ECLI:NL:RBARN:2008:BG9342

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
153624
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een neuroloog als deskundige in civiele aansprakelijkheidszaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 17 december 2008 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen [eiser] en twee gedaagden. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 24 september 2008 besloten dat er een deskundigenonderzoek nodig was om de gezondheidssituatie van [eiser] na een incident op 5 juli 2003 te beoordelen. De rechtbank heeft dr. E. van den Doel benoemd als deskundige om de medische situatie van [eiser] te onderzoeken en vragen te beantwoorden over de aard en ernst van het letsel, de medische voorgeschiedenis, en de beperkingen die [eiser] ondervindt in het dagelijks leven. De deskundige moet ook de hypothetische situatie zonder het incident in kaart brengen en de invloed van andere gebeurtenissen, zoals een auto-ongeluk en een hernia-operatie, in overweging nemen. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de benoeming van de deskundige kenbaar te maken, en beide partijen hebben ingestemd met de benoeming van een neuroloog. De rechtbank heeft verder bepaald dat [eiser] een voorschot van € 2.500,- moet deponeren voor de kosten van de deskundige. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 153624 / HA ZA 07-507
Vonnis van 17 december 2008
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
advocaat mr. Z.J. Rittersma te Lochem
tegen
1. [gedaagde]
wonende te [woonplaats]
2. [gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagden
advocaat mr. W.D. Huizinga te Arnhem
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 september 2008;
- de akte uitlating deskundigenonderzoek van de zijde van [eiser];
- de akte van de zijde van [gedaagde sub 1].
1.2. Vervolgens is opnieuw vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank handhaaft hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 24 september 2008. In dat vonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij het voorshands nodig achtte een deskundigenbericht in te winnen. Zij heeft de partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover bij akte uit te laten. [eiser] en [gedaagde sub 1] hebben dat gedaan. [gedaagde sub 2] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij verder buiten de discussie ten aanzien van de te benoemen deskundige dient te blijven omdat de rechtbank in het genoemde tussenvonnis onder 2.15 heeft overwogen dat de vordering die [eiser] tegen hem heeft ingesteld, moet worden afgewezen.
2.2. [eiser] en [gedaagde sub 1] hebben er in beginsel mee ingestemd dat een neuroloog als deskundige wordt benoemd aan wie de IWMD-vraagstelling wordt voorgelegd. Beiden hebben daarbij aanpassingen dan wel aanvullingen bepleit.
2.3. Volgens [eiser] is nog altijd in geschil of er medisch bewijs is dat het geweld dat op hem is uitgeoefend van zodanige aard en fysieke kracht is geweest dat de verklaringen van de getuigen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gepasseerd althans gerelativeerd moeten worden. [eiser] leest overweging 2.18 van het tussenvonnis van 24 september 2008 zo dat deze vraag ook voor de rechtbank nog openstaat ter beantwoording. Hij stelt daarom voor om allereerst aan een traumatoloog te vragen of het beschreven en gefotografeerde letsel van [eiser] past bij de door de rechtbank vastgestelde feiten en of daarin aanwijzingen zijn gelegen voor de juistheid van de lezing van een van partijen. [gedaagde sub 1] heeft zich hiertegen verzet. De rechtbank ziet thans geen aanleiding af te wijken van hetgeen zij bewezen heeft geacht in het tussenvonnis van 24 september 2008 en zal dus overgaan tot de benoeming van een neuroloog, zoals in dat vonnis aangekondigd. Deze neuroloog zal bij de beantwoording van de vragen die hem zullen worden voorgelegd moeten uitgaan van hetgeen in dat tussenvonnis bewezen is geacht.
2.4. [gedaagde sub 1] heeft betoogd dat de door hem in het geding gebrachte verklaringen van buren die hebben gezien dat [eiser] na het incident auto’s repareerde, de caravan versjouwde en behoorlijke verbouwingen aan zijn huis uitvoerde een rol spelen bij het beantwoorden van de causaliteitsvraag. Met het oog daarop zal de deskundige worden gevraagd deze stellingen van [gedaagde sub 1] te betrekken bij het beantwoorden van vraag 1h over de beperkingen van [eiser].
2.5. [eiser] heeft aangevoerd dat de vierde vraag van de IWMD-vraagstelling niet hoeft te worden gesteld, omdat niet het verweer is gevoerd dat [eiser] zich aan medische behandeling heeft onttrokken. [gedaagde sub 1] heeft daarop niet gereageerd. Daarom zal de rechtbank ermee volstaan de eerste drie IWMD-vragen aan de deskundige voor te leggen.
2.6. [eiser] en [gedaagde sub 1] kunnen zich beiden vinden in het benoemen van een neuroloog. [eiser] heeft in zijn akte van 8 oktober 2008 voorgesteld de neuroloog dr. N. Padt te Groesbeek als deskundige te benoemen. [gedaagde sub 1] heeft daartegen in zijn akte van 22 oktober 2008 geen bezwaar gemaakt. De rechtbank geeft er niettemin de voorkeur aan de neuroloog dr. E. van den Doel als deskundige te benoemen. Dr. Van den Doel heeft de rechtbank desgevraagd meegedeeld dat hij vrij staat om als deskundige op te treden en dat hij daartoe bereid is. Dr. Van den Doel zal daarom als deskundige worden benoemd.
2.7. Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op zijn loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 2.500,-. Dit bedrag dient, gezien artikel 195 Rv., ter griffie te worden gedeponeerd door [eiser].
2.8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. De situatie na het incident van 5 juli 2003
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige (verwachte) gezondheidssituatie van [eiser].
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
b. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van [eiser] op uw vakgebied vermelden en deze zonodig met dit doel opvragen als dit u relevant voorkomt?
c. Wilt u bij uw antwoord op de vragen 1a en 1b aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van [eiser] en welke u ontleent aan onderzoek van de door u verkregen gegevens?
d. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek (zie ook vraag 1m)?
e. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u toelichten welke rol de vraag of [eiser] op enig moment bewusteloos is geweest speelt bij het stellen van de diagnose? (zie tevens vraag 1f)
f. Indien sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
h. Welke beperkingen ondervindt [eiser] naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, in de relationele sfeer, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden, bij zijn studie en/of bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige? Wilt u bij het beantwoorden van deze vraag de stellingen van [gedaagde sub 1] betrekken dat buren van [eiser] zouden hebben gezien dat deze na het incident auto’s repareerde, de caravan versjouwde en behoorlijke verbouwingen aan zijn huis uitvoerde?
i. Acht u de huidige toestand van [eiser] zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het incident mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
j. Zo ja welke verbetering of verslechtering verwacht u?
k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h)?
m. Wilt u zonodig voor de vaststelling van het functieverlies en de beperkingen
(neuro-)psychologisch hulponderzoek laten verrichten?
2. De hypothetische situatie zonder incident
Dit onderdeel heeft tot doel inzicht te verschaffen in de vraag of een causaal verband
aanwezig is tussen het incident van 5 juli 2003 en de door u in het vorige onderdeel
geconstateerde klachten en afwijkingen. De vaststelling van het causaal verband vindt in het
civiele aansprakelijkheidsrecht plaats aan de hand van een vergelijking tussen de huidige
toestand van betrokkene (daaronder begrepen de prognose) en de hypothetische situatie
waarin hij zich zou hebben bevonden als het incident nooit had plaatsgevonden. Onderstaande vragen hebben tot doel de hypothetische situatie zonder dat incident zo goed mogelijk in kaart te brengen.
a. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het incident van 5 juli 2003 niet had plaatsgehad?
b. Wilt u in dit verband aandacht besteden aan het auto-ongeluk van 9 augustus 2003 en de hernia waaraan [eiser] op 9 januari 2006 is geopereerd? Wilt u de invloed van die gebeurtenissen in uw overwegingen betrekken?
c. Voorzover u vraag 2a bevestigend beantwoordt (dus zonder het incident van 5 juli 2003 ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? Kunt u zo mogelijk in percentages uitdrukken hoe groot u de kans acht dat de klachten zouden zijn ontstaan als gevolg van andere oorzaken?
d. Kunt u aangeven welke mate van functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en welke beperkingen (als bedoeld in vraag 1h) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
Toelichting: Meestal zal het niet mogelijk zijn om deze vragen (met name de vragen 2c en 2d) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft, wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kúnt zeggen.
3. Overige aspecten van de hypothetische situatie zonder het incident van 5 juli 2003
Met het oog op de bepaling van de looptijd van eventuele toekomstschade, is van belang te
weten of in het medisch dossier van [eiser] overigens feiten en omstandigheden
voorkomen – ook buiten de huidige klachten en afwijkingen en/of uw eigen vakgebied
gelegen – die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij [eiser] ook
zonder het incident van 5 juli 2003 op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden
op het gebied van de studieactiviteiten en/of de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het
verrichten van werkzaamheden in en rond de woning.
a. Wilt u, tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier van betrokkene die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn?
4. Medische gegevens
U wordt verzocht in uw bericht aan te geven welke medische gegevens u heeft ontvangen, waaronder ook die welke u weliswaar heeft ontvangen maar niet aan uw deskundig oordeel ten grondslag heeft gelegd.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
dr. E. van den Doel,
Postbus 1502,
3800 BM Amersfoort,
telefoon 033-8505050,
email: emh.vanden.doel@meandermc.nl
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat [eiser] voor 14 januari 2009 (kopieën van) de overige processtukken en - voor zover mogelijk - de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zal doen toekomen,
bepaalt dat [eiser] voor 14 januari 2009 als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 2.500,- ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter-commissaris mr. A.E.B. ter Heide,
bepaalt dat de plaats en de tijd waar en wanneer de deskundige tot het onderzoek zal overgaan, zullen worden vastgesteld door de deskundige in overleg met de raadslieden van de partijen,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 1 mei 2009,
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit schriftelijk bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van het zaak- en rolnummer,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
verwijst de zaak naar de rolzitting van de rolzitting van 27 mei 2009 voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] of voor bepaling datum vonnis,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis (behoudens het provisioneel deel ervan) alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. A.E.B. ter Heide en mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.
coll.: CLB