ECLI:NL:RBARN:2007:BC2570

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-451
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping vonnis toelating schuldsaneringsregeling niet mogelijk; tussentijdse beëindiging op grond van artikel 350 lid 3 sub b Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 december 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot herroeping van een eerder vonnis tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, bijgestaan door haar raadsvrouwe mr. K.J. Verrips, heeft primair verzocht om herroeping van het vonnis van 30 mei 2005, waarin de schuldsaneringsregeling was toegepast. Verzoekster stelde dat zij niet aansprakelijk was voor de vorderingen die aan de schuldsaneringsregeling ten grondslag lagen. Subsidiair vroeg zij om de beëindiging van de definitieve schuldsaneringsregeling met terugwerkende kracht tot 16 november 2006.

De rechtbank heeft de procedure op 23 november 2007 behandeld, waarbij zowel verzoekster als haar bewindvoerder, J.A.H. Hoogveld, zijn gehoord. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 382 Rv een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan worden herroepen indien het berust op stukken waarvan de valsheid na het vonnis is erkend. Echter, de Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie vastgesteld dat tegen een beslissing op een verzoek tot faillietverklaring het rechtsmiddel van herroeping niet openstaat. Dit geldt ook voor de schuldsaneringsregeling, aangezien de Faillissementswet geen rechtsmiddelen voorziet tegen de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank concludeerde dat het subsidiaire verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling wel kon worden toegewezen. De bewindvoerder bevestigde dat de schulden die aan de ex-echtgenoot van verzoekster waren toegewezen, dezelfde schulden waren waarvoor verzoekster destijds in de regeling was gekomen. Aangezien verzoekster niet meer aansprakelijk was voor deze schulden en er geen andere schulden of achterstanden waren, werd de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub b van de Faillissementswet. De rechtbank stelde tevens het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.399,44 en de publicatiekosten op € 195,--.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Insolventienummer: 05/451 R / rd
Datum vonnis: 20 december 2007
Vonnis ingevolge artikel 350 van de Faillissementswet
in de schuldsaneringsregeling van
[schuldenaar],
wonende te [woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder J.A.H. Hoogveld.
De procedure
Bij verzoekschrift van 17 augustus 2007 is namens verzoekster primair verzocht om herroeping van het vonnis van 30 mei 2005 tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat ten aanzien van verzoekster niet de definitieve schuldsaneringsregeling wordt toegepast, aangezien zij niet aansprakelijk is voor de vorderingen/schulden waarop die schuldsaneringsregeling van toepassing is. Subsidiair behelst het verzoek de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen, met ingang van 16 november 2006 althans met ingang van enige datum als de rechtbank in goede justitie behoort te vernemen.
Ter zitting van 23 november 2007 is verzoekster, bijgestaan door haar raadsvrouwe mr. K.J. Verrips, gehoord. Tevens is de bewindvoerder, J.A.H. Hoogveld, gehoord.
De beoordeling van het verzoek
Verzoekster legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. Bij beschikking van de rechtbank van 2 november 2006 is de echtscheiding uitgesproken tussen verzoekster en de heer [betrokkene]. De beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Renkum op 16 november 2006. Bij beschikking van de rechtbank van 12 juli 2007 is vervolgens de verdeling tussen de ex-echtgenoten vastgesteld, waarbij is bepaald dat de schulden waarop de schuldsaneringsregeling van toepassing is, niet in de gemeenschap vallen wegens verknochtheid aan de heer [betrokkene]. Deze schulden waarvoor verzoekster dus niet aansprakelijk is te houden betreft het totaal aan schulden, waarvoor verzoekster destijds heeft verzocht te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
Artikel 382 Rv bepaalt dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan op vordering van een partij onder meer kan worden herroepen indien het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde vastgesteld.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad staat tegen een beslissing op een verzoek tot faillietverklaring niet het rechtsmiddel van herroeping open, nu de strekking en de regeling van de Faillissementswet betreffende de behandeling van een zodanig verzoek en de rechtsmiddelen die krachtens die wet tegen een beslissing daarop kunnen worden aangewend, zich hiertegen verzetten. Deze regeling is in verband met de rechtszekerheid en de behoeften van het rechtsverkeer immers gericht op een snelle berechting en beslissing met betrekking tot de faillietverklaring, die ook voor andere partijen verstrekkende gevolgen heeft, en stelt daartoe voor de wel in de wet geregelde rechtsmiddelen korte termijnen, die ingaan op de dag na de uitspraak waartegen het rechtsmiddel zich richt. Het toestaan van het rechtsmiddel van herroeping met de daaraan verbonden termijn als bedoeld in art. 383 Rv , is hiermee niet te verenigen.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt evenzeer dat het systeem van de Faillissementswet zich verzet tegen het openstellen van het rechtsmiddel van herroeping tegen een beslissing op een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ten aanzien van de schuldsaneringsregeling gelden immers de hiervoor ten aanzien van de faillietverklaring genoemde argumenten onverkort. Tegen de toepassing van de schuldsaneringsregeling is in de Faillissementswet niet in een rechtsmiddel voorzien. Gelet op het gesloten stelsel van de Faillissementswet zou toepasselijkheid van het rechtsmiddel herroeping in deze in strijd zijn met de in het rechtsverkeer verlangde rechtszekerheid.
Het subsidiaire verzoek daarentegen kan wel worden toegewezen omdat de bewindvoerder ter zitting het standpunt van verzoekster heeft bevestigd, dat de schulden die bij genoemde verdelingsbeschikking aan de ex-echtgenoot van verzoekster zijn toegewezen, exact dezelfde schulden zijn waarvoor zij destijds in de regeling is gekomen. Nu zij daarvoor niet meer aansprakelijk is, en er voor het overige evenmin is gebleken van andere schulden of achterstanden, zal de schuldsaneringsregeling tussentijds kunnen worden beëindigd op grond van art. 350 lid 3 sub b van de Faillissementswet.
Zoals ter zitting besproken zal de bewindvoerder ten aanzien van de implicaties van deze tussentijdse beëindiging voor de boedelafdracht, in overleg treden met de rechter-commissaris mr. B.J. Engberts.
De beslissing
De rechtbank
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling,
stelt het salaris van de bewindvoerder, inclusief omzetbelasting, vast op € 1.399,44 en de publicatiekosten op € 195,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2007 .
de griffier ? de rechter