ECLI:NL:RBARN:2008:BD3890

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133707
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoopovereenkomst en effectenlease geschil tussen eiser en Dexia Bank Nederland N.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser in conventie en Dexia Bank Nederland N.V. De eiser vordert onder andere dat de overeenkomst met Dexia nietig is op grond van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) en dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. De eiser stelt dat de overeenkomst moet worden aangemerkt als huurkoop volgens artikel 7A:1576 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dexia, als gedaagde in conventie, heeft verweer gevoerd en vordert in reconventie betaling van een bedrag van € 4.663,00, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft op 4 juni 2008 een tussenvonnis gewezen waarin is vastgesteld dat de zaak door de kantonrechter behandeld moet worden, ongeacht de waarde van de vordering. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van de sector kanton op 16 juli 2008. De eiser heeft de overeenkomst in 2000 gesloten met Dexia, die in 2005 is beëindigd vanwege uitblijven van betalingen. De eiser heeft een eindafrekening ontvangen waaruit een restschuld blijkt. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting en dat de kantonrechter zal beslissen over de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 4 juni 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133707 / HA ZA 05-2067
Vonnis van 4 juni 2008
in de zaak van
[eis.conv./ged.reconv.],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam,
Partijen zullen hierna [eis.conv./ged.reconv.] en Dexia genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juni 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 24 april 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V.
2.2. [eis.conv./ged.reconv.] en Dexia hebben een overeenkomst gesloten met betrekking tot het effectenleaseproduct “Allround Sparen met maandbetaling”. De overeenkomst is op 18 februari 2000 getekend door Dexia en op 8 maart 2000 getekend retour ontvangen door Dexia. Op de overeenkomst zijn van toepassing de Bijzondere Voorwaarden Effectenlease.
2.3. De looptijd van de overeenkomst bedraagt 240 maanden en de overeenkomst kan door lessee na 60 maanden worden beëindigd. De totale lease-som bedraagt € 43.562,40, de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst € 26.541,91 en het maandelijks te betalen bedrag € 181,51. Het maandelijks te betalen bedrag strekt ter betaling van de rente over de lening die is afgesloten voor de aankoop van effecten en ter aflossing van de lening. Er is een rentepercentage overeengekomen van 0,96 % per jaar.
2.4. Dexia heeft de overeenkomst op 20 september 2005 beëindigd omdat de maandelijkse betalingen op enig moment uitbleven. De geleaste effecten zijn door Dexia verkocht. Dexia heeft [eis.conv./ged.reconv.] op 20 september 2005 een eindafrekening gezonden. Blijkens de eindafrekening is sprake van een schuld van [eis.conv./ged.reconv.] van € 16.718,39, hebben de effecten een bedrag opgebracht van € 12.055,39 en resteert derhalve een restschuld van € 4.663,00. [eis.conv./ged.reconv.] heeft dit bedrag niet voldaan.
2.5. [eis.conv./ged.reconv.] heeft vervolgens onderhavige procedure aanhangig gemaakt tegen Dexia en Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR) te Tiel. De procedure tegen BKR is ter rolle d.d. 27 februari 2008 op verzoek van [eis.conv./ged.reconv.] en met goedvinden van BKR doorgehaald.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eis.conv./ged.reconv.] vordert en na wijziging van eis samengevat:
- te verklaren voor recht dat de overeenkomst in strijd is met de Wet op het consumentenkrediet (hierna: Wck) en daarom nietig is, althans te verklaren voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eis.conv./ged.reconv.] heeft gehandeld en daarom verplicht is schade te vergoeden;
- te verklaren voor recht dat [eis.conv./ged.reconv.] de overeenkomst geldig buiten rechte heeft vernietigd op grond van de artikelen 26, 30 lid 2 sub f jo artikel 30 lid 5 Wck, althans op die grond de overeenkomst in rechte te vernietigen;
- Dexia te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag ad € 10.709,09, althans dat bedrag toe te kennen ten titel van schadevergoeding, met rente;
- te verklaren voor recht dat Dexia van [eis.conv./ged.reconv.] niets te vorderen heeft gehad noch te vorderen heeft, althans te verklaren voor recht dat Dexia niet meer van [eis.conv./ged.reconv.] te vorderen heeft;
- Dexia te gebieden om per aangetekende brief aan BKR met afschrift aan [eis.conv./ged.reconv.] binnen tien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, te melden dat de inschrijving en de achterstandcodering op het onderhavige contract ten onrechte is geschied en ongedaan dienen te worden gemaakt, zulks op verbeurte van een dwangsom voor zover niet aan het gebod wordt voldaan.
Een en ander met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
3.2. Dexia voert verweer. Dexia heeft onder meer aangevoerd dat zij niet aansprakelijk is voor gedragingen van tussenpersonen, dat de Wck niet van toepassing is op overeenkomsten van effectenlease, dat Dexia niet in strijd heeft gehandeld met de beweerdelijk op haar rustende zorgplicht, dat Dexia niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eis.conv./ged.reconv.] en/of niet onrechtmatig jegens [eis.conv./ged.reconv.] heeft gehandeld en dat de BKR notering niet ten onrechte heeft plaatsgevonden.
in reconventie
3.3. Dexia vordert samengevat - veroordeling van [eis.conv./ged.reconv.] tot betaling van EUR 4.663,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.4. [eis.conv./ged.reconv.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
4.1. Op 28 maart 2008 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een effectenlease zaak (LJN BC2837 C07/155HR, RvdW 2008,362) waaruit onder meer voortvloeit dat een overeenkomst zoals die in onderhavige zaak, moet worden aangemerkt als een overeenkomst van huurkoop zoals bedoeld in artikel 7A: 1576 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
4.2. Hiermee staat vast dat het in onderhavige zaak gaat om vorderingen met betrekking tot een onderwerp dat op grond van art. 93 onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering.
Dit betekent dat van de rechtbank te Arnhem niet de sector civiel maar de sector kanton bevoegd is over het onderhavige geschil in conventie en reconventie te oordelen.
4.3. Nu [eis.conv./ged.reconv.] zijn vordering niet heeft ingediend bij de sector kanton, zal de rechtbank de zaak op de voet van art. 71 lid 2 Rv ambtshalve naar die sector verwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Tiel, op woensdag 16 juli 2008 om 10.00 uur,
5.2. wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
5.3. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een procureur, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.4. wijst partijen erop dat de kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het vast recht van € 72,75 voor [eis.conv./ged.reconv.] en € 291,00 voor Dexia.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. M.P.C.J. van Bavel en mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2008.