ECLI:NL:RBARN:2008:BC3900

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
146316
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Familiair verschoningsrecht in faillissementsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 30 januari 2008, staat het familiaire verschoningsrecht centraal in het kader van een faillissementsprocedure. De curator van de failliete vennootschap De Heksendans B.V. heeft de getuige [gedaagde sub 2] opgeroepen om te getuigen over de verkoop van een woonhuis. De getuige, die de schoonzoon is van de gedaagde [gedaagde sub 1], beroept zich op zijn familiaire verschoningsrecht, zoals vastgelegd in artikel 165 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank moet beoordelen of de getuige als partijgetuige kan worden aangemerkt en of hem het verschoningsrecht toekomt.

De rechtbank overweegt dat de getuige [gedaagde sub 2] niet als partijgetuige kan worden beschouwd in deze procedure, omdat de vorderingen van de curator tegen hem in een eerdere fase van de procedure zijn geëindigd. De rechtbank verwijst naar relevante jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad, waarin wordt gesteld dat een partijgetuige geen recht heeft op het familiaire verschoningsrecht. De rechtbank concludeert dat de getuige [gedaagde sub 2] in deze context geen partijgetuige is en dat hem het familiaire verschoningsrecht toekomt.

De curator had de getuige opgeroepen om te verschijnen, maar de getuige heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht. De rechtbank oordeelt dat de curator niet de vormalig medeeigenaar/verkoper heeft gedagvaard, wat de conclusie ondersteunt dat de getuige niet als partijgetuige kan worden aangemerkt. De rechtbank beslist dat de getuige [gedaagde sub 2] het beroep op het familiaire verschoningsrecht toekomt, en dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor uitlating aan de zijde van de curator. Dit vonnis biedt belangrijke inzichten in de toepassing van het familiaire verschoningsrecht binnen faillissementsprocedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 146316 / HA ZA 06-1778
Vonnis van 30 januari 2008
in de zaak van
Mr. JAN DE GRAAF
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE HEKSENDANS B.V.,
wonende te Nijmegen,
eiser,
procureur mr. W.H.B.K. Brunet de Rochebrune,
tegen
1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. W.J.G.M. van den Broek,
advocaat mr. C.B. Houtman te Nijmegen,
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de curator, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 augustus 2007
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 17 januari 2008, waaruit blijkt dat de getuige [ ] [gedaagde sub 2] zich heeft beroepen op zijn verschoningsrecht.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 8 augustus 2007 is de curator opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat het woonhuis ten tijde van de verkoop en levering op 31 juli 2003 een meer-/overwaarde vertegenwoordigde ten opzichte van de hypotheekschuld van [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote.
2.2. De curator heeft ter voldoening aan die bewijsopdracht [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote mevrouw [ ] op 4 september 2007 doen dagvaarden om op 13 november 2007 te verschijnen op de zitting van de rechtbank teneinde als getuige te worden gehoord.
2.3. [gedaagde sub 2] en [ ] zijn toen niet verschenen. Nadat de curator afstand had gedaan van het doen hore[gedaagde sub 1] heeft de rechtbank op verzoek van de curator de medebrenging bevolen van de niet verschenen getuige [gedaagde sub 2].
2.4. De getuige [gedaagde sub 2] is vervolgens vrijwillig verschenen op de zitting van 17 januari 2008. Hij heeft zich op die zitting beroepen op zijn zogenaamde familiaire verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165 lid 2 onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en op zijn verschoningsrecht gebaseerd op artikel 165 lid 3 Rv.
2.5. De curator stelt zich op het standpunt dat de getuige [gedaagde sub 2] als partij-getuige geen familiair verschoningsrecht toekomt terwijl [gedaagde sub 1] zich bij monde van zijn advocaat op het standpunt stelt dat de getuige [gedaagde sub 2] wel degelijk het familiaire verschoningsrecht toekomt omdat hij geen partij-getuige (meer) is.
2.6. De rechtbank oordeelt als volgt.
Het staat vast dat de getuige [gedaagde sub 2] de schoonzoon en dus aanverwant in de eerste lijn is van [gedaagde sub 1] zodat hem op grond van het bepaalde in artikel 165 lid 2 sub a Rv het familiair verschoningsrecht toekomt.
2.7. Gelet op de ratio van het familiaire verschoningsrecht en de parlementaire geschiedenis komt een partijgetuige dit verschoningsrecht echter niet toe (HR 19 februari 1993, NJ 1994, 344; Goossen/Goossen). De vraag moet nu worden beantwoord of de getuige [gedaagde sub 2] een partijgetuige is. De rechtbank is van oordeel dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. Zij overweegt daartoe het volgende.
2.8. Als uitgangspunt geldt dat het in deze zaak gaat om cumulatie van vorderingen tegen twee verschillende gedaagden en dat een getuige alleen partijgetuige kan zijn in zijn eigen procedure (vgl. HR 4 mei 2007, JOL 2007, 329).
2.9. De rechtbank heeft in het vonnis van 21 maart 2007 de bij de dagvaarding onder I en II, expliciet tegen [gedaagde sub 2] ingestelde, vorderingen toegewezen. Daarmee is het geding in eerste aanleg ten aanzien van deze beide vorderingen van de curator tegen [gedaagde sub 2] geëindigd.
2.10. Aan de rechtbank ligt daarom alleen nog ter beoordeling voor de onder III gevorderde vernietiging van de rechtshandelingen tot verkoop en levering van het woonhuis van [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote aan [gedaagde sub 1]. De rechtbank onderschrijft het standpunt van [gedaagde sub 1] dat het gevorderde onder III alleen tot hem als partij is gericht en niet tevens ook tot [gedaagde sub 2]. Dit standpunt wordt bevestigd door de brief van de curator van 31 mei 2006 gericht aan [gedaagde sub 1] waarin de curator de bewuste koopovereenkomst vernietigt. Een brief met een vergelijkbare inhoud heeft de curator niet aan [gedaagde sub 2] geschreven. De curator heeft [gedaagde sub 2] in een brief van 31 mei 2006 alleen meegedeeld dat hij zijn schoonvader bij brief van diezelfde datum heeft bericht dat hij de bewuste koopovereenkomst heeft vernietigd.
Dat het onder III gevorderde niet tot [gedaagde sub 2] als partij is gericht in zijn hoedanigheid van voormalig eigenaar/verkoper van het woonhuis leidt de rechtbank voorts af uit het feit dat de curator niet de vormalig medeeigenaar/verkoper me[gedaagde sub 1] heeft gedagvaard.
2.11. Het vorenstaande betekent dat de getuige [gedaagde sub 2] ten aanzien van de thans aan de orde zijnde, uitsluitend tot [gedaagde sub 1] gerichte, vordering geen partij getuige is zodat hem het familiare verschoningsrecht toekomt.
Aan een beoordeling van het beroep op het verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165 lid 3 Rv komt de rechtbank dan niet meer toe.
2.12. De curator heeft bij brief van 20 augustus 2007 ter voldoening aan het tussenvonnis van 8 augustus 2007 de namen van de getuigen opgegeven en de verhinderdata. Daarbij heeft hij tevens aangegeven dat hij de bij die brief gevoegde akte op de rolzitting van 22 augustus 2007 wenste te nemen. Dat is niet gebeurd. Vanwege proces-economische redenen overweegt de rechtbank met betrekking tot de inhoud van die akte het volgende.
2.13. De curator verzoekt in die akte het volgende:
De curator verzoekt uw rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bevel te doen aan de heer [ ] [gedaagde sub 2], (…) om binnen 2 weken na betekening van het ten deze te wijzen vonnis af te geven aan de curator van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Heksendans B.V., de heer mr. J. de Graaf, (…) een afschrift van de door notaris C.PB.P. Grips opgestelde en aan de heer [gedaagde sub 2] voornoemd afgegeven financiële afrekening terzake de verkoop en levering op 31 juli 2003 van het woonhuis staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], bij gebreke waarvan de heer [gedaagde sub 2] een dwangsom zal worden verschuldigd aan de boedel in het faillissement van de Heksendans BV van € 500,-- per dag dat niet aan het bevel wordt voldaan, (…).
2.14. Deze akte impliceert naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van [gedaagde sub 2] een vermeerdering van eis. [gedaagde sub 2] is echter niet verschenen in dit geding zodat een vermeerdering van eis op grond van artikel 130 lid 3 Rv in beginsel is uitgesloten tenzij de curator de vermeerdering van eis tijdig bij exploot aan [gedaagde sub 2] kenbaar heeft gemaakt. Een dergelijke betekening heeft in deze stand van het geding niet plaatsgevonden zodat het in de akte vermelde verzoek van de curator reeds daarom niet zou kunnen worden toegewezen.
2.15. De zaak zal op de rol worden geplaatst voor uitlating aan de zijde van de curator na niet gehouden getuigenverhoor.
2.16. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de getuige [gedaagde sub 2] het beroep op het familiaire verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165 lid 2 sub a Rv toekomt,
3.2. bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van dit vonnis doet toekomen aan de advocaat van de getuige [gedaagde sub 2], mr. C.H.M. Jacobs te Nijmegen,
3.3. stelt vast dat hoger beroep van dit vonnis mogelijk is binnen drie maanden na deze uitspraak,
3.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 februari 2008 voor uitlating aan de zijde van de curator,
3.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op
30 januari 2008.