ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2748

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/2226
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens niet tijdig betalen van omzetbelasting over januari 2007

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 28 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, [te P]. Eiser had een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen voor het tijdvak januari 2007, met een verzuimboete van € 195 wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde omzetbelasting van € 3.906. Eiser had op 27 februari 2007 een betalingsopdracht gegeven aan de ING-Bank, maar de betaling werd pas op 1 maart 2007 bijgeschreven op de rekening van de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betaling niet tijdig was, aangezien de belastingplichtige de belasting binnen één maand na het einde van het tijdvak diende te betalen, wat in dit geval op 28 februari 2007 was. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in verzuim was, maar de rechtbank oordeelde dat hij door de betalingsopdracht pas één dag voor de deadline te geven, het risico had aanvaard dat de betaling niet op tijd zou worden bijgeschreven. De rechtbank heeft de verzuimboete van 5% van de niet tijdig betaalde omzetbelasting terecht opgelegd, en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/2226
Uitspraakdatum: 28 november 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], gevestigd te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak januari 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [F.01]) omzetbelasting opgelegd van € 195, uitsluitend bestaande uit een verzuimboete wegens het niet tijdig betalen van de over januari 2007 aangegeven omzetbelasting van € 3.906.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 april 2007 de verzuimboete gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 23 mei 2007, ontvangen bij de rechtbank op 25 mei 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2007 te Arnhem.
Namens eiser is verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [B] en [C].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser heeft voor het tijdvak januari 2007 aangifte omzetbelasting gedaan naar een te betalen bedrag van € 3.906.
Op 27 februari 2007 heeft eiser aan de ING-Bank opdracht gegeven om dit bedrag over te maken aan de Belastingdienst. Blijkens het door eiser overgelegde mutatieoverzicht van zijn bankrekening bij de ING-Bank is het bedrag van € 3.906 op 28 februari 2007 afgeschreven van zijn bankrekening. Op het overzicht wordt deze datum aangeduid als ‘boekdatum’.
Uit het door verweerder als bijlage 7 bij het verweerschrift overgelegde overzicht van de ontvanger, dat door de ING/Postbank is verstrekt, blijkt dat het bedrag van € 3.906 op 1 maart 2007 is bijgeschreven op de rekening van de Belastingdienst. Op verzoek van verweerder heeft de ING Bank N.V. bij brief van 7 september 2007 de ontvangst per 1 maart 2007 bevestigd.
Omdat volgens verweerder de omzetbelasting over het tijdvak januari 2007 te laat is betaald heeft verweerder aan eiser de onderhavige verzuimboete opgelegd ten bedrage van 5% van het niet tijdig betaalde bedrag. Hierbij is verweerder uitgegaan van een derde verzuim. Het eerste verzuim betrof het tijdvak september 2006 en het tweede verzuim betrof het tijdvak december 2006.
3. Geschil
In geschil is of de verzuimboete terecht aan eiser is opgelegd.
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dient de belastingplichtige de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting binnen één maand na het einde van het tijdvak te betalen. De verschuldigde omzetbelasting over het tijdvak januari 2007 diende derhalve op 28 februari 2007 te zijn betaald.
Bij betaling per bank geldt als dag van betaling de datum van bijschrijving op de rekening van de Belastingdienst (vgl. Hof Arnhem 13 augustus 2003, VN 2003/48.3.4 en HR 17 oktober 1962, BNB 1962/324.)
Uit het door verweerder overgelegde overzicht van de ontvanger, dat afkomstig is van de ING/Postbank, en de brief van de ING Bank N.V. van 7 september 2007, blijkt dat de betaling op 1 maart 2007 is bijgeschreven op de rekening van de Belastingdienst.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat niet meer in geschil is dat eiser de omzetbelasting over het tijdvak januari 2007 niet tijdig heeft betaald. Niet in geschil is verder dat er in deze sprake is van een derde verzuim.
Conform artikel 67c van de AWR juncto paragraaf 23 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 is ter zake van dit derde verzuim een verzuimboete van 5% van de niet tijdig betaalde omzetbelasting opgelegd, aldus berekend op € 195.
Eiser heeft zich beroepen op afwezigheid van alle schuld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, door het wachten met het geven van de betalingsopdracht tot één dag voor het einde van de betalingstermijn, het risico aanvaard dat het bedrag niet tijdig zou zijn bijgeschreven op de rekening van verweerder (zie Hoge Raad 15 juni 2007, nr. 42.687, NTFR 2007/1077 en Hof Arnhem 15 september 2003, nr. 02/03976, NTFR 2003/1776). Van afwezigheid van alle schuld die zou moeten leiden tot een volledige kwijtschelding van de boete is dan ook geen sprake.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2007
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L.B.M. Klein Tank, rechter, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.