ECLI:NL:RBARN:2008:BC5816
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.A. van Son
- Rechtspraak.nl
Beëindigingsovereenkomst en finale kwijting in arbeidsgeschil
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 27 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, Kenfood B.V. De werkneemster, die sinds 1 november 2002 in dienst was, had een beëindigingsovereenkomst getekend op 26 april 2007, waarbij de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigde op 1 juni 2007. De werkneemster vorderde een bedrag van € 2.100,00, dat door Kenfood was ingehouden op haar ontslagvergoeding, en stelde dat dit in strijd was met de finale kwijtingsbepaling in de beëindigingsovereenkomst. Kenfood betwistte de vordering en voerde aan dat de werkneemster niet had geprotesteerd tegen de inhoudingen en dat de finale kwijting ook betrekking had op de inhoudingen van de ziektekostenverzekering.
De kantonrechter oordeelde dat de tekst van de beëindigingsovereenkomst verder gaat dan een algemene finale kwijtingsbepaling, omdat expliciet werd vermeld dat er geen andere afspraken meer bestonden. De kantonrechter concludeerde dat Kenfood niet had aangetoond dat de inhoudingen op de beëindigingsvergoeding gerechtvaardigd waren. De vordering van de werkneemster werd toegewezen, met uitzondering van de wettelijke verhoging, die niet toewijsbaar was omdat het een beëindigingsvergoeding betrof en geen loon. Kenfood werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, evenals de proceskosten van de werkneemster.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in beëindigingsovereenkomsten en de noodzaak voor werkgevers om zich aan deze afspraken te houden. De kantonrechter heeft de belangen van de werkneemster beschermd door de vordering toe te wijzen en Kenfood te veroordelen tot betaling van de verschuldigde bedragen.