ECLI:NL:RBARN:2008:BG6211

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
177155
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woonruimte en gezondheidsaspecten van de huurder

In deze zaak gaat het om een executiegeschil waarbij eiser, een huurder, zich verzet tegen de ontruiming van zijn woning op basis van een vonnis van de kantonrechter. Eiser heeft sinds 1 december 2000 een onzelfstandige woonruimte gehuurd van gedaagde, die hem op 7 maart 2008 heeft gedagvaard met het verzoek de huurovereenkomst te ontbinden wegens overlast. De kantonrechter heeft op 11 augustus 2008 geoordeeld dat eiser de woning uiterlijk op 15 november 2008 moest verlaten. Eiser vordert in kort geding dat de voorzieningenrechter gedaagde verbiedt tot executie van dit vonnis over te gaan, omdat hij in een noodsituatie verkeert. Hij stelt dat de oplevering van een nieuw appartement, waar hij naartoe zou verhuizen, is vertraagd en dat hij vanwege zijn gezondheid niet in staat is om zelf voor tijdelijke woonruimte te zorgen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van eiser onvoldoende is aangetoond. De kantonrechter had eerder al een termijn van drie maanden vastgesteld voor de ontruiming, en eiser had de mogelijkheid om zijn situatie van overlast en de noodzaak van herhuisvesting aan te kaarten. De voorzieningenrechter concludeert dat de vertraging van de oplevering van het appartement geen nieuwe omstandigheid is die een noodtoestand rechtvaardigt. Eiser heeft niet aangetoond dat de gezondheidssituatie na het vonnis van de kantonrechter is verslechterd. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.070,00 zijn begroot.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.J.B. Boonekamp op 19 november 2008, in aanwezigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst. De overwegingen zijn later geminuteerd op 26 november 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 177155 / KG ZA 08-710
Vonnis in kort geding van 19 november 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P.R.M. Noppen te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Brands te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 19 november 2008 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.
2. De feiten
2.1. [eiser] huurt sinds 1 december 2000, vanaf 2001 van [gedaagde], een onzelfstandige woonruimte (hierna: de woonruimte) in de bovenwoning aan de [adres] te [woonplaats].
2.2. Op 7 maart 2008 heeft [gedaagde] [eiser] gedagvaard en gevorderd dat de kantonrechter van de rechtbank Arnhem, locatie Arnhem, de huurovereenkomst met [eiser] zal ontbinden en dat zal worden bepaald dat [eiser] de woonruimte zal verlaten en ontruimen. [gedaagde] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [eiser] overlast veroorzaakt.
Op 22 juli 2008 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden.
2.3. Bij brief van 31 juli 2008 heeft Vivare, een woningbouwcorporatie, [eiser] bericht dat er voor hem een verzorgd wonen appartement (hierna: het appartement) aan de [adres] te [woonplaats] beschikbaar komt. Het betreft een nieuw te bouwen appartement dat onderdeel uitmaakt van een woonzorgcomplex van circa 41 verzorgd wonen appartementen. Als verwachte verhuurdatum is ‘najaar 2008’ vermeld.
[eiser] heeft op 22 oktober 2008 een raamovereenkomst met Stichting Pleyade, woonservice-, zorg- en welzijnsdienst, gesloten, waarin partijen zijn overgekomen dat [eiser] in zijn appartement zorg zal afnemen van Pleyade.
2.4. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 11 augustus 2008 heeft de kantonrechter de vorderingen zoals genoemd onder 2.2. toegewezen, waarbij [eiser] is veroordeeld de woonruimte uiterlijk op 15 november 2008 te verlaten en te ontruimen. Het vonnis van de kantonrechter is onherroepelijk geworden.
2.5. Vivare heeft [eiser] bij brief van 29 oktober 2008 bericht dat de oplevering van zijn appartement is vertraagd. Vivare verwacht dat zij medio januari 2009 kan starten met het opleveren van de appartementen, hetgeen ongeveer drie weken zal duren.
2.6. De ontruiming van de huidige woonruimte van [eiser] is aangezegd tegen 20 november 2008.
2.7. [eiser] is diabetes patiënt en heeft een hartcapaciteit van 30%.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter
I. [gedaagde] verbiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom over te gaan tot executie van het vonnis van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Arnhem, van 11 augustus 2008,
II. [gedaagde] gebiedt toe te staan dat [eiser] in zijn woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] blijft wonen onder de verplichting daarvoor een maandelijkse vergoeding te betalen gelijk aan de overeengekomen huur, totdat [eiser] een appartement zal hebben betrokken in het woonzorgcomplex aan de [adres] te [woonplaats], en
III. [gedaagde] verbiedt zich tegenover de exploitant van het woonzorgcomplex negatief uit te laten over het woonverleden van [eiser].
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig handelt als hij het vonnis van de kantonrechter ten uitvoer zal leggen. [eiser] verkeert in een situatie van overmacht, nu hij niet kon voorzien dat de oplevering van zijn appartement, waar hij direct na de comparitie van partijen naar op zoek is gegaan, zou worden uitgesteld. [eiser] beschikt thans niet over alternatieve woonruimte die hij tijdelijk kan betrekken. Daarnaast is [eiser] vanwege zijn verminderde hartcapaciteit niet in staat om zelf zorg te dragen voor een verhuizing naar een tijdelijke woonruimte, terwijl de verhuizing naar het appartement, alsmede de kosten hiervan, reeds zijn geregeld. Indien [gedaagde] de woonruimte zal laten ontruimen, komt [eiser] op straat te staan, hetgeen ernstige gevolgen heeft voor zijn gezondheid. [eiser] is, mede gelet op zijn fysieke gesteldheid, niet in staat zichzelf te redden en wenst dan ook nog een korte periode, tot aan de oplevering van zijn appartement, in zijn huidige woonruimte te verblijven.
Naar eigen zeggen bewoont [eiser] de woonruimte nu anders, omdat hij (professionele) hulp (in de huishouding) krijgt, zodat van overlast nagenoeg geen sprake meer is.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser].
4.2. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3. Dat het vonnis van de kantonrechter van 11 augustus 2008 klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust is niet gesteld en overigens ook niet gebleken.
4.4. De vraag is vervolgens of er een noodtoestand zal ontstaan, indien thans tot executie van het vonnis van 11 augustus 2008 wordt overgegaan. De kantonrechter heeft de termijn waarbinnen [eiser] de woonruimte zou moeten ontruimen, bepaald op drie maanden. Daarbij heeft een rol heeft gespeeld, zo blijkt uit de overwegingen, dat [gedaagde] de situatie van overlast die door [eiser] werd veroorzaakt lang heeft laten voortbestaan. Hieraan heeft de kantonrechter klaarblijkelijk de consequentie verbonden dat [eiser] een ruimere termijn moest worden gegund om de woonruimte te ontruimen.
Bij het bepalen van deze termijn heeft de kantonrechter tevens met de angst die [eiser] had om dakloos te worden en anderzijds met het belang van de overige huurders van de bovenwoning aan de [adres] bij een spoedige ontruiming rekening gehouden.
De kantonrechter heeft dus een termijn van drie maanden voldoende geacht voor [eiser] om zich elders te kunnen vestigen. Voor het overige is herhuisvesting volgens [gedaagde] - en zo blijkt ook uit het vonnis - bij de kantonrechter door [eiser] niet aan de orde gesteld. [eiser] heeft dit niet weersproken. [eiser] heeft pas in de onderhavige procedure aangevoerd dat hij een nieuwbouw appartement zal gaan betrekken. De mogelijkheid van herhuisvesting in een nieuwbouwappartement (met zorgvoorzieningen) en de vertraging die daarmee gepaard kan gaan, had echter bij de kantonrechter, dan wel in hoger beroep, aan de orde moeten worden gesteld. Nu dat niet is gedaan, komen de gevolgen hiervan voor rekening en risico van [eiser]. Dat de oplevering van het appartement niet binnen de door de kantonrechter vastgestelde termijn zal plaatsvinden, is dan ook geen omstandigheid die thans kan worden aangevoerd als een nieuwe omstandigheid die, bij executie van het vonnis van 11 augustus 2008, een noodtoestand doet ontstaan.
4.5. Voor zover overigens al zou worden aangenomen dat [eiser] niet eerder had kunnen aanvoeren dat hij een nieuwbouw appartement zou gaan betrekken, en er dus sprake is van een omstandigheid die na het wijzen van het vonnis aan het licht is gekomen, geldt dat de oplevering van het appartement weliswaar is uitgesteld, maar dat geen eindtermijn is bepaald, zodat thans onvoldoende zekerheid bestaat of de genoemde opleveringsdatum ook de feitelijke opleveringsdatum zal zijn. Het voert in dat geval, mede gelet op de belangen van [gedaagde] en de overige huurders, te ver staking van de executie van het vonnis te bepalen en de ontruimingstermijn (veel) verder uit te stellen. Dit geldt temeer nu [gedaagde] ter zitting heeft verklaard, hetgeen onbetwist is gebleven, dat hij veelvuldig in overleg is getreden met [eiser] en dat [gedaagde] (bijvoorbeeld door inschakeling van de GGD) steeds heeft geprobeerd om een oplossing te vinden voordat hij de kantonrechter om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming heeft verzocht. Dat [eiser] nu kennelijk (professionele) hulp (in de huishouding) krijgt, laat onverlet dat de overige huurders nog steeds overlast (in de vorm van stank) ondervinden. Dat [gedaagde] in deze situatie geen verder onbepaald uitstel wil toestaan maakt niet dat hij geen voldoende rechtens te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging.
4.6. Dat de gezondheidstoestand van [eiser] niet goed is, hetgeen ook blijkt uit de verklaring van huisarts [huisarts] te [woonplaats] gedateerd 17 november 2008, is evenmin een omstandigheid die pas na het vonnis van de kantonrechter is ontstaan. [gedaagde] heeft aangegeven dat de gezondheidssituatie van [eiser] tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter aan de orde is geweest, hetgeen [eiser] niet heeft weersproken. Gesteld noch gebleken is dat de situatie na het wijzen van het vonnis door de kantonrechter is verslechterd.
4.7. Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] onrechtmatig handelt dan wel misbruik maakt van zijn bevoegdheid door tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 11 augustus 2008. Dit betekent dat de vorderingen onder I. en II. moeten worden afgewezen.
4.8. Ten aanzien van de vordering om [gedaagde] te verbieden zich tegenover de exploitant van het woonzorgcomplex negatief uit te laten over het woonverleden van [eiser] wordt overwogen, dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Bovendien heeft [gedaagde] ter zitting aangegeven dat hij zich tegenover Vivare niet zal uitlaten over [eiser], zodat [eiser] geen belang heeft bij toewijzing van deze vordering. De vordering onder III. zal dan ook worden afgewezen.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal € 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.070,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 19 november 2008. De overwegingen waarop het vonnis stoelt zijn geminuteerd op 26 november 2008.