Naar aanleiding van de gewezen beroepsprocedure inzake de aanslag IB/PVV 2001 is er, bij akte van recht van opstal d.d. 22 juli 2005, op de woonboerderij een recht van opstal gevestigd. In deze akte zijn ondermeer de volgende bepalingen opgenomen:
(…)
“Overwegingen vooraf:
De comparanten, die sub 2 handelende als gemeld, verklaarden:
- naar aanleiding van de wijziging van de Wet Inkomstenbelasting per één januari tweeduizend één is -mede naar aanleiding van een uitspraak van het Hof Arnhem op een door de comparanten sub 1.a en b gevoerde procedure te dier zake- komen vast te staan, dat in het kader van de regeling van het hierna onder A te melden “Bestaand recht van erfpacht” de betreffende woonboerderij zich niet meer kwalificeert als “eigen woning” zoals bedoeld in de “eigenwoningregeling” van gemelde gewijzigde wet;
- partijen hebben dit gevolg nimmer beoogd en ook niet -ten tijde van uitgifte van het bestaande recht van erfpacht- kunnen voorzien en/of voorkomen;
- mitsdien wensen partijen thans de bestaande situatie alsnog aan te passen en wel zo mogelijk met terugwerkende kracht met ingang van één januari tweeduizend één, zodat de voor de comparanten sub 1.a en b tot één januari tweeduizend één bestaan hebben fiscale eigen woning-regeling ook na gemelde wetswijziging met ingang van één januari tweeduizend één zoveel en zo optimaal mogelijk blijft voortbestaan, teneinde aldus het niet beoogde/ongewenste nadelige effect van de wetswijziging zoveel mogelijk te voorkomen en de voor de comparanten sub 1.a en b de onredelijke benadeling van die wetswijziging zoveel mogelijk te voorkomen;
- in verband met de terugwerkende kracht zullen de tot op heden gedane betalingen terzake van het bestaande recht zoveel mogelijk alsnog worden geduid als betaling van retributie, zoals in deze akte nader omschreven;
- partijen willen bij deze akte uitvoering geven aan hetgeen zij te dezer zake zijn overeengekomen.
De comparanten, sub 2 handelend als gemeld, verklaarden:
A. Bestaand recht van erfpacht
(…)
De huidige erfpachtscanon bedraagt zestien duizend driehonderdzesendertig euro en negen eurocent
(€ 16.336,09) per jaar.
(…)
D. Tegenprestatie
De tegenprestatie voor de vestiging van het recht van opstal bedraagt tweehonderdvijfenvijftig duizend euro (€ 255.000,00).
(…)
Artikel 1
Duur van het recht van opstal
Het recht van opstal gaat in op één januari tweeduizend één -deze datum hierna te noemen: “de ingangsdatum” –en eindigt op één februari tweeduizend zevenentwintig, behoudens eventuele beëindiging op de hierna in artikel 8 dan wel de overige in de wet genoemde gronden.
Artikel 2
Retributie. Herziening retributie. Betalingen
1. De retributie bedraagt acht duizend vierhonderdveertig euro en tachtig eurocent
(€ 8.440,80) per jaar, bij vooruitbetaling te voldoen, telkens in één (1) termijn op één januari van ieder jaar.
Artikel 3
Risico
Met ingang van de ingangsdatum draagt opstaller het risico van de opstallen.
(…)
Artikel 12
Kosten
(…)
J. Wijziging retributie
De comparanten, sub 1 handelend als gemeld, verklaarden te zijn overeengekomen dat de
retributie met betrekking tot de sub A gemeld recht van erfpacht met ingang van één
januari tweeduizend vijf zal worden gewijzigd in een bedrag ad éénhonderd euro
(€ 100,00).”
(…)