RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/166
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
de vereniging Christelijke Korfbalvereniging De Korf Ons Doel D.K.O.D., eiseres,
gevestigd te Heelsum, gemeente Renkum,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 20 november 2007.
Met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb heeft verweerder bij ontwerp-verkeersbesluit van 31 mei 2007, gepubliceerd op 8 juni 2007 in de Veluwepost, besloten:
1. Verkeersborden C02 en C03 te verwijderen en de nodige verkeersborden C02, C03, C14, L08 en E01 en de onderborden O103, alles volgens Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aan te brengen;
2. hierdoor te bepalen dat:
- op de Sportlaan tweerichtingsverkeer wordt ingesteld, met een inrijverbod voor fietsers;
- de huidige verbinding Ginkelseweg-parkeerterrein sportpark slechts toegankelijk wordt voor (brom)fietsers;
- op de Dopheidelaan, tussen de Bremlaan en de toegang tot het golfterrein (in noordelijke richting) en op de Ginkelseweg, tussen de toegang tot het golfterrein en de toegang tot het sportpark (in zuidelijke richting), eenrichtingsverkeer wordt ingesteld;
- op het noordelijke deel van de Ginkelseweg tussen de toegang tot het golfterrein en de toegang tot het sportpark een parkeerverbod wordt ingesteld.
Het ontwerpbesluit is ter inzage gelegd, waarna belanghebbenden de gelegenheid hebben gehad hun zienswijzen in te dienen.
Eiseres heeft op 23 juni 2007 schriftelijk haar zienswijze over dit ontwerpbesluit bij verweerder naar voren gebracht.
Bij besluit van 20 november 2007 heeft verweerder, nadat hij kennis had genomen van de ingediende zienswijzen, besloten
1. Verkeersborden C02 en C03 te verwijderen en de nodige verkeersborden C14, L08 en E01 en de onderborden O103, alles volgens Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aan te brengen;
2. hierdoor te bepalen dat:
- op de Sportlaan tweerichtingsverkeer wordt ingesteld, met een inrijverbod voor fietsers;
- de huidige verbinding Ginkelseweg-parkeerterrein sportpark slechts toegankelijk wordt voor (brom)fietsers;
- op het noordelijke deel van de Ginkelseweg tussen de toegang tot het golfterrein en de toegang tot het sportpark een parkeerverbod wordt ingesteld.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 26 mei 2008. Namens eiseres zijn aldaar [x] en [y], verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Jansen en W.J. Sonnevijlle, beiden werkzaam bij de gemeente Beuningen.
Verweerder heeft in het verweerschrift betoogd dat eiseres geen belanghebbende is bij het bestreden verkeersbesluit, zodat het beroep niet-ontvankelijk is.
Ter zitting is namens eiseres verklaard dat zij eigenares is van opstallen op het Sportpark Wilhelmina. De gronden waarop de opstallen staan, heeft eiseres in erfpacht van de gemeente.
Nu de onderhavige verkeersbesluiten gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling rond het Sportpark Wilhelmina en de daarin vervatte maatregelen de eigendomsbelangen van eiseres raken, stelt de rechtbank vast dat eiseres belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep is ontvankelijk.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) - voor zover hier van belang - kunnen de krachtens deze wet gestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer;
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer.
b. Het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Artikel 15, eerste lid, van de WVW bepaalt dat de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
Artikel 15, tweede lid, van de WVW bepaalt dat maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Krachtens artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) dient plaatsing en verwijdering van de borden C02, C03, C14, L08 en E01 en de onderborden O103, te geschieden bij verkeersbesluit.
In artikel 21 van het BABW is bepaald dat de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval vermeldt welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
De rechtbank overweegt verder dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan het bestuursorgaan om alle bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen (onder meer de uitspraak van 24 april 2007, LJN: BA4135).
Namens eiseres is naar voren gebracht dat door de splitsing van de besluitvorming de samenhang van de verkeersbesluiten verloren gaat.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit, in afwijking van het ontwerpbesluit, geen beslissing genomen over het instellen van eenrichtingsverkeer op de Dopheidelaan, tussen de Bremlaan en de toegang tot het golfterrein, in noordelijke richting, en op de Ginkelseweg, tussen de toegang tot het golfterrein en de toegang tot het sportpark, in zuidelijke richting. Verweerder heeft daartoe overwogen dat deze verkeersmaatregelen in een afzonderlijke procedure zullen worden behandeld. Ter zitting is nader toegelicht dat verweerder ondertussen van het treffen van deze verkeersmaatregelen heeft afgezien.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de desbetreffende verkeersmaatregelen niet onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het instellen van eenrichtingsverkeer op de Dopheidelaan en de Ginkelseweg, als voormeld, heeft niet een zodanige invloed op de verkeerssituatie op de Sportlaan en de kruising daarvan met de Ginkelseweg en het parkeerverbod aldaar, zoals vastgesteld bij het bestreden besluit, dat verweerder in zoverre het bestreden besluit niet in afwijking van het ontwerpbesluit mocht vaststellen. Het beroep faalt in zoverre.
Voorts kan eiseres zich niet met het bestreden besluit verenigen omdat door het onderhavige verkeersbesluit de verkeerssituatie onveiliger wordt, met name voor de bezoekers van het sportpark, veelal kinderen die op de fiets komen. In het bijzonder vraagt eiseres aandacht voor de verkeerssituatie bij de toegang naar haar gebouwen, gelegen in een bocht van de Sportlaan.
Verweerder is van oordeel dat de verkeerssituatie veiliger wordt. Daartoe heeft zij gesteld dat de nabijgelegen woonwijk wordt ontzien aangezien het verkeer buiten de woonwijk wordt afgewikkeld. Verder is van belang dat het kruispunt Ginkelseweg-Sportlaan, thans druk en onoverzichtelijk, door de desbetreffende verkeersmaatregelen minder druk wordt. Immers, de Sportlaan inrijden vanaf de Ginklseweg is door het bestreden besluit slechts mogelijk voor (brom)fietsers. Al het overige verkeer wordt omgeleid via de Doorwerthse Heide naar de Sportlaan. Daarvoor is het noodzakelijk dat de Sportlaan tweerichtingsverkeer wordt. Ter zitting is namens verweerder dienaangaande nog gesteld dat tweerichtingsverkeer gelet op de breedte van de weg (5.80 meter), toelaatbaar is. Deze voldoet, na verbreding in voormelde zin, aan de daarvoor gestelde richtlijnen, aldus verweerder.
Ten aanzien van de onderbouwing van het besluit is de rechtbank gebleken dat verweerder verkeerstellingen heeft verricht op de Dopheidelaan en de Ginkelseweg op werkdagen en in het weekend. Verder is een onderzoek verricht naar de parkeerbelasting in relatie tot het aantal beschikbare parkeerplaatsen bij het sportpark, de tennisbaan en het golfterrein. Tevens behoort tot de gedingstukken een notitie van verweerder “Intensiteit en parkeerberekeningen Bloemenlaan”, waarin is vermeld dat de toestroom van auto’s grotendeels over de Dopheidelaan en de Ginkelseweg plaatsvindt. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat op de Sportlaan geen verkeerstellingen zijn verricht.
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor aangehaalde onderzoeksrapportages geen gegevens verschaffen over de verkeersbelasting op de Sportlaan. Voormelde notitie “Intensiteit en parkeerberekeningen Bloemenlaan” is niet als zodanig aan te merken omdat dit geen tellingen betreft doch berekeningen gebaseerd op onduidelijke aannames. Dit klemt te meer omdat verweerder ter zitting heeft bevestigd dat op de voet van het bestreden besluit weliswaar een deel van de Sportlaan fietsvrij wordt doch niet het deel vanaf de kruising met de Ginkelseweg tot aan de toegang naar de gebouwen van eiseres. Dit deel zal aldus op bepaalde tijdstippen zeer intensief door fietsers, auto’s en bussen gebruikt gaan worden, nu ter zitting is gebleken dat alle verkeer van en naar het sportpark op dit deel van de Sportlaan samenkomt, terwijl het voorts mogelijk is dat auto’s ter plaatse aan de kant van de weg worden geparkeerd en de Sportlaan bovendien door bomen is omzoomd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht om tot een instelling van tweerichtingsverkeer op de Sportlaan te komen, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb geen stand kan houden. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder dient, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Nu niet gebleken is van door eiseres gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het bestreden besluit;
III. bepaalt dat de gemeente Renkum het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 285 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.W. Bolzoni, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 25 juni 2008