ECLI:NL:RBARN:2008:BC4030

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
162317
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in incident tot overleggen van originele facturen in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Arnhem op 6 februari 2008 uitspraak gedaan in een incident dat was aangespannen door de besloten vennootschap Standard Work Wear Administration Program B.V. (SWWAP) tegen [eiser]. SWWAP vorderde dat de rechtbank [eiser] zou opdragen om originele, niet vervalste facturen over te leggen, voordat de hoofdzaak verder zou worden behandeld. [eiser] verweerde zich tegen deze vordering door te stellen dat niet hij, maar SWWAP valse facturen had overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van SWWAP niet voldeed aan de eisen die aan een incident worden gesteld. De rechtbank concludeerde dat de kwestie van de vermeende valse facturen in de hoofdzaak zelf aan de orde moest komen en niet in een afzonderlijk incident kon worden beslist. Daarom verklaarde de rechtbank SWWAP niet ontvankelijk in haar vordering. Tevens werd SWWAP als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van [eiser] tot dat moment waren begroot op EUR 894,00. De zaak zal op 5 maart 2008 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 162317 / HA ZA 07-1739
Vonnis in incident van 6 februari 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. F.A. Hendrikse-Voogt,
advocaat mr. R.H.P. van de Venne te Zutphen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STANDARD WORK WEAR ADMINISTRATION PROGRAM B.V.,
gevestigd te Ruurlo,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. A.T. Bolt,
advocaat mr. M. Ellens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en SWWAP genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en het herstelexploot
- de incidentele conclusie van SWWAP
- de incidentele conclusie van antwoord van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. SWWAP vordert dat “het Uw Rechtbank moge behagen om bij vonnis in incident, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat MDMMD ([eiser];rb) haar verplichting ex artikel 21 Rv. heeft geschonden en dat zij gehouden is om een door Uw rechtbank af te geven bevel op te volgen, binnen een door Uw Rechtbank te stellen termijn, bij gebreke waarvan MDMMD niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vorderingen, onder veroordeling van incidenteel gedaagde in de kosten van dit incident.” [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. Blijkens de inhoud van de incidentele conclusie is het SWWAP erom te doen dat [eiser] ter onderbouwing van zijn vordering facturen aan SWWAP heeft overgelegd die inhoudelijk op verschillende punten afwijken van de door SWWAP overgelegde facturen die zij stelt van [eiser] te hebben ontvangen. SWWAP stelt zich op het standpunt dat [eiser] valse facturen heeft overgelegd en daarmee in strijd heeft gehandeld met de verplichting de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren (art. 21 Rv). Hoewel het petitum van SWWAP daarover niet concreet is, wenst zij kennelijk dat de rechtbank [eiser] zal opdragen de echte, niet vervalste (originele) facturen over te leggen, alvorens in de hoofdzaak verder wordt geprocedeerd. De kern van het inhoudelijke verweer van [eiser] daartegen is dat niet hij valse facturen heeft overgelegd, maar SWWAP.
2.3 Het is gegeven deze standpunten duidelijk dat het hier niet betreft een (processuele) verwikkeling die los van het geschil ten gronde en vooruitlopend daarop in een afzonderlijk incident kan en behoort te worden beslist. Of er valse facturen zijn overgelegd is iets wat in de hoofdzaak aan de orde moet worden gesteld en onderzocht, voor zover dat relevant is. Daarin kan dan ook onder ogen worden gezien of er aanleiding is voor een bevel om bepaalde stukken over te leggen (art. 22 Rv) of gevolgtrekkingen als bedoeld in art. 21 Rv te maken. Nu het gevorderde niet voldoet aan wat in een incident aan de rechtbank kan worden voorgelegd, moet SWWAP niet ontvankelijk worden verklaard.
2.4 SWWAP zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. verklaart SWWAP niet ontvankelijk in haar vordering,
3.2. veroordeelt SWWAP in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 894,00,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 maart 2008 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2008.