ECLI:NL:RBARN:2008:BC3900
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Familiair verschoningsrecht in faillissementsprocedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 30 januari 2008, staat het familiaire verschoningsrecht centraal in het kader van een faillissementsprocedure. De curator van de failliete vennootschap De Heksendans B.V. heeft de getuige [gedaagde sub 2] opgeroepen om te getuigen over de verkoop van een woonhuis. De getuige, die de schoonzoon is van de gedaagde [gedaagde sub 1], beroept zich op zijn familiaire verschoningsrecht, zoals vastgelegd in artikel 165 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank moet beoordelen of de getuige als partijgetuige kan worden aangemerkt en of hem het verschoningsrecht toekomt.
De rechtbank overweegt dat de getuige [gedaagde sub 2] niet als partijgetuige kan worden beschouwd in deze procedure, omdat de vorderingen van de curator tegen hem in een eerdere fase van de procedure zijn geëindigd. De rechtbank verwijst naar relevante jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad, waarin wordt gesteld dat een partijgetuige geen recht heeft op het familiaire verschoningsrecht. De rechtbank concludeert dat de getuige [gedaagde sub 2] in deze context geen partijgetuige is en dat hem het familiaire verschoningsrecht toekomt.
De curator had de getuige opgeroepen om te verschijnen, maar de getuige heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht. De rechtbank oordeelt dat de curator niet de vormalig medeeigenaar/verkoper heeft gedagvaard, wat de conclusie ondersteunt dat de getuige niet als partijgetuige kan worden aangemerkt. De rechtbank beslist dat de getuige [gedaagde sub 2] het beroep op het familiaire verschoningsrecht toekomt, en dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor uitlating aan de zijde van de curator. Dit vonnis biedt belangrijke inzichten in de toepassing van het familiaire verschoningsrecht binnen faillissementsprocedures.