ECLI:NL:RBARN:2008:BG9208

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
175495
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake ontvankelijkheid en termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter uit 1999. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Huisman, vordert dat de rechtbank het eerdere vonnis vernietigt en de vorderingen van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.N.W. Sterk, afwijst. De appellant stelt dat hij niet tijdig op de hoogte was van het vonnis van de kantonrechter, omdat de griffie van het kantongerecht te Nijmegen een fout heeft gemaakt in de adressering van de stukken. Hierdoor heeft hij de dagvaarding en het vonnis niet ontvangen, wat hem in zijn recht om in hoger beroep te komen zou hebben benadeeld.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van de appellant in hoger beroep. De wettelijke termijn voor het instellen van hoger beroep is drie maanden na de uitspraak van het vonnis. De appellant heeft echter pas in 2005 kennisgenomen van het vonnis, wat betekent dat hij de termijn voor het instellen van hoger beroep heeft overschreden. De rechtbank heeft de argumenten van de appellant, die zich beroept op een arrest van de Hoge Raad, gewogen. Dit arrest stelt dat in uitzonderlijke gevallen de termijn kan worden verlengd als de appellant door een fout van de griffie niet tijdig op de hoogte was van de uitspraak.

De geïntimeerde heeft betoogd dat de appellant op een eerder moment, namelijk op 22 november 1999, al op de hoogte had moeten zijn van het vonnis, en dat de uitzondering van toepassing op de termijnoverschrijding hier niet van toepassing is. De rechtbank heeft besloten dat de zaak opnieuw naar de rolzitting wordt verwezen, zodat de appellant de gelegenheid krijgt om te reageren op de argumenten van de geïntimeerde. De verdere beslissing is aangehouden, en de rechtbank heeft een nieuwe zittingsdatum vastgesteld voor 24 december 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 175495 / HA ZA 08-1635 AP
Vonnis van 26 november 2008
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat mr. A.C. Huisman te Enschede,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat mr. R.N.W. Sterk te Wijchen.
1. De procedure
In eerste aanleg
1.1.Voor het verloop van het geding in eerste aanleg wordt verwezen naar het vonnis van de kantonrechter te Nijmegen van 10 september 1999, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser, onder zaaknummer 144927/rolnummer 329/99/19. Een fotokopie daarvan is aan dit vonnis gehecht.
In hoger beroep
1.2. Voor het verloop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 30 september 2008, gewezen tussen [appellant] als appellant en [geïntimeerde] als geïntimeerde, onder zaaknummer 104.001.923. Bij dat arrest heeft het hof zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen en de zaak verwezen naar de rechtbank, sector civiel, voor het “fourneren van stukken”. Vervolgens hebben de partijen ter rolzitting van 15 oktober 2008 de processtukken overgelegd. Daarna is vonnis bepaald.
2. Het geschil in hoger beroep
2.1. [appellant] vordert onder aanvoering van één grief dat de rechtbank het vonnis van de kantonrechter van 10 september 1999 zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de beide instanties.
2.2. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant], omdat hij niet tijdig in appel is gekomen van voornoemd vonnis van de kantonrechter.
3. De beoordeling van het geschil in hoger beroep
3.1. Het vonnis van de kantonrechter van 10 september 1999 is op tegenspraak gewezen. [appellant] is bij exploot van 16 december 2005 in hoger beroep gekomen tegen dat vonnis. De wettelijke termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis (artikel 339 Rv) is dus niet in acht genomen.
3.2. [appellant] heeft, onder verwijzing naar HR 28 november 2003 (NJ 2005/465), aangevoerd dat hij desondanks ontvankelijk is, omdat hij door een fout van de griffie van het (toen nog zo geheten) kantongerecht te Nijmegen er niet van op de hoogte was dat de kantonrechter vonnis had gewezen en daarvan redelijkerwijs ook niet op de hoogte kon zijn. [appellant] heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
De inleidende dagvaarding vermeldt als zijn adres [adres]
Dat betreft een door [geïntimeerde] gehuurd pand, waarvan hij het achterste gedeelte had onderverhuurd aan [appellant]. Voor dat door [appellant] ondergehuurde gedeelte is bij de Gemeente een ander “adresseringsadres” aangevraagd en verkregen, te weten [adres]. [geïntimeerde] wist dat, maar heeft desondanks het verkeerde (zijn eigen) adres in de dagvaarding gezet. De dagvaarding is daarom bij [geïntimeerde] terecht gekomen, maar hij heeft deze bij [appellant] in de bus gedaan. Bij conclusie van antwoord, ingekomen op de griffie van het kantongerecht op 19 februari 1999, heeft [appellant] aangegeven dat het in de dagvaarding genoemde adres onjuist was en dat dat [adres] moest zijn. Verder heeft hij verzocht de stukken naar zijn [nr. postbus] te sturen. De nadien door de griffie van het kantongerecht aan hem verzonden brieven d.d. 22 april 1999 en 28 mei 1999, waarin hem de gelegenheid werd gegeven te dupliceren, en waarin hem de datum van het vonnis werd meegedeeld, zijn desondanks verkeerd geadresseerd ([adres]). Ook het vonnis is naar het verkeerde adres verzonden. Al die stukken hebben hem dan ook niet bereikt. [geïntimeerde], op wiens adres de stukken moeten zijn bezorgd, heeft deze niet aan hem doorgegeven. Op 13 oktober 1999 is het vonnis wel aan [appellant] betekend, maar niet in persoon. Het exploot is in een gesloten envelop achtergelaten op het adres [adres], wederom het verkeerde adres.
Eerst op 6 december 2005 is het vonnis aan hem betekend en heeft hij daarvan kennis genomen.
3.3. Op grond van het door [appellant] aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 28 november 2003 geldt dat op de strenge handhaving van beroepstermijnen slechts een uitzondering wordt toegelaten in het geval dat “degene die hoger beroep of cassatie instelt, tengevolge van een door (de griffie van) het kantongerecht, de rechtbank of het hof begane fout of verzuim niet tijdig wist en redelijkerwijs ook niet kon weten dat de rechter een beschikking had gegeven en de beschikking hem als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep of cassatie is toegezonden of verstrekt. In een zodanig geval moet de beroepstermijn verlengd worden met een termijn van veertien dagen (...) na de dag van verstrekking of verzending van de beschikking.
3.4. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de in voormeld arrest bedoelde uitzondering zich hier niet voordoet, omdat [appellant] in ieder geval op 22 november 1999, dus ruimschoots binnen de beroepstermijn die liep tot 11 december 1999, moet hebben geweten dat de kantonrechter op 10 september 1999 vonnis had gewezen. Hij heeft daarvoor verwezen naar een brief van mr. R.J. Verweij, advocaat te Nijmegen, van 22 november 1999, gericht aan de griffier van het kantongerecht te Nijmegen. Deze brief bevindt zich niet bij de stukken, maar is genoemd in het (door [geïntimeerde] in het geding gebrachte) tussen de partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Nijmegen van 27 oktober 2006, waarbij de vordering van [appellant], strekkende tot herroeping van het vonnis van 10 september 1999, is afgewezen. In dat vonnis is deze brief in rechtsoverweging 4.4. als volgt geciteerd:
“(...)
Inzake [appellant]/[geïntimeerde]
(...)
Inzake opgemelde kwestie is op 10 september 1999 door uw kantongerecht vonnis gewezen (zaaknummer 144927).
Gedaagde partij in deze, de heer [appellant], wonende te Nijmegen, heeft zich tot mij gewend met het verzoek hoger beroep aan te tekenen tegen voornoemd vonnis. In dit verband verzoek ik u mij een afschrift van uw dossier ter hand te stellen”.
3.5. [appellant] heeft hierop nog niet kunnen reageren. De zaak zal weer naar de rol worden verwezen om hem de gelegenheid te geven dat alsnog te doen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rolzitting van 24 december 2008 voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellant] over hetgeen in rechtsoverweging 3.5. is vermeld,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen, mr. R.J.B. Boonekamp en mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2008.
Coll.: ED