zaaknummer / rolnummer: 171110 / KG ZA 08-359
Vonnis in kort geding van 25 juli 2008
1. [eisers]
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam,
[gedaagde]
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur en advocaat mr. C.C.J.M. Weijers.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van [gedaagde]
- de eis in (voorwaardelijke) reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] is sinds 27 november 1995 eigenaar van het perceel aan de [adres] [ ] te [woonplaats].
2.2. [gedaagde] is sinds 2 april 2007 eigenaar van een perceel grond, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend: gemeente [woonplaats] sectie G nummer 206, en het woonhuis met ondergrond, tuin en verdere aanhorigheden gelegen aan de [adres] [ ] te [woonplaats]. In de notariële akte van levering staat onder meer vermeld:
OMSCHRIJVING ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
Voor bekende erfdienstbaarheden, kettingbedingen en andere bijzondere bepalingen met betrekking tot beide registergoederen wordt te dezen verwezen naar voormelde titel van aankomst (deel 4783 nummer 1) waarin woordelijk staat vermeld:
“233. Ten behoeve van kavels 12374, 12313 en ten laste van kavels 12330, 12331, 12333, 12332, de erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar de [straat], naar en van de heersende erven, uit te oefenen op de bestaande wijze. Het onderhoud van de uitweg komt ten laste van de heersende erven.”
2.3. De in de leveringsakte vermelde kadastrale nummers zijn inmiddels door hernummering gewijzigd.
2.4. De erfdienstbaarheid is in 1977 gevestigd.
2.5. Het erf van [gedaagde] is dienend erf. De erven van [eisers] en drie andere buren zijn heersende erven.
2.6. In 1998 heeft [eisers] op zijn perceel, aan de andere kant van zijn huis, een eigen uitweg gemaakt.
2.7. [eisers] is beeldend kunstenaar. De beelden die hij vervaardigt worden onder meer in de beeldentuin achter zijn woning tentoon gesteld. Het transport van de beelden van en naar de beeldentuin geschiedt met een speciale vrachtwagen waarop een kraan gemonteerd is.
2.8. Begin mei 2008 heeft [gedaagde], na overleg met en met instemming van [eisers] en de andere buren de uitweg verplaatst. De uitweg is opgeschoven naar de erfgrens van het perceel van [gedaagde]. Tengevolge daarvan is er een betrekkelijk scherpe bocht in gekomen.
2.9. Op 3 juli 2008 heeft over de verplaatste uitweg een beeldentransport plaatsgevonden met een vrachtwagen van 10 meter lengte. Die vrachtauto heeft de bocht niet kunnen nemen.
3. Het geschil in conventie
3.1. Na vermindering van eis vordert [eisers], samengevat:
1. [gedaagde], op straffe van een dwangsom, te veroordelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de weg zodanig aan te passen dat [eisers] zijn beelden per vrachtwagen daarover kan laten transporteren;
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert samengevat – [eisers] te verbieden om gebruik te maken van het pad van [gedaagde] ten behoeve van het vervoer van kunstwerken in de breedste zin des woords.
Voorwaardelijk, indien de vordering in conventie wordt toegewezen, vordert [gedaagde] haar een redelijke termijn van minimaal vier weken te geven om aan de vordering te voldoen.
4.2. [eisers] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
5.1. Gezien de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.2. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eisers] gesteld dat er na de verplaatsing van de weg door [gedaagde] sprake is van vermindering van genot ten opzichte van de oude situatie. Naar zijn zeggen hebben er voordat de weg werd verlegd, zonder problemen transporten van grote beelden plaatsgevonden. In de huidige situatie is het onmogelijk om probleemloos over de weg te rijden met een vrachtwagen van 10 meter lengte, die nodig is voor een beeldentransport. Tijdens het laatste transport, dat plaats heeft gevonden op 3 juli 2008, is gebleken dat de bocht in de weg zo krap is dat de vrachtwagen die onmogelijk kan nemen. Volgens [eisers] is transport van grote beelden over de uitweg op zijn eigen perceel onmogelijk omdat de weg daarvoor niet geschikt is en een vrachtwagen de bocht om het huis niet kan maken.
5.3. De voorzieningenrechter overweegt het navolgende. Tussen partijen staat vast dat de erfdienstbaarheid van weg in 1977 is gevestigd. In de leveringsakte staat vermeld dat de erfdienstbaarheid zal worden uitgeoefend op de bestaande wijze. De weg is door [gedaagde] in mei 2008, met instemming van [eisers] verplaatst. Ingevolge het bepaalde in artikel 5:73 lid 2 BW kan de eigenaar van het dienende erf voor de uitoefening van erfdienstbaarheid een ander gedeelte van het erf aanwijzen, mits deze verplaatsing zonder vermindering van genot voor de eigenaar van het heersende erf mogelijk is. De verplaatste weg maakt een bocht naar links die volgens [eisers] te krap is aangelegd waardoor een vrachtwagen de draai niet meer kan maken. [eisers] heeft ter zitting een video-opname getoond van het transport dat op 3 juli 2008 heeft plaatsgevonden. Daaruit blijkt dat de vrachtwagen de bocht in de weg niet kon nemen. [eisers] heeft gesteld dat het transport van beelden met gelijksoortige vrachtwagens in de oude situatie probleemloos geschiedde. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat in de oude situatie, vóórdat de weg werd verlegd, tenminste één beeldentransport met dezelfde soort vrachtwagen als op 3 juli 2008 probleemloos heeft plaatsgevonden. Ook heeft zij erkend dat de vrachtauto daarna op 3 juli 2008 de bocht niet kon nemen. Vast staat daarmee dat een vrachtwagen van het type en de afmeting die nodig zijn voor het transport van de beelden van [eisers], in de huidige situatie de bocht in de weg niet kan nemen en daardoor transport van beelden over de erfdienstbaarheid in zoverre niet mogelijk is. Dit betekent dat er sprake is van vermindering van genot.
5.4. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een verzwaring van het gebruik van de erfdienstbaarheid omdat de voor de beeldentransporten gebruikte vrachtwagens groter en zwaarder zijn dan de vrachtwagens die ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid in 1977 over de weg reden. Volgens [gedaagde] houdt de vordering van [eisers] in dat zij een groter pad dient te creëren dan het pad dat in 1977 bestond, waartoe zij, gelet op het bepaalde in de leveringsakte dat de erfdienstbaarheid op bestaande wijze zal worden uitgeoefend, niet kan worden gehouden. Voorts is [gedaagde] van mening dat het beeldentransport niet over de erfdienstbaarheid hoeft plaats te vinden omdat [eisers] over een eigen uitweg beschikt. Dat die uitweg ongeschikt is om er met vrachtwagens over te rijden, zoals [eisers] heeft gesteld, komt volgens [gedaagde] voor risico van [eisers]. Hij had daar bij het aanleggen van de uitweg rekening mee dienen te houden en hij kan de weg alsnog aanpassen.
5.5. [eisers] heeft de stellingen van [gedaagde] betwist en gesteld dat de wijze waarop de erfdienstbaarheid door hem wordt gebruikt voor het vervoer per vrachtwagen van zijn beelden overeenkomt met de wijze van gebruik in het verleden. Hij heeft daartoe verklaringen in het geding gebracht van de eigenaar (sinds 1979) van het aangrenzende perceel 208 en de vorige eigenaar van het perceel van [eisers]. Daarin staat onder meer vermeld dat de erfdienstbaarheid in voorgaande jaren regelmatig werd gebruikt door auto’s, landbouwvoertuigen en zwaar vrachtverkeer ten behoeve van een op de onderhavige percelen gevestigde veehouderij, veetransportbedrijf, varkensmesterij en tuinderij. Gelet op deze verklaringen, moet er vooralsnog van worden uitgegaan dat over de erfdienstbaarheid (vee)transport heeft plaatsgevonden met qua grootte vergelijkbare vrachtwagens als die waarmee de beelden van [eisers] worden vervoerd. Niet gesteld of gebleken is dat de frequentie waarmee het transport plaatsvindt, door [eisers] onweersproken gesteld op 12 á 13 keer per jaar, is toegenomen ten opzichte van het verleden. Verzwaring van het gebruik van de erfdienstbaarheid is dan ook voorshands niet aannemelijk geworden. Het feit dat [eisers] (ook) een uitweg op zijn eigen perceel heeft, maakt op zichzelf niet dat hij geen belang heeft bij het gebruik van de erfdienstbaarheid.
5.6. [eisers] heeft gesteld dat er ongeveer een maal per maand een beeldentransport plaatsvindt en dat het eerst komende transport wordt verwacht in augustus 2008, waardoor hij de beslissing in een bodemprocedure op de vordering tot het voortzetten van het gebruik van de erfdienstbaarheid, niet kan afwachten. Het spoedeisend belang bij zijn vordering is daarmee in voldoende mate gegeven.
5.7. Uit het voorgaande volgt dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen en de vordering in conventie onder 1. zal worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde] zal worden bevolen de weg, op haar kosten, zodanig aan te passen dat [eisers] hetzelfde genot als in de oude situatie toekomt. Concreet houdt dit in dat de bocht in de weg verflauwd dient te worden, zodanig dat eenzelfde vrachtwagen als tijdens het transport van 3 juli 2008 probleemloos door de bocht kan rijden. Rekening houdend met een eventuele vakantieperiode voor het bedrijf dat de werkzaamheden aan de weg in opdracht van [gedaagde] zal uitvoeren, bestaat aanleiding [gedaagde] een langere termijn voor nakoming te gunnen dan bij dagvaarding is gevorderd, welke termijn zal worden bepaald op vier weken. Gelet hierop ontbreekt [gedaagde] het belang bij de voorwaardelijke vordering in reconventie, zodat deze hierna zal worden afgewezen. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en het totaal ervan gemaximeerd. Voor toewijzing van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente daarover bestaat, nu deze niet zijn onderbouwd, voorshands geen grond.
5.8. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten in conventie aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.155,44
De kosten in reconventie aan de zijde van [eisers] worden begroot op EUR 408,- wegens salaris procureur. Bij de berekening van het salaris wordt een factor 0,5 gehanteerd omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie.
in conventie
6.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis op haar kosten de weg zodanig aan te passen dat met een vrachtwagen van dezelfde soort als tijdens het transport van 3 juli 2008, probleemloos door de bocht gereden kan worden,
6.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 6.1. bepaalde, aan [eisers] een dwangsom verbeurt van EUR 250,-, tot een maximum van EUR 25.000,-,
6.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 1.155,44
6.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6. wijst de vorderingen af,
6.7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 408,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 25 juli 2008.