ECLI:NL:RBARN:2008:BD6871

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
140662
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een effectenleasegeschil naar de sector kanton

In deze zaak, die bekend staat als de Dexia-zaak, heeft eiseres een overeenkomst gesloten met Dexia Bank Nederland N.V. met betrekking tot het effectenleaseproduct Capital Effect Maandbetaling. De overeenkomst, die in juli 2000 werd gesloten, was onderhevig aan de Bijzondere Voorwaarden Effectenlease. Eiseres vorderde onder andere de nietigheid van de overeenkomst op grond van artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 9 van de Wet op het consumentenkrediet. Daarnaast vorderde zij terugbetaling van een bedrag van € 2.244,00 met rente en een verklaring dat Dexia geen vorderingen meer op haar had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van huurkoop, zoals bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft de zaak vervolgens ambtshalve verwezen naar de sector kanton, omdat het geschil op grond van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de kantonrechter behandeld dient te worden, ongeacht de waarde van de vordering. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting, omdat de kantonrechter zal beslissen hoe de procedure verder zal worden voortgezet.

De beslissing van de rechtbank om de zaak te verwijzen naar de sector kanton is genomen op 25 juni 2008, en partijen zijn geïnformeerd over de proceskosten die in deze procedure van toepassing zijn. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters J.D.A. den Tonkelaar, M.P.C.J. van Bavel en J.R. Veerman.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 140662 / HA ZA 06-829
Vonnis van 25 juni 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. A.M.F. Hakvoort te Amsterdam,
Partijen zullen hierna [eiseres] en Dexia genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 12 maart 2008. Vervolgens is een comparitie van partijen bepaald. Beide partijen hebben van de comparitie afgezien en vonnis gevraagd. Daarop is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] en Dexia hebben in juli 2000 een overeenkomst gesloten met betrekking tot het effectenleaseproduct Capital Effect Maandbetaling. Op de overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Effectenlease.
2.2. De looptijd van de overeenkomst bedraagt 240 maanden en de overeenkomst kan door lessee na 60 maanden worden beëindigd. De totale lease-som bedraagt € 10.994,40, de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst € 6.698,40 en het maandelijks te betalen bedrag € 45,81. Het maandelijks te betalen bedrag strekt ter betaling van de rente over de lening die is afgesloten voor de aankoop van effecten en ter aflossing van de lening.
2.3. Dexia heeft de overeenkomst op 18 maart 2005 beëindigd omdat de maandelijkse betalingen op enig moment uitbleven. Zij heeft de geleasde effecten verkocht en [eiseres] op 13 oktober 2006 een eindafrekening gezonden voor € 1.455,71. Blijkens de eindafrekening is sprake van een schuld van [eiseres] van € 4.461,11 en hebben de effecten € 3.005,40 opgebracht. [eiseres] heeft de restschuld niet voldaan.
2.4. [eiseres] heeft vervolgens onderhavige procedure aanhangig gemaakt tegen Dexia.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert na wijziging van eis in conventie tegenover Dexia, samengevat:
- te verklaren voor recht dat de onder 2.1 bedoelde overeenkomst nietig is in de zin van art. 3:40 Burgerlijk Wetboek (BW) en art. 9 Wet op het consumentenkrediet (hierna: Wck), althans dat Dexia onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en/of toerekenbaar is tekortgeschoten,
- te verklaren voor recht dat [eiseres] deze overeenkomst geldig buiten rechte heeft vernietigd op grond van art. 26 lid 2 sub f jo. art. 30 lid 5 Wck, althans op die grond de overeenkomst in rechte te vernietigen,
- Dexia te veroordelen tot terugbetaling van € 2.244,00 met rente vanaf de contractuele vervaldata,
- te verklaren voor recht dat Dexia van haar niets te vorderen heeft gehad noch te vorderen heeft, althans te verklaren voor recht dat Dexia niet meer van haar te vorderen heeft, Dexia te veroordelen in de proceskosten
- Dexia te gebieden om op verbeurte van een dwangsom na betekening van het vonnis in deze zaak aan de Stichting Bureau Krediet Registratie te melden dat de inschrijving en de achterstandscodering op het onderhavige contract ten onrechte zijn geschied en ongedaan moeten worden gemaakt.
3.2. Dexia voert gemotiveerd verweer in conventie. In reconventie vordert zij veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 1.440,11 met rente en kosten. [eiseres] voert gemotiveerd verweer.
4. De beoordeling in conventie en reconventie
4.1. Op 28 maart 2008 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een effectenlease zaak (LJN BC2837 C07/155HR, RvdW 2008,362) waaruit onder meer voortvloeit dat een overeenkomst zoals die in onderhavige zaak, moet worden aangemerkt als een overeenkomst van huurkoop zoals bedoeld in art. 7A: 1576 lid 1 BW.
4.2. Hieruit vloeit voort dat het in onderhavige zaak gaat om vorderingen met betrekking tot een onderwerp dat op grond van art. 93 onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Dit betekent dat van de rechtbank te Arnhem niet de sector civiel maar de sector kanton bevoegd is over het onderhavige geschil in conventie en reconventie te oordelen.
4.3. Nu [eiseres] haar vordering niet heeft ingediend bij de sector kanton, zal de rechtbank de zaak op de voet van art. 71 lid 2 Rv ambtshalve naar die sector verwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Arnhem, op maandag 14 juli 2008 om 10.30 uur,
5.2. wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
5.3. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een procureur, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.4. wijst partijen erop dat de kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het vast recht van € 72,75 voor [eiseres] en € 291,00 voor Dexia.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, M.P.C.J. van Bavel en J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008.