ECLI:NL:RBARN:2008:BC4041

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
164663
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beveiligingscamera in gemeenschappelijke gang van kantoorruimte en de gevolgen voor medehuurders

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 8 februari 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mr. D. Brouwer, en [gedaagde], vertegenwoordigd door mr. J.M. Bosnak en mr. A.C.M. Stalenhoef. De zaak betreft de installatie van een beveiligingscamera door [eiseres] in de gemeenschappelijke gang van een kantoorruimte, die mede wordt gebruikt door [gedaagde] en [medehuurders]. [eiseres] stelt dat de camera noodzakelijk is voor de beveiliging van privacy-gevoelige dossiers in haar spreekkamers. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de camera onevenredig bezwarend is voor de medehuurders, die hinder ondervinden van de camera. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en gelast haar de camera binnen drie werkdagen te verwijderen. De rechter overweegt dat er alternatieve beveiligingsmaatregelen zijn die geen overlast voor de medehuurders veroorzaken. De vordering van [gedaagde] tot verwijdering van de camera wordt toegewezen, en [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 164663 / KG ZA 07-836
Vonnis in kort geding van 8 februari 2008
in de zaak van
[eiseres],
h.o.d.n. [naam bedrijf]
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur en advocaat mr. D. Brouwer te Ede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. A.C.M. Stalenhoef te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de eis in reconventie,
- de mondelinge behandeling,
- de tijdens de mondelinge behandeling door beide partijen in het geding gebrachte foto’s,
- de pleitnota van [eiseres],
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is eigenaar van een pand gelegen aan de [adres]. De bovenste verdieping van dit pand gebruikt zij als woning, op de, op de begane grond gelegen, benedenverdieping bevinden zich twee kantoorruimtes. De ene kantoorruimte is links van
de centrale hal van het pand gelegen, de andere kantoorruimte rechts daarvan.
2.2. De kantoorruimte links van de centrale hal is in gebruik bij [gedaagde].
De kantoorruimte rechts van de centrale hal is door [gedaagde] gedeeltelijk verhuurd aan [eiseres] en gedeeltelijk aan [medehuurders]. [eiseres] oefent in het door haar gehuurde gedeelte onder de naam [naam bedrijf] een consultancypraktijk uit, [medehuurders] oefenen in het door hun gehuurde gedeelte onder de naam Dekker & Dooyeweerd een psychologenpraktijk uit.
2.3. De kantoorruimte waarin zowel [eiseres] als [medehuurders] hun praktijken uitoefenen, is onderverdeeld in zes spreekkamers die alle uitkomen op een gemeenschappelijke gang. [eiseres] huurt de drie spreekkamers links van de gemeenschappelijke gang, [medehuurders] huren de drie rechts van deze gang gelegen spreekkamers. De spreekkamers zijn niet alleen voorzien van een deur naar de gemeenschappelijke gang maar ook van tussendeuren. Via deze tussendeuren staan aan de ene kant van de gemeenschappelijke gang de drie spreekkamers van [eiseres] met elkaar in verbinding. Aan de andere kant van de gang staan de drie spreekkamers van [medehuurders] met elkaar in verbinding. [eiseres] en [medehuurders] zijn samen (mede)huurder van de, tussen de spreekkamers in gelegen, gemeenschappelijke gang. In deze gemeenschappelijke gang bevinden zich onder meer een keukenblok, twee toiletten en een kast met ict-aansluitingen, alle voor gezamenlijk gebruik.
2.4. Bezoekers van het pand aan de [adres], komen via de vrij toegankelijke hoofdingang in eerste instantie in de centrale hal van het pand. Links in deze hal bevindt zich de toegangsdeur naar de kantoorruimte waarin [gedaagde] haar praktijk uitoefent, rechts in deze hal bevindt zich de toegangsdeur naar de kantoorruimte waarin zowel [eiseres] als [medehuurders] hun praktijken uitoefenen. Deze laatste toegangsdeur, die uitkomt op de gemeenschappelijke gang tussen de spreekkamers van [eiseres] enerzijds en [medehuurders] anderzijds, is voorzien van een slot en is derhalve niet vrij toegankelijk voor bezoekers. Naast de toegangsdeur bevinden zich twee bellen, één voor bezoekers van [naam bedrijf] en één voor bezoekers van Dekker & Dooyeweerd.
2.5. [eiseres] heeft in de gemeenschappelijke gang, bij binnenkomst links in de hoek, tussen haar spreekkamers en de spreekkamers van [medehuurders] een beveiligingscamera laten ophangen. Deze camera, welke is voorzien van een monitor die in één van de spreekkamers van [eiseres] staat, is gericht op de gemeenschappelijke gang. In beeld zijn een gedeelte van de gemeenschappelijke gang, de drie deuren naar de spreekkamers van [eiseres], twee van de drie deuren naar de spreekkamers van [medehuurders], het keukenblok, de deuren naar beide toiletten en de kast met ict-aansluitingen. De deur naar de eerste spreekkamer van [medehuurders], welke het dichts bij de toegangsdeur naar de centrale hal is gelegen, valt buiten het bereik van de camera.
2.6. De beveiligingscamera maakt opnames. Deze opnames kunnen handmatig gewist worden. Na zeven dagen wist het camerasysteem de opnames automatisch.
2.7. [medehuurders] hebben bezwaar tegen de in de gemeenschappelijke gang opgehangen beveiligingscamera welke onder andere is gericht op bij hen in gebruik zijnde ruimtes. Zij hebben hun bezwaren kenbaar gemaakt aan verhuurder [gedaagde].
2.8. Bij brief van 17 december 2007 heeft mr. Stalenhoef namens [gedaagde] aan [eiseres] verzocht de camera te verwijderen. In deze brief is, voor zover van belang, de volgende passage opgenomen:
“U handelt (…) in strijd met de met cliënte gesloten huurovereenkomst. Ik wijs u in dit verband onder meer naar de artikelen 6.2, 6.3, 6.11.1 sub d en 6.11.2 van de toepasselijke algemene bepalingen.
Op grond van bovenstaande verzoek, voor zover nodig sommeer ik u, namens cliënte om uiterlijk woensdag 19 december 2007 te 16.00 uur over te gaan tot verwijdering van de camera en het verwijderd houden van de camera, bij gebreke waarvan cliënte aanspraak maakt op de contractuele boete als beschreven in artikel 7 van de toepasselijke algemene voorwaarden, zijnde € 250,00 per dag voor elke dag dat u in verzuim bent.”
2.9. [eiseres] heeft de videocamera niet verwijderd. De camera is inmiddels, in afwachting van het vonnis van de voorzieningenrechter, geblindeerd.
2.10. Bij de stukken bevinden zich onder meer de tussen [gedaagde] als verhuurder en [eiseres] als huurder op 1 september 2007 gesloten huurovereenkomst en de van deze overeenkomst deel uitmakende “Algemene Bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW”. In de Algemene Bepalingen is, voor zover van belang, bepaald:
Verbodsbepalingen en voorschriften van orde
6.11.1 Het is huurder niet toegestaan:
(…)
d. wijzigingen of voorzieningen aan te brengen in, op of aan het gehuurde (…) die voor andere huurders of omwonenden tot overlast leiden dan wel deze hinderen in hun gebruik.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiseres] vordert samengevat - [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis te gehengen en te gedogen dat [eiseres] gebruik kan maken van haar videocamera op de wijze waarop die thans is geïnstalleerd op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke keer dat zij door en/of namens [gedaagde] in dat gebruik wordt gehinderd, vermeerderd met de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert samengevat - [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te gelasten tot het verwijderen en verwijderd houden van de camera, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [eiseres] in overtreding zal zijn, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.2. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. [eiseres] stelt dat de in de gemeenschappelijke gang opgehangen videocamera daar is opgehangen ter beveiliging van de in haar spreekkamers aanwezige dossiers met
privacy-gevoelige informatie over zowel cliënten als klanten van [naam bedrijf]. [eiseres] stelt dat zij de drie door haar gehuurde spreekkamers en de daarin aanwezige dossiers niet gelijktijdig in de gaten kan houden en geeft aan om die reden een beveiligingscamera te hebben laten installeren. Het doel van de camera is volgens [eiseres] tweeledig. Enerzijds zal de camera naar het oordeel van [eiseres] preventief werken, anderzijds kan [eiseres] door de gemaakte opnames te bekijken achteraf terugzien of onbevoegden zich toegang tot haar spreekkamers hebben verschaft.
5.2. [eiseres], die overigens aanvoert dat [gedaagde] haar op het idee heeft gebracht camerabewaking te installeren, betwist dat de camera overlast veroorzaakt voor haar medehuurders [medehuurders]. [eiseres] stelt hiertoe dat de deur van de eerste spreekkamer van [medehuurders] niet binnen het bereik van de camera valt, zodat cliënten van [medehuurders] via deze deur ook de overige spreekkamers van [medehuurders] binnen kunnen komen via de tussendeuren, zonder opgenomen te worden door de camera.
5.3. [gedaagde] stelt dat de camera wel degelijk overlast veroorzaakt voor [medehuurders]. [gedaagde] stelt dat diverse cliënten van de psychologenpraktijk van [medehuurders] bezwaar hebben tegen cameraopname. Een groot aantal cliënten zou om deze reden geen behoefte meer hebben de praktijk van [medehuurders] te bezoeken, zolang de camera er hangt. [gedaagde] werpt op dat het - buiten het zicht van de camera - betreden van de spreekkamers van [medehuurders] via de deur van de eerste spreekkamer geen optie is. Zij stelt hiertoe dat [medehuurders] los van elkaar cliënten ontvangen die in de beslotenheid van een spreekkamer hun verhaal moeten kunnen doen. Het is dus niet de bedoeling dat cliënten zich via de tussendeuren van de ene naar de andere spreekkamer begeven. Dit stoort de behandeling van de in die spreekkamers aanwezige cliënten. [gedaagde] wijst er voorts op dat cliënten van [medehuurders] die op de door [eiseres] voorgestelde wijze binnen zijn gekomen, geen gebruik zouden kunnen maken van het toilet zonder opgenomen te worden op de camera. Hetgeen als een belemmering wordt ervaren.
5.4. [gedaagde] betwist toestemming te hebben gegeven aan [eiseres] voor het ophangen van een beveiligingscamera in de gemeenschappelijke hal. Zij erkent dat het ophangen van een beveiligingscamera ter sprake is gekomen in een gesprek dat zij met [eiseres] heeft gehad, zonder dat [eiseres] toen echter nog een concreet plan had. Niet duidelijk was of [eiseres] daadwerkelijk een camera op zou laten hangen, en zo ja, waar deze zou komen te hangen en waar deze op gericht zou worden.
5.5. [gedaagde] stelt dat [eiseres] door het ophangen van de camera in strijd handelt met Algemene Bepalingen behorende bij de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. [gedaagde] stelt [eiseres] verzocht te hebben de camera te verwijderen omdat zij het als haar taak als verhuurder ziet al haar huurders, waaronder [medehuurders], ongestoord huurgenot te verschaffen.
5.6. Op grond van artikel 6.11.1 onder d van de Algemene Bepalingen horende bij de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is het [eiseres] verboden in, op of aan het gehuurde wijzigingen of voorzieningen aan te brengen die voor andere huurders of omwonenden tot overlast leiden danwel deze hinderen in hun gebruik.
5.7. Nu de beveiligingscamera is opgehangen in de door [eiseres] (samen met [medehuurders]) gehuurde gezamenlijk gang, is sprake van een door [eiseres] aangebrachte voorziening in, op of aan het door [eiseres] gehuurde.
5.8. De vraag is of de door [eiseres] aangebrachte voorziening voor [medehuurders] tot overlast leidt, danwel hen hindert in hun gebruik. Voor de beantwoording daarvan komt het mede aan op een afweging van de belangen van [eiseres] enerzijds en de belangen van [medehuurders] anderzijds.
5.9. Voorop staat dat [eiseres] belang heeft bij de beveiliging van haar kamers onder andere vanwege de bij haar in beheer zijnde privacy-gevoelige dossiers. De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat de huidige wijze van beveiliging met de camera onevenredig bezwarend is voor haar medehuurders [medehuurders]. De in opdracht van [eiseres] aangebrachte beveiligingscamera is gericht op twee van de spreekkamers van [medehuurders] en op alle in de gemeenschappelijke gang aanwezige voorzieningen. Het ligt gelet op de aard van de praktijk van [medehuurders] alleszins voor de hand dat cliënten van hen er bezwaren tegen hebben door een videocamera te worden ‘bekeken’ en geregistreerd. Eveneens ligt voor de hand dat [medehuurders] daarvan problemen ondervinden van de zijde van hun cliënten, door wegblijven of anderszins. Het enkele feit dat cliënten via de deur van de eerste spreekkamer ongezien door de camera kunnen binnenkomen, maakt niet dat geen sprake is van noemenswaardige overlast of hinder. Voorop staat dat [medehuurders] als huurders net zo veel recht (en belang) hebben als [eiseres] om alle spreekkamers vanuit de gang te kunnen betreden. De feitelijke ontzegging daarvan levert op zich reeds overlast of hinder op. Bovendien zouden cliënten zich dan vanuit de eerste spreekkamer verder via de tussendeuren naar de andere spreekkamers moeten begeven. Waar de spreekkamers tegelijk voor verschillende cliënten worden gebruikt, spreekt voor zich dat dat de praktijkuitoefening van [medehuurders] onaanvaardbaar belemmert en daarmee hun huurgenot.
5.10. De hierboven beschreven overlast en hinder die [medehuurders] ondervinden van de aangebrachte beveiligingscamera wegen niet op tegen het belang dat [eiseres] heeft bij de camera. [eiseres] kan haar eigendommen en de bij haar in beheer zijnde zaken immers op diverse andere wijzen beveiligen waarvan [medehuurders] geen hinder of overlast ondervinden. Zij zou bijvoorbeeld haar privacy-gevoelige dossiers kunnen opbergen in een afgesloten kast, sloten op de deuren naar haar spreekkamers aan kunnen brengen, de deuren naar haar spreekkamers kunnen voorzien van inloopsloten welke eenvoudig met een code te openen zijn, of (een) camera(s) kunnen opstellen in haar spreekkamer(s). De voorgestelde wijze van beveiliging zouden voor [eiseres] tot hetzelfde resultaat leiden, terwijl zij voor [medehuurders] geen overlast of hinder veroorzaken.
5.11. Gelet op bovenstaande moet geconcludeerd worden dat er voor [eiseres] geen noodzaak is tot het beveiligen door middel van een camera. Dit klemt te meer nu de toegangsdeur tussen de gemeenschappelijke gang en de centrale hal van het pand reeds is voorzien van een slot waardoor bezoekers de gemeenschappelijke kantoorruimte van [eiseres] en [medehuurders] alleen kunnen betreden nadat zij binnen zijn gelaten door (medewerkers van) [eiseres] danwel [medehuurders]. [eiseres] handelt door het ophangen van de camera, die hinder en overlast veroorzaakt voor medehuurders [medehuurders] in strijd met artikel 6.11.1 onder d van de Algemene Bepalingen horende bij de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, reden waarom [gedaagde] zich als verhuurder kan verzetten tegen de camera. Dat [gedaagde] zelf toestemming heeft gegeven voor het ophangen van een beveiligingscamera op de plaats en de wijze waarop [eiseres] dit heeft gedaan, kan in dit kort geding niet als vaststaand worden aangenomen. Nu [gedaagde] zich uitdrukkelijk verzet tegen de camera, zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
5.12. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.067,00
6. De beoordeling in reconventie
6.1. [eiseres] heeft opgeworpen dat de reconventionele vordering van [gedaagde] te laat is ingediend zodat [gedaagde] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in deze vordering. [eiseres] heeft hiertoe verwezen naar punt 7.2 van het “Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie” waarin is aangegeven dat een partij die een eis in reconventie wenst in te stellen, deze eis en de gronden daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 24 uur vóór de terechtzitting schriftelijk dient mee te delen aan de wederpartij en de voorzieningenrechter. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij de eis in reconventie van [gedaagde] pas de middag voorafgaand aan de zitting tussen 14:00 uur en 15:00 uur, en dus niet 24 uur vóór de terechtzitting heeft ontvangen.
6.2. De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van [eiseres] en overweegt hiertoe als volgt. De bepaling in het “Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie” dat een eis in reconventie uiterlijk 24 uur vóór de terechtzitting schriftelijk dient te zijn meegedeeld aan de wederpartij en de voorzieningenrechter is, blijkens datzelfde procesreglement, gestoeld op de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor. In de noot bij punt 7.2 van het procesreglement is overwogen dat een niet-tijdig aangekondigde maar in omvang geringe eis in reconventie toch kan worden toegestaan wanneer de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor hieraan niet in de weg staan. De eis in reconventie van [gedaagde] is ongeveer 18 uur voor de terechtzitting en derhalve enigszins te laat ingediend. Het gaat in het onderhavige geval om een in omvang geringe eis in reconventie die rechtstreeks voortvloeit uit het standpunt van [gedaagde] in conventie. Nu dit standpunt reeds voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding bij [eiseres] bekend was en zij ter terechtzitting de gelegenheid heeft gehad te reageren op de eis in reconventie, verzetten de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor zich niet tegen toestaan van de niet-tijdig aangekondigde eis in reconventie. [gedaagde] zal derhalve ontvankelijk verklaard worden in haar eis in reconventie.
6.3. Nu de beveiligingscamera, gelet op hetgeen reeds in conventie is overwogen, in strijd met het bepaalde in de Algemene Bepalingen behorende bij de huurovereenkomst is aangebracht, zal de vordering van [gedaagde] tot verwijdering van de camera en het verwijderd houden van de camera worden toegewezen.
6.4. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
6.5. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
Totaal € 408,00
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. wijst de vorderingen af,
7.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.067,00,
7.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4. gelast [eiseres] de camera binnen 3 werkdagen te verwijderen en verwijderd te houden,
7.5. bepaalt dat [eiseres] voor iedere dag dat zij na betekening van dit vonnis in strijd handelt met het onder 7.4 bepaalde, aan [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 250,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00,
7.6. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 408,00,
7.7. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8. wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M. Graat op 8 februari 2008.