ECLI:NL:RBARN:2008:BC3363
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J. Veldhuijzen
- J.M. Bruins
- D.A.C. Koster
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van politie-inspecteur in zaak van verkrachting en aanranding tijdens dienstreis
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 4 februari 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een politie-inspecteur, die werd beschuldigd van verkrachting van een vrouw tijdens een dienstreis in Turkije, evenals van aanranding van een andere vrouw. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide beschuldigingen. De verdediging had aangevoerd dat de dagvaarding onduidelijk was en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank oordeelde echter dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was en dat de verdediging voldoende gelegenheid had gehad om haar verweren naar voren te brengen.
De rechtbank merkte op dat de verdachte niet gedwongen was tot seksuele handelingen, aangezien het slachtoffer geen verzet had getoond. De rechtbank concludeerde dat de handelingen die de verdachte had verricht, niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, omdat er geen bewijs was dat deze handelingen van seksuele aard waren. De rechtbank benadrukte dat de intentie van de verdachte niet anders was dan die van vaderlijke betrokkenheid of bezorgdheid.
De rechtbank verwierp ook het verweer van de raadsman dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de uitvoering van zowel een disciplinair als een strafrechtelijk onderzoek door dezelfde onderzoekers. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van bevooroordeeldheid en dat de verdediging niet was geschaad. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten handelingen.