus 2008, waarbij ook de heer A.G.N. Bletterman namens Zuidweg Insolventie-bemiddeling aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers door middel van het bbz-krediet een totaalbedrag van € 56.820,- kunnen aanbieden aan de schuldeisers. Gezien de persoonlijke en inkomenssituatie van verzoekers is het niet te verwachten dat zij binnen een wettelijke schuldsaneringsregeling of daarbuiten een hogere uitdeling kunnen genereren. De rechtbank concludeert dat de schuldeisers per direct worden betaald en geen drie jaar hoeven te wachten op een eventuele uitkering, wat hen een hogere uitkering en snellere aflossing biedt dan in een wettelijke regeling te verwachten is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigerachtige schuldeisers in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen. Het verzoek om de weigerachtige schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt toegewezen op grond van artikel 287a lid 5 Faillissementswet. Het verzoek van verzoekers om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling blijft onbesproken, gezien de toewijzing van de schuldregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
rekestnummers: 08/691 en 692 /nd
uitspraakdatum: 25 augustus 2008
Verzoek gedwongen schuldregeling ex artikel 287a Faillissementswet
In de zaak van:
[verzoekers],
beiden wonende te [woonplaats],
nader te noemen verzoekers.
Verzoekers hebben bij de rechtbank op 24 juli 2008 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Daarbij is verzocht [schuldeisers] (die gezamenlijk worden vertegenwoordigd door mr. S.M. van der Zwan te bevelen in te stemmen met een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet.
Verzoekers zijn door de rechtbank gehoord ter terechtzitting van 28 juli 2008 en 18 augustus 2008. Daarnaast is op beide zittingen de heer A.G.N. Bletterman namens Zuidweg Insolventie-bemiddeling (hierna: Zuidweg) verschenen.
feiten
De schuldenlast van verzoekers bedraagt volgens de opgave van Zuidweg € 212.600,29.
[verzoeker 1] is 54 jaar oud. [verzoeker 2] is 52 jaar oud. Zij ontvangen momenteel gezamenlijk een WWB-uitkering. De gemeente Rheden heeft aan verzoekers een bbz-krediet toegezegd van € 65.000,- waarvan € 56.820,- voor de gezamenlijke schuldeisers beschikbaar is, welk krediet is verstrekt om een minnelijke schuldregeling tot stand te brengen tussen verzoekers en hun schuldeisers om zodoende een doorstart van de eenmanszaak van verzoeker mogelijk te maken. Aan de preferente schuldeiser, de Belastingdienst, is 45% van de vordering aangeboden waarmee hij akkoord is gegaan. Aan de concurrente schuldeisers is 22,5% van hun vordering aangeboden. [schuldeisers] hebben zich niet akkoord verklaard met dit aanbod. Zij vertegenwoordigen samen 42,37% van de totale concurrente schuldenlast. De weigerachtige schuldeisers hebben aangegeven dat onder meer het betalingsgedrag van verzoekers in het verleden en het niet nakomen van gedane toezeggingen aanleiding zijn niet akkoord te gaan. [schuldeisers] geven tevens de voorkeur aan het uitspreken van het faillissement van verzoekers. Dit faillissement is door hen aangevraagd.
Verzoekers hebben aangegeven dat de argumenten die strekken tot het betalingsgedrag en de houding van verzoekers geen aanleiding zijn om het gedane aanbod te weigeren. Het gedane voorstel is volgens verzoekers het uiterste aanbod waartoe zij in staat moeten worden geacht. Verzoekers hebben een WWB-uitkering en gezien hun leeftijd valt niet te verwachten dat zij binnen drie jaar meer geld bij elkaar kunnen brengen in een wettelijke schuldsaneringsregeling, mede rekening houdend met de kosten die een dergelijke regeling met zich brengt. Bij verzoekster, mevrouw Reijnen, is sprake geweest van een zware burn-out als gevolg van haar werk op de dansacademie te Arnhem. Zij heeft sindsdien niet meer gewerkt.
De beoordeling van het verzoek:
Het verzoek tot het opleggen van deze schuldregeling aan [schuldeiser] en [schuldeisers] dient te worden toegewezen indien de weigerachtige schuldeisers in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de verzoekers of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. Blijkens de wetsgeschiedenis (MvT Kamerstukken II 2004/05 nr. 3 p. 18) bij de totstandkoming van artikel 287a Fw. kan een groot aantal toetsingscriteria van belang zijn bij de beantwoording van deze vraag.
Allereerst is de vraag of het voorstel goed is gedocumenteerd en of voldoende duidelijk is dat het bod het uiterste is waartoe de verzoekers financieel in staat moet worden geacht.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers door middel van het bbz-krediet een totaalbedrag van
€ 56.820,- aan kunnen bieden aan de gezamenlijke schuldeisers. Gelet op de persoonlijke en de inkomenssituatie van verzoekers is niet te verwachten dat zij binnen een wettelijke schuldsaneringsregeling of daarbuiten een zodanige stijging van het inkomen zullen genereren, dat dit zou leiden tot een duidelijk hogere uitdeling in een wettelijke schuldsaneringsregeling. De schuldeisers zullen bovendien per direct worden betaald en geen drie jaar op een eventuele uitkering hoeven te wachten. Daarmee krijgen de schuldeisers een hogere uitkering en een snellere aflossing dan in het wettelijke traject te verwachten is.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [schuldeiser] en [schuldeisers] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen.
Het verzoek om de weigerachtige schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom op grond van artikel 287a lid 5 Faillissementswet toegewezen.
Het verzoek van verzoekers om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kan, gelet op toewijzing van de schuldregeling, onbesproken blijven.
De beslissing
De rechtbank:
- beveelt [schuldeisers] in te stemmen met de door verzoekers
aangeboden schuldregeling.
Dit vonnis is gewezen door D.M.I. de Waele en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2008.
de griffier, de rechter,