zaaknummer / rolnummer: 119510 / HA ZA 04-1999
1. de stichting
STICHTING BETAALD VOETBAL "VITESSE-ARNHEM",
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
3. [eiser],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser],
wonende te [adres],
5. [eiser],
wonende te [woonplaats],
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE HUNNENSCHANS BEHEER B.V.,
gevestigd te Arnhem,
7. de stichting
STICHTING VRIENDEN VAN VITESSE,
gevestigd te Arnhem,
eisers,
procureur mr. F.J. Boom te Arnhem,
advocaten mrs. S.M. van Steenbergen en H.J.M. van Mierlo te Eindhoven respectievelijk Breda,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. [ ]N.B. Kaal te Arnhem,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Eisers zullen hierna gezamenlijk Vitesse c.s. genoemd worden en gedaagde de Provincie.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het tussenvonnis van 2 maart 2005,
-het proces-verbaal van comparitie van 28 april 2005,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek met producties,
- de pleidooien d.d. 18 april 2006 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1.1. De Stichting Betaald Voetbal “Vitesse-Arnhem” (hierna Stichting Vitesse) is houder van alle aandelen in het geplaatste kapitaal van B.V. Vitesse, alsmede houder van de KNVB-licentie en het eeuwigdurend speelrecht in het stadion Gelredome (hierna het stadion).
1.2. In B.V. Vitesse is de exploitatie van de voetbalclub Vitesse ondergebracht met alle daarbij behorende activa en passiva, rechten en verplichtingen, uitgezonderd de licentie en het eeuwigdurend speelrecht.
1.3. [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] waren (in ieder geval gedurende de jaren 2001/2002) lid van het bestuur van Stichting Vitesse. De stichting was op haar beurt, samen met H. Schreudering, zelfstandig bevoegd bestuurder van B.V. Vitesse. [eiser sub 2] is tevens enig directeur en aandeelhouder van De Hunnenschans Beheer B.V.
1.4. [eiser sub 1], [eiser sub 2], [eiser sub 3] en De Hunnenschans hebben - als “private financiers” - aanzienlijke financiële middelen ter beschikking gesteld aan Stichting Vitesse en B.V. Vitesse (hierna gezamenlijk aan te duiden als Vitesse).
1.5. Op 4 juli 2001 is opgericht de Stichting Vrienden van Vitesse. Het doel van die stichting is het verwerven van financiële middelen die bij wijze van financiële steun in de exploitatiekosten ter beschikking worden gesteld aan Vitesse.
1.6. De voetbalclub Vitesse speelt al haar thuiswedstrijden in het stadion. Tot 1 oktober 2003 was de naamloze vennootschap Gelredome N.V. de eigenaar van het stadion. Groot-aandeelhouder van Gelredome N.V. was Stichting Gelredome. Eén prioriteitsaandeel in Gelredome N.V. was geplaatst bij de Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij N.V. (GOM), waarvan de Provincie voor 33,315% aandeelhouder was. Het bestuur van Stichting Gelredome bestond uit zes leden, als volgt te benoemen:
-één lid door de Provincie,
-één lid door N.V. NUON,
-één lid door de GOM,
-twee leden door Stichting Vitesse en
-één lid door de overige leden van het bestuur van Stichting Gelredome.
1.7. De exploitatie van het stadion vond plaats in B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome, waarvan Gelredome N.V. enig aandeelhouder was.
1.8. Tussen (de rechtsvoorganger van) Gelredome N.V. en Stichting Vitesse is in februari 1996 een huurovereenkomst met betrekking tot het stadion gesloten. Daarbij zijn aan Stichting Vitesse onder meer bepaalde, in de overeenkomst nader gespecificeerde, exclusieve en eeuwigdurende gebruiksrechten van het complex voor voetbalwedstrijden alsmede voor andere voetbal- en niet-voetbal gerelateerde activiteiten verleend.
In art. II sub 1 van die overeenkomst is de (vaste) huurprijs bepaald op fl. 800.000,-- per jaar exclusief servicekosten en kosten van gas, licht en water. In art. V onder 2 is bepaald dat Stichting Vitesse alle zich in het complex bevindende business seats en loges mag verhuren aan derden en dat de opbrengsten daarvan volgens een bepaalde sleutel zullen worden verdeeld tussen Gelredome N.V. en Stichting Vitesse. Het aan Gelredome N.V. toekomende deel wordt door Vitesse aangeduid als het variabele gedeelte van de (huur)vergoeding. De totale vaste en variabele huur over het seizoen 2000-2001 bedroeg afgerond fl. 8.600.000,--, inclusief service- en energiekosten.
1.9. Eind juni 2001 bevond B.V. Vitesse en/of Stichting Vitesse zich in een slechte financiële positie. Het voorziene exploitatietekort over het boekjaar 2001/2002 bedroeg fl. 22.700.000,--. Bovendien was er een schuld aan Nuon, destijds hoofdsponsor en financier van Vitesse, van ongeveer fl. 76.000.000,--.
1.10. Als gevolg van deze slechte financiële situatie was de KNVB slechts bereid een (definitieve) licentie betaald voetbal voor het seizoen 2001-2002 aan Stichting Vitesse te verstrekken als aan een aantal voorwaarden zou worden voldaan. Die voorwaarden kwamen er op neer dat dekking aangetoond moest worden voor het begrote exploitatietekort. De KNVB heeft Vitesse uiteindelijk de tijd gegeven tot 17 juli 2001 om aan deze voorwaarden te voldoen.
1.11. Om de dekking voor fl. 22.700.000,-- bij de KNVB aangetoond te krijgen hebben de hiervoor genoemde “private financiers” een reddingsplan opgesteld. Dat plan voorzag in:
a. het realiseren van bezuinigingen op personeelskosten door Vitesse tot een bedrag van fl. 1.000.000,--,
b. het verstrekken van leningen aan Vitesse door de private financiers en de stichting Vrienden van Vitesse van
fl. 16.000.000,--, en
c. een huurverlaging van het stadion van (globaal) fl. 8.000.000,-- naar fl. 2.000.000,-- per jaar.
1.12. Mede met het oog op de financiële problemen bij Vitesse heeft op 1 juli 2001, tijdens de sportmanifestatie Champion Gelderland, een informele bespreking plaatsgevonden tussen een aantal gedeputeerden van de Provincie ([ ] [gedeputeerde 1], [gedeputeerde 2], [ ] [gedeputeerde 4] en [gedeput[gedeputeerde 3]), leden van de directie van Nuon ( [ ] [directielid NUON 1] en [directielid NUON 2]), de advocaat van Nuon, mr. [advocaat van NUON], alsmede twee projectontwikkelaars. Op initiatief van de gedeputeerde [gedeputeerde 1] is toen een vervolgafspraak gemaakt voor 2 juli 2001.
1.13. Tijdens de vervolgbespreking op 2 juli 2001 (in het Provinciehuis) waren aanwezig:
-de gedeputeerden [gedeputeerde 1], [gedeputeerde 2] en [gedeputeerde 3];
-[ ]. [medewerker concernstaf Provincie], medewerker Concernstaf van de Provincie,
-[ ] [vertegenwoordiger GOM] namens de GOM,
- [directielid NUON 2] namens Nuon, vergezeld van mrs. [advocaat van NUON 1] en [advocaat van NUON 2],
-[eiser sub 1] en [eiser sub 3].
Tijdens de bespreking is (onder meer) de onder 1.11.c bedoelde huurverlaging aan de orde geweest.
1.14. Aansluitend aan de bespreking is elders (op een terras) overleg gevoerd tussen [eiser sub 3] en [eiser sub 1] enerzijds en [directielid NUON 2], [advocaat van NUON 1] en [advocaat van NUON 2] namens Nuon en/of Gelreparc B.V. (aan wie Nuon haar vorderingen op Vitesse inmiddels had overgedragen) anderzijds. Overeengekomen is toen dat de schuld van Vitesse aan Nuon door de private financiers zou worden overgenomen voor fl. 5.000.000,--. Deze afspraak is later vastgelegd in een overeenkomst van 16 juli 2001 tussen (onder meer) de private financiers en Gelreparc B.V. Eveneens op 16 juli 2001 is de hiervoor onder 1.11.b bedoelde lening van de stichting Vrienden van Vitesse aan Vitesse van fl. 16.000.000,-- geformaliseerd.
1.15. [medewerker concernstaf Provincie] heeft, direct na afloop van de bespreking van 2 juli 2001, een voorstel geredigeerd ten behoeve van de (reguliere) College-vergadering van Gedeputeerde Staten van 3 juli 2001. In de toelichting op dat voorstel staat onder andere:
“Gisteravond in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de NUON (o.a. de heer [directielid NUON 2]) gesproken met de Vrienden van Vitesse (dhrn. [eiser sub 3] en [eiser sub 1]) en is medegedeeld dat Gelredome in beginsel bereid is voor te leggen aan het stichtingsbestuur en RvC de vraag eenmalig de huur te verlagen. Dat kan alleen als de provincie voor het tekort dat die verlaging met zich meebrengt in de begroting van Gelredome een passende oplossing weet te vinden en PS hieraan medewerking wil geven (de beoogde passende oplossing, zijnde een herfinanciering door de provincie van de bancaire financiering, is overigens niet kenbaar gemaakt). Voorts is nadrukkelijk kenbaar gemaakt dat wijziging van eigendomsverhoudingen voor wat betreft Gelredome niet aan de orde zijn en voor de provincie ook geen bespreekbare optie is.
Voor wat betreft de verlaging van de (huur)vergoeding gaat het vooralsnog om een inspanningsverplichting voor het komende seizoen. Nader onderzoek zal moeten aantonen welk bedrag (huur)vergoeding marktconform is”.
Het daarop genomen besluit van Gedeputeerde Staten (hierna GS) van 3 juli 2001 luidt als volgt:
“a. Gelredome steunen in hun besluit tot het verlenen van medewerking tot verlaging van de (huur)-vergoeding van Vitesse aan Gelredome en dit kenbaar maken aan de directie van Gelredome.
b. Om voor Gelredome dit budgettair mede mogelijk te maken, de bereidheid uit te spreken als provincie de bancaire leningen te herfinancieren tegen een marktconform rentepercentage en een looptijd van maximaal 25 jaar en voorts onder nog nader te bepalen condities.
c. Aan de GOM te verzoeken voorstellen te doen voor nadere uitwerking.
d. Te zijner tijd een statenvoorstel in procedure te brengen voor wat betreft de onder punt b beoogde besluitvorming”.
1.16. Diezelfde dag, 3 juli 2001, hebben GS aan de directie van Gelredome N.V. geschreven:
“Hierbij delen wij u mede, conform hetgeen met u is besproken, dat wij heden hebben besloten steun te verlenen aan uw voornemen tot verlaging van de (huur)vergoeding van Vitesse aan Gelredome voor het seizoen 2001-2002.
Om voor Gelredome een en ander budgettair mede mogelijk te maken bestaat onzerzijds de bereidheid aan Provinciale Staten een nader voorstel voor te leggen over de wijze waarop dit wordt afgewikkeld”.
1.17. Op 5 juli 2001 heeft Gelredome N.V. aan Stichting Vitesse geschreven, voor zover van belang:
“In het kader van het verkrijgen van een licentie van de KNVB voor het seizoen 2001-2002 verzocht u ons mee te werken aan een aanpassing van de overeenkomst tussen Gelredome N.V. (...) en (...) Vitesse, betreffende de door Vitesse te betalen huur aan Gelredome en de verdeling van de opbrengsten uit hoofde van de business accommodaties.
(...)
De inkomsten voor Gelredome uit verhuur van business-accommodatie, opbrengst dekking servicekosten business accommodatie en verhuur aan Vitesse bedroegen in het boekjaar 2000-2001 ruim fl. 8.000.000. Voor het boekjaar 2001-2002 werd hiervoor een opbrengst van fl. 8.000.000 gebudgetteerd, maar op basis van de huidige verhuursituatie wordt circa fl. 6.000.000 verwacht. Aangezien een verdere verlaging van de huuropbrengsten tot fl. 2.000.000,-- niet zelfstandig door Gelredome kan worden opgebracht, werd intensief overleg gevoerd met de (...) GOM en vertegenwoordigers van de Provincie Gelderland. Uitkomst van dit overleg is dat de Provincie Gelderland, bij besluit van het College van Gedeputeerde Staten d.d. 3 juli 2001, Gelredome in staat zal stellen deze inkomstenverlaging op te vangen, e.e.a. vooruitlopend op een definitieve oplossing. (...)
Voor het seizoen 2001-2002 zeggen wij u dan ook hierbij toe dat, met inachtneming van de tussen Vitesse en Gelredome gesloten overeenkomst(en) slechts een netto huur betaling (excl. service-kosten) door Vitesse aan Gelredome behoeft plaats te vinden tot een bedrag van fl. 2.000.000,--“.
Daarna volgen in die brief nog een aantal voorwaarden waaraan Stichting Vitesse volgens Gelredome N.V. moet voldoen.
1.18. Bij brief van 17 juli 2001 heeft de KNVB aan Vitesse geschreven dat het bestuur betaald voetbal heeft besloten dat de eerder aan Vitesse onder opschortende voorwaarde verleende licentie voor het seizoen 2001-2002 “rechtskracht” heeft.
1.19. Op 18 september 2001 hebben GS een voorstel aan Provinciale Staten (hierna PS) gedaan dat er kort gezegd op neer kwam dat de Provincie de herfinanciering van het stadion zou gaan verzorgen (voorstel C-368). Het voorstel is op de agenda geplaatst voor de vergadering van de Commissie Middelen van PS van 1 oktober 2001, maar is toen inhoudelijk niet behandeld vanwege “de complexiteit omtrent herfinanciering”. Het voorstel is verschoven naar “een ander geschikt moment”. Achtergrond van deze verschuiving was dat inmiddels was gebleken dat er onvoldoende politiek draagvlak bestond voor de door GS voorgestelde provinciale herfinanciering van het stadion.
1.20. Bij brief van 30 november 2001 hebben GS onder meer aan Stichting Vitesse geschreven:
“De afgelopen maanden hebben wij, samen met het gemeentebestuur van Arnhem, intensief gezocht naar wegen die kunnen bijdragen aan een gezondmaking van de exploitatie van Gelredome. Vanuit een stabiele bedrijfsvoering voor Gelredome zou de directie van Gelredome vervolgens kunnen bezien in hoeverre er ruimte bestaat voor een (eenmalige) neerwaartse aanpassing van de door u verschuldigde huur aan Gelredome. Onze inspanningsverplichting vloeit voort uit hetgeen is neergelegd in onze brief van 3 juli 2001 aan de directie van Gelredome (.....). Onze aanvankelijke inspanning, gericht op een provinciale rol in een beoogde herfinanciering, zal op basis van de signalen die door de verschillende fracties zijn afgegeven, niet op een meerderheid in Provinciale Staten kunnen rekenen (de PS-vergadering over ons voorstel is op 12 december a.s.).
(....)
Uit onze eigen analyse en op basis van de gesprekken met derde-partijen moeten wij concluderen dat een structurele huursom van een dergelijke omvang (niet meer dan fl. 2.000.000,-- per jaar; de rechtbank) absoluut ontoereikend is voor een levensvatbare exploitatie van Gelredome. Er dient uwerzijds dan ook rekening te worden gehouden met een substantieel hogere huursom (...)”.
1.21. Bij brief aan de provincie van 21 december 2001 heeft Stichting Vitesse daarop als volgt gereageerd:
“Als niet-politicus heeft het mij, en met mij het gehele bestuur van SBV Vitesse alsmede de toentertijd aanwezige heren van Gelreparc en Nuon, verbaasd, dat de uitkomst van het gesprek van 2 juli door de Provincie wordt bestempeld als een inspanningsverplichting en niet als een toezegging. De conclusie aan onze kant van de tafel was eenduidig: de Provincie zou Gelredome in staat stellen voor één jaar de ‘huurverlaging’ door te voeren en in de loop van het seizoen zou een nieuw huurcontract opgesteld worden waarin opgesloten een ‘marktconforme’ huur voor Vitesse’.
1.22. Uiteindelijk hebben GS op 3 september 2002 een 2e vervolgvoorstel C-368 vastgesteld. Dat voorstel komt er, kort weergegeven, op neer dat de Provincie en de gemeente Arnhem het stadion gezamenlijk zullen herfinancieren, hetgeen voor de Provincie neerkomt op het verstrekken van een hypothecaire lening van € 4,54 miljoen. In een 3e vervolgvoorstel is hierover nog vermeld:
“In voornoemd overleg (een overleg op 10 september 2002; de rechtbank) met gemeente en Vitesse is van de zijde van Vitesse voorts gemeld dat men grote moeite heeft met het huurniveau waarmee rekening wordt gehouden in de exploitatieopzet van Gelredome na herfinanciering. Ook daarover hebben wij ons op 11 september beraden en wij zien geen enkele aanleiding om thans neerwaarts af te wijken van het bedrag dat is opgenomen in de exploitatie-opzet. Het in de exploitatie-opzet opgenomen bedrag is nodig wil er sprake zijn van een levensvatbare exploitatie van Gelredome”.
1.23. Het 2e vervolgvoorstel is behandeld en aangenomen in de vergadering van PS van 18 september 2002. Van de hierdoor gecreëerde mogelijkheid tot herfinanciering is evenwel geen gebruik gemaakt. Uiteindelijk heeft de herfinanciering van het stadion zonder financiële betrokkenheid van de Provincie plaatsgevonden.
1.24. Op 1 oktober 2003 heeft de Gemeente het stadion en de omliggende gronden gekocht van Gelredome N.V. en met laatstgenoemde een exploitatie-overeenkomst gesloten. Gelredome N.V. heeft op haar beurt een huurovereenkomst gesloten met Vitesse tegen een vaste huurprijs van € 1.500.000,-- exclusief servicekosten. Daarbij is verder overeengekomen dat de opbrengsten van de business accommodatie in het stadion voor Vitesse zijn.
1.25. Bij verzoekschrift aan deze rechtbank hebben Vitesse c.s. verzocht een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Daarbij werd de Provincie als verweerster aangemerkt. Het verzoek is bij beschikking van deze rechtbank van 29 april 2003 toegewezen. De getuigenverhoren, waarbij de partijen vertegenwoordigd zijn geweest, hebben plaatsgevonden op 28 augustus 2003, 4 september 2003, 4 december 2003, 11 maart 2004 en 18 maart 2004. In de enquête zijn als getuigen gehoord:
(op 28 augustus 2003)
-[eiser sub 1] voornoemd,
-[eiser sub 3] voornoemd,
-[getuige], tot en met mei 2001 lid van GS,
-[getuige], directeur betaald voetbal van de KNVB,
-[gedeput[gedeputeerde 3], gedeputeerde bij de Provincie,
(op 4 september 2003)
-[ ]. [medewerker concernstaf Provincie], medewerker Concernstaf bij de Provincie,
-[gedeputeerde 2], dijkgraaf, destijds gedeputeerde bij de Provincie,
-[ ] [gedeputeerde 4], destijds gedeputeerde bij de Provincie,
-[ ] [vertegenwoordiger GOM], directeur van participatiemaatschappij Oost Nederland, destijds adjunct directeur van de GOM,
-[ ] [gedeputeerde 1], stedenbouwkundige, destijds gedeputeerde bij de Provincie,
-[advocaat van NUON 2], advocaat,
-[directielid NUON[directielid NUON 2], directeur bij de Nuon,
(op 11 maart 2004)
-[advocaa[advocaat van NUON 1], advocaat,
-[getuige], manager projectontwikkeling, destijds directeur van Gelredome,
-[getuige], directeur van Gelredome N.V., destijds plaatsvervangend directeur van Gelredome N.V.
In de contra-enquête is als getuige gehoord:
(op 18 maart 2004)
-[getuige], communicatieadviseur, destijds persvoorlichter/woordvoerder van de Provincie.
De processen-verbaal van de getuigenverhoren bevinden zich bij de stukken.
Het geschil
2. Vitesse c.s. hebben gevorderd:
a. te verklaren voor recht dat de Provincie aansprakelijk is voor de door Vitesse c.s. geleden en nog te lijden schade,
b. de Provincie te veroordelen aan hen te betalen een bedrag van € 5.700.000,-- als voorschot op de uiteindelijk vast te stellen schadevergoeding, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad € 5.576,--, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2001, althans 30 november 2001, althans 4 november 2002, althans 22 oktober 2004,
c. de Provincie te veroordelen aan hen te betalen een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data als onder b vermeld.
3. Aan de vordering sub 2.a. hebben Vitesse c.s. ten grondslag gelegd:
-primair: dat de Provincie bindend heeft toegezegd de huur van het stadion te verlagen en dat zij, door die toezegging niet na te komen, jegens Vitesse c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten;
subsidiair: dat de Provincie jegens Vitesse c.s. onrechtmatig heeft gehandeld omdat een aantal gedeputeerden zonder enig voorbehoud een toezegging aan Vitesse c.s. hebben gedaan en Vitesse c.s. daarmee bewust “op het verkeerde been” hebben gezet;
meer subsidiair: dat de Provincie heeft gehandeld in strijd met de precontractuele goede trouw in die zin, dat de Provincie bij Vitesse c.s. het vertrouwen heeft gewekt dat zij de door haar gedane toezegging onverkort zou nakomen indien Vitesse c.s. van hun kant bepaalde verplichtingen (onder 1.11.a en b genoemd) zou nakomen;
-uiterst subsidiair: dat de Provincie zich onvoldoende heeft ingespannen de toegezegde huurverlaging te bewerkstelligen.
De als gevolg van het voorgaande geleden schade heeft Vitesse (Stichting Vitesse en BV Vitesse) begroot op € 5.700.000,-- (de vordering sub 2.b). Dat is het verschil tussen de betaalde (vaste en variabele) huur inclusief service- en energiekosten, en de door de Provincie toegezegde (verlaagde) huur over de seizoenen 2001-2002, 2002-2003 en het eerste kwartaal van 2003-2004. De schade na 1 oktober 2003 betreft volgens Vitesse het verschil tussen de overeengekomen huurprijs van € 1.500.000,-- en de toegezegde “marktconforme” huurprijs. Zij is voornemens die schade in een schadestaatprocedure te vorderen. Datzelfde geldt voor de schade van [eiser sub 1], [eiser sub 2], [eiser sub 3] en de Hunnenschans BV. Ook zij stellen als gevolg van handelen van de Provincie schade te hebben geleden. Omdat de Provincie haar toezegging niet nakwam heeft het uiteindelijk moeten komen tot verkoop van het stadion aan de Gemeente. De Gemeente heeft daarbij bedongen dat de private financiers al hun bestaande rechten, inclusief de via Nuon verkregen pandrechten en het prioriteitsaandeel, op te geven. Daardoor resteerde voor hen slechts een “softe” vordering op Vitesse en het is onzeker of zij van de (achtergestelde) lening van fl. 16.000.000,-- nog iets zullen terugzien. Zonder de toezegging van de Provincie hadden zij die lening nooit aan Vitesse verstrekt.
4. De Provincie heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken op gronden die hierna zo nodig aan de orde zullen komen.
De beoordeling van het geschil
5. Allereerst moet aan de orde komen de vraag of tijdens de (onder 1.12 en 1.13 bedoelde) besprekingen op 1 en/of 2 juli 2001 door de toen aanwezige gedeputeerden enige toezegging jegens Vitesse c.s. is gedaan en zo ja wat de aard en de inhoud van die toezegging is geweest. Voor het antwoord op die vraag is het volgende van belang.
6. Aangenomen kan worden, en daarover zijn de partijen het ook wel eens, dat er op 1/2 juli 2001 door de gedeputeerden een toezegging jegens Vitesse c.s. is gedaan. De partijen verschillen evenwel van mening over de aard en de inhoud van die toezegging.
Volgens Vitesse ging het om een concrete, zonder voorbehoud gedane en de Provincie bindende toezegging in die zin dat de Provincie ervoor zou zorgen dat de huur van het stadion zou worden verlaagd van afgerond (voor het seizoen 2001-2002)
fl. 8.000.000,-- naar fl. 2.000.000,-- en dat nadien een marktconforme huurprijs zou worden betaald. Volgens de Provincie hebben de gedeputeerden tijdens de bedoelde bespreking enkel de bereidheid uitgesproken zich ervoor te willen inspannen dat Gelredome N.V. in staat zou worden gesteld een verlaging van de huur van het stadion voor Vitesse mogelijk te maken, waarbij bij alle partijen bekend was dat voor de daadwerkelijke uitvoering daarvan besluitvorming door PS vereist was.
7. Op Vitesse c.s. rust op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv de bewijslast van haar stellingen. Vitesse c.s. hebben daarvoor verwezen (a) naar de hiervoor onder 1.16 en 1.17 bedoelde brieven van GS aan Gelredome N.V. d.d. 3 juli 2001 en van Gelredome N.V. aan Stichting Vitesse d.d. 5 juli 2001, en (b) naar brieven van de ABN-Amro-bank aan Gelredome N.V. van 10 juli en 16 augustus 2001.
a. In de brief van 3 juli 2001 valt een concrete toezegging tot huurverlaging niet te lezen, nog daargelaten dat deze brief niet is gericht aan een van de eisers. De brief van 5 juli 2001 is wel concreter en gericht aan een van de eisers. Die brief is, zo moet worden aangenomen, een interpretatie van Gelredome N.V. van de eerste brief van GS aan Gelredome N.V. van 3 juli 2001. Door die brief kan evenwel (achteraf) niet alsnog een concrete, de Provincie bindende, toezegging jegens Vitesse c.s. zijn ontstaan, reeds omdat het gaat om een brief van Gelredome N.V. en niet van de Provincie, terwijl de aard en de mate van betrokkenheid van de Provincie bij het opstellen van deze brief onvoldoende is komen vast te staan. Vitesse c.s. hebben wel gesteld dat de Provincie, met name de gedeputeerde [gedeputeerde 2], betrokken is geweest bij het opstellen van deze brief, maar [gedeputeerde 2] heeft dat betwist. Hij heeft daarover tijdens het getuigenverhoor desgevraagd, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij bij het opstellen van de tekst van die brief niet betrokken is geweest. De getuige [vertegenwoordiger GOM], die wel bij het opstellen van de brief betrokken is geweest, heeft hierover niet de vereiste duidelijkheid kunnen verschaffen. Hij heeft slechts verklaard dat hij op onderdelen van de brief met [gedeputeerde 2] heeft gesproken, maar dat hij niet meer weet op welke wijze hij daarover contact met hem heeft gehad. Evenmin blijkt uit zijn verklaring op welke onderdelen van de brief hij contact met [gedeputeerde 2] zou hebben gehad.
De conclusie is dat die brieven geen concrete toezeggingen tot huurverlaging van de Provincie aan Vitesse c.s. bevatten.
b. Ook de inhoud van de brieven van de ABN-Amro bank (die als financier van het stadion een afschrift van de hiervoor bedoelde brief van 3 juli 2001 had ontvangen) duidt niet op de juistheid van de stelling van Vitesse c.s. Voor zover van belang heeft de bank daarover op 10 juli 2001 aan Gelredome N.V. geschreven:
“Gedeputeerde Staten van Gelderland geven in hun brief aan u slechts aan ‘steun’ te willen verlenen, maar de omvang en voorwaarden van financiële steun blijken ons niet”.
Na een gesprek hierover met de gedeputeerde [gedeputeerde 1] heeft de bank daarover nader op 16 augustus 2001 aan Gelredome N.V. geschreven:
“Van mevrouw [gedeputeerde 1] vernamen wij dat één en ander (de verlaging van huur voor Vitesse en de gevolgen daarvan voor de exploitatie van het stadion; de rechtbank) op dit moment nog immer in studie is in samenwerking met de GOM en er nog geen daadwerkelijke beslissing is genomen op welke wijze de toegezegde steun handen en voeten zal worden gegeven”
Van een door de Provincie gedane concrete toezegging jegens Vitesse c.s. blijkt uit deze brieven dan ook niet. Veeleer onderschrijven die brieven de visie van de Provincie.
8. De vraag is vervolgens of uit de verklaringen van de hiervoor onder 1.25 genoemde getuigen volgt dat die concrete toezeggingen wel zijn gedaan. Volgens Vitesse c.s. is dat het geval. Zij hebben daarvoor verwezen naar de verklaringen van de getuigen [eiser sub 1], [eiser sub 3], [advocaat van NUON 2], [directielid NUON 2] en [advocaat van NUON 1]. De Provincie heeft daartegenover gewezen op de verklaringen van de getuigen [gedeputeerde 3], [gedeputeerde 2], [medewerker concernstaf Provincie], [vertegenwoordiger GOM] en [gedeputeerde 1].
Deze door de partijen genoemde getuigen, die allen op de bijeenkomsten van 1 en/of 2 juli 2001 aanwezig waren, hebben bij gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor over de aard en de inhoud van de bedoelde toezegging achtereenvolgens verklaard:
“Tijdens de bespreking op het Provinciehuis op 2 juli 2001 waren vier van de zes gedeputeerden aanwezig. De gedeputeerde mevrouw [gedeputeerde 1] voerde het woord. De inzet van die bespreking was kort samengevat enerzijds dat er een tekort van 23 miljoen gulden van Vitesse ingevuld moest worden om de licentie te behouden en anderzijds dat wij vonden dat we niet meer dan 2 miljoen gulden huisvestingslasten per jaar konden betalen. In de loop van die bespreking werd er van de zijde van de gedeputeerden door mevrouw [gedeputeerde 1] op zeker moment gezegd: ‘Dan moet het maar zo: huisvestingslasten van 2 miljoen gulden over het jaar 2001/2002 en daarna een marktconforme huurprijs’. Daaruit heb ik afgeleid dat door de gedeputeerden werd beloofd/toegezegd dat de huisvestingslasten zouden worden verlaagd voor het seizoen 2001/2002 en dat er vanaf 1 april 2002 een marktconforme huur zou worden opgesteld. Met ingang van 1 april 2002 zou er dan een nieuw huurcontract opgesteld moeten worden met een nieuwe huurprijs. (...). Niemand heeft tijdens die bespreking ter tafel gebracht dat er nog een lange weg te gaan zou zijn via Provinciale Staten (...). De bespreking op 2 juli 2001 zal ongeveer 1,5 uur hebben geduurd (...)”.
(op vragen van mr. Klostermann):
“Er is toegezegd dat er verlaging van de huisvestingskosten zou komen maar de wijze waarop werd niet aangegeven (...). Tijdens de bespreking op 2 juli 2001 voerde mevrouw [gedeputeerde 1] het woord en voor zover ik mij herinner waren de andere gedeputeerden niet prominent aanwezig, ze zeiden in ieder geval niets (...)
Op 1 juli 2001 hebben wij van onze kant de situatie uitgelegd aan de gedeputeerden en verteld dat Vitesse alleen zou kunnen overleven bij een verlaging van de huisvestingskosten van circa 8 naar 2 miljoen gulden. 1 juli bestempel ik als een informatief gesprek. De toezegging is gedaan op 2 juli 2001”.
U spreekt met mij over de besprekingen van 1 en 2 juli 2001. U vraagt mij de bespreking van 1 juli te karakteriseren. Ik kan u het volgende zeggen. Vitesse stond op ontploffen. Er was bij ons grote paniek. Op ons initiatief is een aantal gesprekken gevoerd in verband met financiële problemen bij Vitesse. Zo hebben we op 1 juli met een aantal mensen gesproken (...), waaronder de gedeputeerden [gedeputeerde 3], [gedeputeerde 4], [gedeputeerde 1] en [gedeputeerde 2]. Het onderwerp van de bespreking had betrekking op de vraag hoe Vitesse te redden was, waarbij cruciaal was dat Vitesse van de in mijn visie idiote huurlasten afmoest en wel in die zin dat die naar beneden gingen van 8 miljoen op jaarbasis naar 2 miljoen gulden. De algemene reactie, ook van de gedeputeerden, tijdens die bespreking was de erkenning dat er een noodzaak bestond dat de huur omlaag zou moeten (...). Het initiatief van de bespreking van 2 juli 2001 was afkomstig van mevrouw [gedeputeerde 1]. Ik herinner mij dat die bespreking 1 à 1,5 uur geduurd heeft. Mevrouw [gedeputeerde 1] had van de zijde van de gedeputeerden de leiding (het viel onder haar portefeuille) maar ook anderen waren bij de bespreking betrokken. Er is tijdens die bespreking van de zijde van de gedeputeerden klip en klaar gezegd: ‘wij gaan dat doen, en wel zonder enige voorwaarden of voorbehoud’. Van de zijde van de gedeputeerden is in dat verband gezegd: ‘wij zullen zorgen voor een verlaging van de huur naar 2 miljoen gulden’(...). Op uw vraag of er door de gedeputeerden ook is gezegd dat ze zouden zorgdragen voor een marktconforme huur per 1 april 2002 luidt mijn antwoord ‘keihard’. Er is bij gelegenheid van die bespreking niet gesproken over een instemming door Provinciale Staten. Ik was ook niet op de hoogte daarmee. Daar heb ik mij nooit mee beziggehouden”.
“Op 2 juli 2001 ben ik samen met mijn kantoorgenoot mr. [advocaat van NUON 1] als adviseur van de NUON aanwezig geweest bij de bespreking op het provinciehuis (...). De bespreking van 2 juli was een vervolg op een bespreking van 1 juli 2001, waar ik zelf niet bij aanwezig ben geweest. Op 2 juli 2001 is onder meer gesproken over de vraag wat er gedaan zou moeten worden met de hoge huurlast van Vitesse in het bijzonder voor wat betreft het komende seizoen en vervolgens ook met betrekking tot de jaren daarna. De huurlast voor het komende seizoen was urgent in verband met de licentieverlening door de KNVB. Er is - al weet ik de exacte bewoordingen niet meer - afgesproken dat Vitesse niet meer dan 2 miljoen zou hoeven te betalen en dat het verschil door de provincie zou worden opgevangen. Ik heb dat laatste als een ongeclausuleerde toezegging van de provincie begrepen. Voor wat betreft de jaren daarna zou er gesproken worden over een vanuit het oogpunt van Vitesse meer reële huurprijs (...). Ten slotte vraagt u mij of er tijdens de vergadering op 2 juli dan wel op het terras nog gesproken is over de vraag of provinciale staten nog zouden moeten instemmen met de toezegging van gedeputeerden. Ik antwoord: niet dat ik mij herinneren kan”.
“Ik was ook op 2 juli 2001 al directeur bij NUON (...). Aan de bespreking op 2 juli 2001 ging vooraf een informele bespreking van 1 juli 2001 (...). Tijdens de bespreking op 2 juli 2001, die voorgezeten werd door mevrouw [gedeputeerde 1], heeft ieder der aanwezigen zich voorgesteld. Ik was gemachtigd te onderhandelen namens NUON(...). Ter vergadering zat iedereen te wachten op de vraag wat de positie van de provincie was als het gaat om het creëren van een oplossing voor de problemen bij Vitesse. Als ik even vooruitloop naar het eind van die vergadering dan zeg ik dat klip en klaar was dat gedeputeerden uitstraalden: dit is de afspraak. Daarmee bedoel ik dan van de zijde van de gedeputeerden is gezegd: wij maken voor elkaar dat Vitesse een eenmalige huurverlaging krijgt (van circa 6 miljoen), terwijl vervolgens gestreefd zal worden naar een marktconforme huurprijs voor de jaren daarna. Ik heb dat opgevat als een toezegging van de zijde van de gedeputeerden (...). De bespreking op 2 juli 2001 was een serieuze bespreking , die ingeleid was op zorgvuldige wijze op de informatieve bespreking van 1 juli 2001 (...). Noch tijdens de vergadering op 2 juli 2001, noch op het terras is gesproken over de rol van provinciale staten. Ik heb mij daar destijds ook geen vragen over gesteld (...)”.
(op vragen van mr. Klostermann):
“ In de vergadering op 2 juli 2001 is door de voorzitter, mevrouw [gedeputeerde 1], gezegd dat er een huurverlaging zou worden bewerkstelligd en de overige gedeputeerden hebben daar toen niet afwijzend op gereageerd”.
“Sedert januari 2001 ben ik door Nuon ingeschakeld om de Vitesse situatie - de schuldenlast van Vitesse en Gelredome in de richting Nuon - te proberen op te lossen. (...). Op 1 juli 2001 ben ik gebeld door dhr. [directielid NUON 1] met het verzoek om aanwezig te zijn op een hippisch evenement, zulks i.v.m. een bespreking met partijen die hadden aangegeven bereid te zijn Vitesse en/of Gelredome over te nemen (...). Ik ben er naar toe gegaan en daar trof ik ook mevrouw [gedeputeerde 1] en dhr. [gedeputeerde 3] namens de Provincie (...). Zij (mevrouw [gedeputeerde 1]; de rechtbank) gaf aan dat de Provincie bereid was mee te doen aan een oplossing. Ik heb zelf op een gegeven moment het woord genomen en gezegd: ‘u zult binnen nu en 48 uur met een oplossing moeten komen voor Vitesse i.v.m. de licentieverlening’. Mevrouw [gedeputeerde 1] gaf namens de Provincie aan daarover na te zullen gaan denken en op korte termijn verder overleg te voeren. Dat overleg vond plaats op 2 juli 2001 rond 18.00 uur (...). In verband met de kwestie waar het in deze zaak om gaat leest u mij voor de 2e alinea uit mijn brief van 24 augustus 2001. Die brief is juist. Bij de inhoud daarvan blijf ik. Mevrouw [gedeputeerde 1] en dhr. [gedeputeerde 2] hebben tijdens die bespreking stellig gezegd: ‘wij zijn bereid om het verschil tussen fl. 2.000.000,-- en fl. 8.000.000,-- als GS aan te vullen op voorwaarde dat jullie (daarbij keek zij naar Nuon) een aanzienlijk stuk van je schulden kwijtschelden en dat jullie (daarbij keek zij naar De Vrienden) het geld ter beschikking stellen voor de sanering van Vitesse (...). De afspraak tijdens die bespreking was derhalve dat de Provincie het geld zou fourneren voor de eenmalige overbrugging i.v.m. de huur en dat voor wat betreft de toekomst overeenstemming zou worden bereikt voor een meer markt conforme huur. Aan het eind van de bespreking heeft mevr. [gedeputeerde 1] dit een en ander nog eens geresumeerd en ze zei daarbij: ‘u zult vanavond tot een akkoord moeten komen’. Tijdens het dicteren voeg ik daar het volgende aan toe: eerst heeft mevr. [gedeputeerde 1] dit zo naar voren gebracht, daarna heeft [gedeputeerde 2] dat nog eens gedaan en vervolgens heeft mevr. [gedeputeerde 1] dat nog eens geresumeerd”.
(op vragen van mr. Klostermann):
“Namens de provincie is gezegd: ‘wij gaan het tekort aanzuiveren’. En voorts: ‘wij zullen die fl. 6.000.000,-- op ons nemen’. Kort samengevat komt het daar in ieder geval op neer (...).U vraagt mij of ik bekend was met de bevoegdheid van de Provinciale Staten. Ik antwoord dat ik daarmee bekend ben, maar dat speelde geen rol op 2 juli 2001, omdat ik ervan uitging dat er bij de Provincie ruimte bestond om een dergelijke toezegging te doen (...) op geen enkel moment tijdens de bespreking van 2 juli 2001 (is) een voorbehoud gemaakt (...) t.a.v. Provinciale Staten (...)”.
“Als u met mij spreekt over mijn (schriftelijke; de rechtbank) verklaring dat geen enkele toezegging is gedaan op 1 noch op 2 juli 2001 dan wil ik daar nog het volgende over zeggen. Ik ben net als andere gedeputeerden zeer gespitst op het in de gaten houden van een moment waarop mogelijk een toezegging zou kunnen ontstaan. Dat moment heeft zich in mijn visie op 1 noch op 2 juli voorgedaan. 1 juli 2001 karakteriseer ik als een verkennende bespreking over de problemen bij Vitesse en over de verhoudingen tussen de Provincie en Gelredome en Vitesse en Gelredome (....). De kwestie lag ook buitengewoon politiek gevoelig, en in dat opzicht zou het ondenkbaar zijn geweest dat wij een andere move zouden hebben gemaakt, daaruit bestaande dat wij zouden hebben toegezegd dat wij Vitesse financieel zouden steunen”
(op vragen van mr. Wagemakers):
“Voor de Provincie was alleen Gelredome van belang. Vitesse speelde een rol maar geen beslissende rol (...). De inhoud van het besluit van 3 juli is niet hetzelfde als hetgeen op 2 juli is meegedeeld aan onze gesprekspartners. De bespreking van 2 juli 2001 heeft ongeveer 1,5 uur geduurd. Ik herinner mij daarvan flarden. Ik herinner mij dat de heren [eiser sub 3] en [eiser sub 1] reeds in de aanvang hun teleurstelling uitspraken over de in hun ogen weinig royale opstelling van de Provincie. Wij van onze kant hebben onze betrokkenheid in die bespreking getoond maar wij vonden dat we goed moesten kijken naar onze rol in dit verhaal, via de band van Gelredome en niet via Vitesse. Ik durf niet te zeggen of het woord Provinciale Staten is gevallen tijdens de bespreking op 2 juli en evenmin of er procedureafspraken zijn gemaakt dan wel andere voorbehouden in dit verband”.
(op vragen van mr. Klostermann):
“Er is geen onbevoegde toezegging gedaan noch op 1 noch op 2 juli 2001 waaruit de andere partij de gedachte kon putten dat het wel goed zou komen. In dat verband merk ik op dat met dit laatste moet worden bedoeld dat Vitesse kon rekenen op een zodanige steun dat daaruit Vitesse het recht zou kunnen ontlenen om minder huur te hoeven betalen aan Gelredome NV”.
“Als u mij vraagt naar mijn bijdrage aan de vergadering van 2 juli 2001 dan moet ik zeggen dat ik weinig heb gezegd. Ik heb voornamelijk op die vergadering instemmend geknikt, en ik herinner mij ook iets gezegd te hebben in de trant van dat we Gelredome moesten helpen (...). Tijdens de bespreking gaf mevrouw [gedeputeerde 1] aan dat de provincie achter Gelredome zou staan als het ging om de verbetering van haar financiële positie, met het gevolg dat de mogelijkheid zou ontstaan voor een eenmalige huurverlaging voor Vitesse. Gelredome had grote aflossingsverplichtingen en ook een aantal andere schulden en mevrouw [gedeputeerde 1] zei tijdens die bespreking dat er langs de weg van herfinanciering bij Gelredome ruimte zou kunnen ontstaan voor huurverlaging voor Vitesse. Er zijn van de zijde van de provincie geen toezeggingen gedaan zoals deze worden gesteld door de verzoekers (...). Ik herinner mij niet dat is gesproken over een traject via provinciale staten”.
(op vragen van mr. Klostermann):
“U vraagt mij nog eens uitdrukkelijk of er op 2 juli 2001 gesproken is over eventuele herfinanciering van de schuldenlast van Gelredome en daarop luidt mijn antwoord dat er in kort bestek is gememoreerd tijdens die bespreking dat een herfinanciering van die schuldenlast zou kunnen leiden tot het creëren van huurverlaging. Vitesse gaf aan dat zij het bij haar bestaande gat moest vullen en mevrouw [gedeputeerde 1] gaf aan dat door die herfinanciering ruimte zou kunnen ontstaan voor huurverlaging tot 2 miljoen gulden. Na voorlezing van het dictaat zeg ik dat ik mij niet meer weet te herinneren dat mevrouw [gedeputeerde 1] het bedrag van 2 miljoen gulden in de mond heeft genomen”.
[medewerker concernstaf Provincie]
“Ik handhaaf mijn (schriftelijke; de rechtbank) verklaring (...). Er is van de zijde van de provincie slechts aangegeven dat actief zou worden bijgedragen in het bereiken van een oplossing (...). Ik ben diezelfde avond laat nog begonnen aan het schrijven van een ambtelijke notitie en die heb ik de volgende ochtend vroeg afgemaakt (...)”.
(op vragen van mr. Wagemakers):
“Er is van de zijde van de provincie geen enkele oplossingsrichting genoemd, behalve in de zin van: wij zullen aandacht hebben voor de problematiek. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat het woord huurverlaging is gevallen, maar dan niet in de context dat de provincie zou zorgdragen voor huurverlaging. De provincie heeft nogmaals gezegd dat zij zal trachten mee te denken aan het bereiken van een oplossing. Ik kan mij niet herinneren dat tijdens de bespreking van 2 juli 2001 het woord provinciale staten is gevallen”.
[vertegenwoordiger GOM]
“Ik was in die periode (2 juli 2001; de rechtbank) adjunct-directeur van de GOM (...). Ik was tevens bestuurder van de stichting Gelredome (...). Op de vergadering van 2 juli 2001 was het een behoorlijk heen en weer gepraat. Ik schat dat die vergadering zo’n 2 uur heeft geduurd (...). Mijn indruk van die bespreking was dat de belangen van Nuon en Vitesse aan een kant werden gediend en dat gedacht werd in de richting van een oplossing voor Vitesse terwijl er van de zijde van Gelredome niemand aanwezig was. In mijn beleving was de bespreking van 2 juli 2001 een vervolgbespreking van 1 juli 2001 en werd er gezocht naar mogelijkheden om Gelredome te steunen via herfinanciering van de schuldenlast van Gelredome teneinde van daaruit een eventuele huurverlaging te kunnen financieren (...). Ik heb op de vergadering van 2 juli 2001 niet uitdrukkelijk gehoord dat provinciale staten zich erover moest buigen (...). Er is tijdens de bespreking op 2 juli 2001 verder aangegeven dat rechtstreekse steunverlening aan Vitesse niet haalbaar was en dat derhalve de weg via herfinanciering van de schuldenlast van Gelredome zou moeten worden gevolgd. In mijn visie hebben de gedeputeerden zich gecommitteerd om de volgende dag een collegebesluit te bewerkstelligen met de bedoeling om het traject te onderzoeken/uit te werken. Met dat traject doel ik dan als u mij daar nogmaals naar vraagt op de mogelijkheid van herfinanciering van de schuldenlast van Gelredome. Ik heb op 2 juli 2001 geen toezeggingen gehoord van de zijde van gedeputeerden zoals die gesteld worden door verzoekers”.
“Het gonsde op 1 juli 2001 omdat er een licentieprobleem van Vitesse was, en omdat er werd gesproken over een mogelijke verkoop van het stadion. Het was niet allemaal duidelijk voor mij en om die reden heb ik het initiatief genomen voor een kort moment van overleg met een aantal betrokkenen. Ik was in die tijd portefeuillehouder financiën (...). Ik heb tijdens dat kort moment aangegeven dat dit geen besluitvormende vergadering was (...). Ik heb het initiatief genomen om de bespreking voort te zetten op 2 juli 2001 (...). Op de bespreking van 2 juli 2001 is ook gesproken over de huurkwestie van Vitesse, maar dat was niet de hoofdzaak. Men gaf de wens te kennen om tot huurverlaging te willen komen. Van de zijde van de provincie is aangegeven in die bespreking de mogelijkheid om tot herfinanciering te komen van het stadion waarbij de mogelijkheid zou kunnen worden gecreëerd om op het gebied van huurverlaging iets te doen. Daar stond op zichzelf de provincie buiten. Gelredome is immers de verhuurder. De brief van 3 juli 2001 van de provincie aan de directie van Gelredome formuleert in mijn visie exact hoe de kwestie in elkaar steekt. Er is geen sprake geweest van een concrete financiële toezegging van gedeputeerden in de bespreking van 2 juli 2001, maar er is uitsluitend de bereidheid uitgesproken om te kijken naar een oplossing van het totaal. In dat verband hecht ik eraan op te merken dat de kwestie grote publiciteit kende en politiek gevoelig lag (...). Ik teken aan dat er van de bespreking van 2 juli 2001 geen verslag is gemaakt. Wat er aan de orde is gekomen is vervat in het stuk van 3 juli 2001 van de hand van [medewerker concernstaf Provincie] (...)”.
(op vragen van mr. Wagemakers):
“Tijdens de bespreking van 2 juli 2001 is uitdrukkelijk over provinciale staten gesproken, daar is toen van de zijde van de andere aanwezigen niet op gereageerd. Van onze zijde is nog aangegeven dat wij zouden proberen om dat traject van het voorleggen aan provinciale staten zou gauw mogelijk te doen”.
9. De overige (van de onder 1.25 genoemde) getuigen hebben uit eigen wetenschap niets over de aard en de inhoud van de op 1 en/of 2 juli 2001 door de gedeputeerden gedane toezegging kunnen verklaren.
10. De verklaringen van de getuigen [eiser sub 1], [eiser sub 3], [directielid NUON 2], [advocaat van NUON 1], [gedeputeerde 3] en [gedeputeerde 1] stemmen in zoverre met elkaar overeen dat daaruit volgt dat de bespreking op 1 juli 2001 een informeel/informatief karakter had en dat door de aanwezige gedeputeerden toen geen toezeggingen jegens Vitesse c.s. zijn gedaan. Over de aard en de inhoud van de tijdens de bespreking op 2 juli 2001 door de gedeputeerden jegens Vitesse c.s. gedane toezegging wordt het volgende overwogen.
11. De verklaringen van de getuigen [eiser sub 1] en [eiser sub 3] - wier verklaringen voor zover het hun eigen vorderingen jegens de Provincie betreft zijn onderworpen aan de beperking van artikel 164 lid 2 Rv - komen er op neer dat de gedeputeerden - met name [gedeputeerde 1] - zouden hebben toegezegd dat de door Vitesse te betalen huur voor het stadion voor het seizoen 2001-2002 zou worden verlaagd van 8 naar 2 miljoen gulden en dat de Provincie voor de periode daarna zou zorgen voor een marktconforme huur. Die verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen [directielid NUON 2], [advocaat van NUON 2] en [advocaat van NUON 1]. Uit de verklaringen van deze getuigen volgt evenwel ook (expliciet en impliciet) dat over de wijze waarop de huurverlaging van 6 miljoen gulden door de Provincie zou worden gerealiseerd niet concreet is gesproken. Dat laatste wordt bevestigd door de verklaringen van de drie gedeputeerden en [medewerker concernstaf Provincie] en [vertegenwoordiger GOM], zodat van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. Weliswaar volgt uit de verklaringen van [gedeputeerde 2], [vertegenwoordiger GOM] en [gedeputeerde 1] dat over een herfinanciering van de schuldenlast bij Gelredome N.V. is gesproken, maar daaruit volgt verder dat de wijze waarop dat zou gebeuren niet concreet is geworden en evenmin dat de Provincie (mogelijk) als financier zou gaan optreden. Aangenomen moet dus worden dat een concrete oplossing om te komen tot een verlaging van de huur met fl. 6.000.000,-- toen niet aan de orde is geweest. Voor het overige staan de verklaringen van deze vijf laatstgenoemde getuigen haaks op die van de eerder genoemde vijf getuigen. De verklaringen van de drie gedeputeerden, [medewerker concernstaf Provincie] en [vertegenwoordiger GOM] komen er immers alle op neer dat toen door de gedeputeerden in algemene bewoordingen is gezegd dat zou worden bezien of bij Gelredome N.V. financiële ruimte kon worden gecreëerd om het voor haar mogelijk te maken de door Vitesse te betalen huur van het stadion te verlagen. Dat er door de Provincie tijdens de bespreking concreet is toegezegd dat de huur zou worden verlaagd ligt ook niet erg voor de hand omdat de Provincie het bij gebreke van rechtstreekse zeggenschap over de huurverhouding niet zonder meer in haar macht had de huur te verlagen die Vitesse aan Gelredome N.V. moest betalen. Van (bijzonder) gewicht is ook dat de hiervoor onder 1.15 bedoelde ambtelijke notitie van [medewerker concernstaf Provincie], die meteen na de bespreking in de nacht van 2 op 3 juli 2001 is geschreven, geen enkele steun biedt voor de gedachte aan een concrete toezegging als door Vitesse c.s. is gesteld. Dat geldt eveneens voor de eerder genoemde brief van GS aan Gelredome N.V. van 3 juli 2001. Ook die bevestigt een zodanig concrete toezegging niet. De conclusie uit dit alles moet zijn dat niet bewezen is en evenmin aannemelijk is geworden dat er tijdens de bespreking van 2 juli 2001 door de gedeputeerden een concrete toezegging tot huurverlaging aan Vitesse c.s. is gedaan.
12. Wat resteert is de vraag of de toezegging die toen wel is gedaan voldoende concreet is geweest om GS tot meer inspanning te verplichten dan zij hebben gedaan.
Die vraag moet ontkennend worden beantwoord. Vitesse c.s. hebben op dit punt geen feiten en omstandigheden aan hun (uiterst subsidiaire) vordering ten grondslag gelegd waaruit volgt dat concrete toezeggingen tot bepaalde acties of inspanningen zijn gedaan anders dan de ‘toezegging’ dat men zich sterk zou maken voor een passende oplossing. Met het voorstel tot herfinanciering zoals dat hiervoor onder 1.19 is bedoeld, hebben GS daaraan voldoende vervolg gegeven. Dat GS over de wijze van (her)financiering van het stadion nadien anders zijn gaan denken (hetgeen onder meer heeft geleid tot de onder 1.22 en 1.23 bedoelde vervolgvoorstellen) kan gezien de vaagheid van de ‘toezegging’ niet tot de conclusie leiden dat die alsnog niet is nagekomen. Hetgeen GS hebben toegezegd was ook zo vaag dat Vitesse c.s. daaraan ook niet het vertrouwen mochten ontlenen dat GS tot meer verplicht waren dan wat zij hebben gedaan. Dat die toezegging zo vaag is gebleven wordt overigens geïllustreerd door de verklaring van [eiser sub 1] bij gelegenheid van het pleidooi. Hij heeft op dat punt desgevraagd verklaard dat men (de private financiers) er geen enkel idee van hadden wat GS zou moeten of kunnen doen om tot een huurverlaging te komen en dat daarover toen - tijdens de bijeenkomst op 2 juli 2001 - ook niet is gesproken.
13. Vitesse c.s. hebben ten slotte gesteld dat het feit dat de KNVB op 17 juli 2001 de definitieve licentie voor het seizoen 2001-2002 aan Vitesse heeft verleend niet anders kan betekenen dan dat de Provincie aan Vitesse c.s. de concrete toezegging heeft gedaan, omdat KNVB anders niet tot licentieverlening over zou zijn gegaan.
Dat een concrete, de Provincie bindende toezegging tot huurverlaging voor de KNVB een “harde” voorwaarde was kan niet worden aangenomen op grond van de getuigenverklaring van [directeur KNVB]. Hij heeft hierover verklaard:
“Over het telefoongesprek met [betrokkene] wil ik nog het volgende zeggen. De strekking daarvan was dat ik van hem wilde weten hoe groot de kans was dat het voorstel de instemming van Provinciale Staten zou krijgen. Hetgeen de heer [betrokkene] mij over de telefoon daarover vertelde gaf mij vertrouwen (...). Ik was ermee bekend dat er nog instemming moest worden verkregen van Provinciale Staten (...). We moesten het wel langs deze weg doen omdat de competitie al begon in augustus en de procedure bij Provinciale Staten niet voor die tijd tot resultaat zou leiden”.
De conclusie daaruit moet zijn dat de KNVB genoegen nam met een mededeling dat GS een besluit bij PS in stemming zouden brengen dat Gelredome N.V. in staat stelde de huur te verlagen, in de wetenschap dat de beslissing over de huurverlaging nog genomen moest worden. Dat [directeur KNVB] er alle vertrouwen in had dat het goed zou komen en er, zo heeft hij nog verklaard, van uitging dat de instemming van PS een “formaliteit” was, kan daaraan niet afdoen.
14. Aangenomen moet dus worden, zoals overwogen, dat tijdens de bijeenkomst op 2 juli 2001 door de gedeputeerden aan Vitesse c.s. slechts een algemene, niet nader geconcretiseerde toezegging is gedaan zich sterk te maken voor een passende oplossing. Geoordeeld moet worden dat de Provincie (dat wil zeggen GS) zich ook in voldoende mate heeft ingespannen aan die toezegging te voldoen door op 18 september 2001 een voorstel aan PS te doen zoals hiervoor onder 1.19 is weergegeven.
15. De slotsom is dat de vorderingen van Vitesse op de primaire en uiterst subsidiaire grondslag niet toewijsbaar zijn. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt tevens dat niet kan worden aangenomen dat de Provincie jegens Vitesse c.s. onrechtmatig heeft gehandeld of heeft gehandeld in strijd met de precontractuele goede trouw, zodat het gevorderde ook op die (subsidiaire en meer subsidiaire) gronden niet kan worden toegewezen.
16. Vitesse c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die van het voorlopig getuigenverhoor daarin begrepen. De kosten aan de zijde van de Provincie worden begroot op:
- vast recht EUR 4.535,00
- getuigenkosten 0,00
- salaris procureur 19.266,00 (6 punten × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 23.801,00
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen van Vitesse c.s. af,
veroordeelt Vitesse c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 23.801,--,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. F.J. de Vries en mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2006.