ECLI:NL:RBARN:2008:BC9923

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
162562
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van opdrachtgever voor schade door sloop- en bouwwerkzaamheden

In deze zaak vorderen eisers, eigenaren van een woning, schadevergoeding van de stichting Woonstichting Vrijleve, die als opdrachtgever verantwoordelijk is voor sloop- en bouwwerkzaamheden in de nabijheid van hun woning. De eisers stellen dat de door Vrijleve ingeschakelde sloper en aannemer schade hebben veroorzaakt aan hun woning, waarvoor Vrijleve aansprakelijk is op basis van artikel 6:171 van het Burgerlijk Wetboek. De schade betreft een bedrag van € 13.573,98, dat bestaat uit een vergoeding voor resterende schade en kosten voor inschakeling van een expert.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd van 13 maart tot en met april 2005, en dat er schade is ontstaan aan de woning van eisers. Echter, de rechtbank oordeelt dat Vrijleve niet aansprakelijk kan worden gehouden op basis van artikel 6:171 BW, omdat de ingeschakelde sloper en aannemer niet deelnemen aan de bedrijfsuitoefening van Vrijleve. De rechtbank benadrukt dat voor aansprakelijkheid op grond van dit artikel een zekere eenheid tussen de opdrachtgever en de uitvoerende partijen vereist is, wat hier niet het geval is.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de sloop- en bouwwerkzaamheden onzorgvuldig of onrechtmatig zijn uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de vordering van eisers niet toewijsbaar is en dat zij als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 9 april 2008 door mr. R.J.B. Boonekamp.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 162562 / HA ZA 07-1766
Vonnis van 9 april 2008
in de zaak van
1. [eis. 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eis. 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J.W. Kobossen,
tegen
de stichting
WOONSTICHTING VRIJLEVE,
als rechtsopvolgster van
Woningbouwvereniging De Goede Woning
gevestigd te Lobith, gemeente Rijnwaarden,
gedaagde,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. F. Voerman te Doetinchem.
Partijen zullen hierna [eisers] en Vrijleve genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 februari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 20 maart 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn eigenaar van een woonhuis, een voormalige boerderij daterend uit 1896, aan de [adres].
2.2 Op de gronden aan de [adres] te Lobith heeft Vrijleve een appartementsgebouw doen bouwen, bestaande uit een beperkt aantal appartementen voor bewoning door verstandelijk gehandicapten. Daartoe heeft zij het aan haar toebehorende bestaande appartementsgebouw van 8 zogenoemde Van Dam-eenheden laten slopen.
2.3 De sloopwerkzaamheden zijn begonnen op 13 maart 2005 en hebben tot en met april 2005 geduurd. Daarna is met de bouw van het nieuwe appartementsgebouw begonnen.
2.4 De afstand van de sloop- en nieuwbouwappartementen tot de woning van [eisers] bedraagt circa 7 meter. Voor de aanvang van de werkzaamheden is in opdracht van Vrijleve door Hanselman Taxaties een vooropname uitgevoerd van de woning van [eisers], op 3 februari 2005 aan de buitenkant en op 25 februari 2005 aan de binnenkant.
2.5 Tijdens en tengevolge van de sloop- en bouwwerkzaamheden is schade aan de woning van [eisers] ontstaan. In opdracht van [eisers] heeft Exact Expertise BV eerst op 27 juli 2005 een rapport opgemaakt van de schade en later op 19 januari 2007 een rapport van bevindingen, waarin de totale schade is begroot op € 34.500,-.
2.6 In overleg tussen Exact en de AVB-verzekeraar van de aannemer is bepaald dat de AVB-verzekeraar een bedrag van € 22.000,- aan [eisers] zal vergoeden terzake van door de bouwwerkzaamheden veroorzaakte schade. De AVB-verzekeraar van de sloper is slechts bereid geweest tot vergoeding van een bedrag van € 2.500,- terzake van door de sloopwerkzaamheden veroorzaakte schade.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen de veroordeling van Vrijleve tot betaling van € 13.573,98, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 maart 2005 althans vanaf 19 januari 2007. Dat bedrag bestaat uit een bedrag van € 12.500,- als vergoeding van de resterende schade en een bedrag van € 1.073,98 aan kosten voor de inschakeling van Exact.
3.2. Vrijleve voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De grondslag van de vordering van [eisers] jegens Vrijleve is dat de door Vrijleve ingeschakelde sloper en aannemer door hun respectieve sloop- en bouwwerkzaamheden schade hebben veroorzaakt aan de woning van [eisers] waarvoor Vrijleve als opdrachtgever op de voet van art. 6:171 BW aansprakelijk is. Op die grond wensen [eisers] het niet vergoede gedeelte van de door hen gestelde schade op Vrijleve te verhalen.
4.2 De vordering op die grondslag strandt in ieder geval daarop dat op grond van art. 6:171 BW alleen aansprakelijkheid kan bestaan voor niet ondergeschikten die aan de bedrijfsuitoefening zelf van de opdrachtgever deelnemen. Dat doet zich hier niet voor. De bedrijfsuitoefening van Vrijleve -zo men ten aanzien van de stichting Vrijleve al van bedrijfsuitoefening kan spreken- is het verschaffen van huisvesting. Daaraan nemen de door haar ingeschakelde sloper en aannemer niet deel. Daarom is geen sprake van een zekere eenheid tussen Vrijleve en de door haar ingeschakelde sloper en aannemer waardoor voor de buitenwereld onduidelijk is bij wie men moet zijn voor aansprakelijkheid voor fouten (vgl. HR 21 december 2001 NJ 2002,75). Vrijleve kan dus niet op de voet van art. 6:171 BW aansprakelijk worden gehouden voor eventuele fouten van de sloper en de aannemer.
4.3 Bij de comparitie is de partijen voorgehouden dat het juridische perspectief op aansprakelijkheid voor schade aan belendingen door bouwen op een naburig perceel anders is. De stelling van [eisers] dat reeds het enkele feit dat schade is ontstaan tengevolge van sloop- en bouwwerkzaamheden tot aansprakelijkheid leidt, is niet juist. Daarvoor is nodig dat de omstandigheden waaronder het slopen en bouwen hebben plaatsgevonden onzorgvuldig en dus onrechtmatig zijn geweest jegens [eisers] Het komt daarbij aan op de voorzienbaarheid van de schade, op de vraag of overleg is gevoerd met de wederpartij om op de hoogte te raken van eventuele risico’s, of (voldoende) onderzoek is verricht om te bepalen of van de voorgenomen activiteiten schadelijke effecten te verwachten zijn, of het treffen van voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van schade mogelijk waren en gevergd konden worden en of het beschadigde pand bijzondere kwetsbaarheid heeft. Afhankelijk van de beantwoording van die vragen kunnen dan niet alleen de feitelijke sloper/ bouwer aansprakelijk zijn, maar onder omstandigheden ook rechtstreeks de opdrachtgever op grond van eigen onrechtmatige daad.
4.4 [eisers] hebben op al deze punten niets gesteld. Zij hebben in het kader van het overleg tijdens de comparitie over de verdere voortzetting van de procedure ook niet te kennen gegeven de feitelijke en juridische grondslagen van hun vordering aan te willen vullen, maar vonnis te willen. De rechtbank moet tot op zekere hoogte ook ambtshalve rechtsgronden aanvullen of bijbrengen, maar dan zullen de door de partijen aan hun vorderingen en verweren ten grondslag gelegde feitelijke gronden dat moeten toelaten. Dat is hier niet het geval. De bij de comparitie verkregen inlichtingen over de gang van zaken bij het slopen en bouwen bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Aan eventuele eigen aansprakelijkheid van Vrijleve op grond van onrechtmatige daad wordt dus niet toegekomen. De vordering is dan ook niet toewijsbaar. Daaraan doet niet af dat de AVB-verzekeraar van de aannemer kennelijk aanleiding heeft gezien een deel van de schade te vergoeden.
4.5 [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de kosten van de procedure, aan de zijde van Vrijleve bepaald op € 335,- voor verschotten en € 904,- voor salaris procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2008.