ECLI:NL:RBARN:2007:BB7168

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
160913
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door het omzagen van bomen op het perceel van eisers zonder toestemming

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, die erfgenamen zijn van hun overleden moeder, een schadevergoeding van € 17.250,00 van gedaagde. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten voor het herplanten van bomen die gedaagde zonder toestemming heeft omgezaagd op het perceel van eisers. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de bomen dood waren en een gevaar vormden, wat door eisers wordt betwist. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de bomen om te zagen, maar dat eisers geen schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Dit komt doordat de woning van eisers inmiddels is verkocht en er geen bewijs is dat de verkoopprijs is beïnvloed door het omzagen van de bomen. De rechter wijst de vordering van eisers af, maar compenseert de proceskosten tussen partijen, aangezien beide partijen op bepaalde punten in het ongelijk zijn gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 26 oktober 2006 door mr. R.J.B. Boonekamp in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 160913 / KG ZA 07-599
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2006
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. T.A. Timmermans te Rhenen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat en procureur mr. C.A. Hage.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn als erfgenaam van hun begin 2006 overleden moeder, mevrouw [naam erflaatster], eigenaar geworden van de woning staande en gelegen aan de [adres].
2.2. [gedaagde] is eigenaar van de naastgelegen woning aan de [adres].
2.3. Eind januari/begin februari 2007 heeft [gedaagde] zonder toestemming van [eisers] een aantal bomen (sparren) op het perceel van [eisers] laten omzagen.
2.4. [eisers] hebben hiervan op 15 februari 2007 aangifte gedaan bij de politie.
2.5. Bij brief van 21 mei 2007 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde] aansprakelijk gehouden voor de schade en [gedaagde] in de gelegenheid gesteld de door hem omgezaagde bomen zelf te laten herplanten, dan wel de kosten voor het herplanten te vergoeden. [gedaagde] is hiertoe tot op heden niet overgegaan.
2.6. De woning aan de [adres] is inmiddels door [eisers] verkocht en bij akte van 4 september 2007 geleverd aan de heer [naam koper] en mevrouw [naam koper].
2.7. Bij de stukken bevindt zich een verklaring van voornoemde [naam koper] van 6 oktober 2007, waarin hij onder meer het volgende verklaart.
“Tevens verklaar ik dat ik op korte termijn alle bomen, die op bovengenoemde perceel staan, ga kappen. De reden hiervan is dat de bomen enerzijds door ouderdom en anderzijds door achterstallig onderhoud, in zeer slechte staat verkeren.”
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen dat zal worden bepaald dat [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan hen zal vergoeden bij wijze van voorschot een bedrag van
€ 17.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten ad € 904,00.
3.2. [eisers] leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. Door zonder toestemming tien bomen om te zagen op het perceel van [eisers], heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eisers]. Daarmee heeft hij onrechtmatig jegens hen gehandeld. Als gevolg hiervan hebben [eisers] schade geleden, welke schade is begroot op € 17.250,00. Dit bedrag is gebaseerd op de totale kosten die gemoeid zijn met de herplant van tien soortgelijke bomen, inclusief de kosten van de machines die nodig zijn voor het planten daarvan.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Daargelaten de vraag of [eisers] een spoedeisend belang hebben bij hun vordering, moet in deze zaak als volgt worden geoordeeld.
4.2. Ingevolge artikel 5:1 lid 1 BW is het eigendomsrecht het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Een derde dient zich van rechtstreekse bemoeienis met de zaak te onthouden indien hij daarvoor geen toestemming heeft verkregen van de eigenaar. Ingeval hij toch inbreuk maakt op het eigendomsrecht van een ander handelt hij onrechtmatig jegens hem. Dit laatste kan anders zijn indien er sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
4.3. In dit kort geding staat vast dat [gedaagde] zonder toestemming van [eisers] vier bomen (sparren) heeft omgezaagd die zich op het perceel van [eisers] bevonden. Dit heeft [gedaagde] ter zitting erkend en blijkt ook uit de door [eisers] overgelegde foto’s en de door [gedaagde] overgelegde verklaring van de heer G.A. [XXX], hovenier, van 26 juli 2007. Weliswaar stellen [eisers] dat er tien sparren door [gedaagde] zijn omgezaagd, maar dit wordt betwist door [gedaagde] en is door [eisers] op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. [gedaagde] heeft daarentegen zelf wel gesteld dat hij een aantal vlieren (5 à 10) heeft ‘gesnoeid’, dat wil zeggen tot de grond toe afgezaagd. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van [eisers], ten gevolge waarvan hij onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld.
4.4. [gedaagde] stelt dat medio januari 2007 een zware storm ervoor heeft gezorgd dat drie dode bomen van [eisers] zijn beschadigd en één boom gevaarlijk schuin is komen te staan. Vanwege hun slechte toestand vormden deze bomen een directe bedreiging voor [gedaagde]s opstal, zijnde een bijgebouw van het zwembad met apparatuur. Om deze gevaarlijke situatie op te heffen en schade te voorkomen, heeft [gedaagde] de bomen vervolgens laten omzagen. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst [gedaagde] naar de verklaring van hovenier [XXX].
4.5. [eisers] betwisten dat de bomen dood waren en zijn beschadigd door een zware storm en dat er sprake is geweest van een gevaarlijke situatie. Gelet op deze gemotiveerde betwisting valt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding niet zonder nadere bewijslevering vast te stellen of de bewuste bomen ten gevolge van een zware storm zodanig zijn beschadigd en zodanig acuut gevaar opleverden voor goederen van [gedaagde] dat zij onverwijld dienden te worden omgezaagd zonder actie van [eisers] af te kunnen wachten. De enkele verklaring van hovenier [XXX] is daarvoor onvoldoende. Een bodemprocedure is daarvoor de geëigende weg.
4.6. Daarmee dient vooralsnog ervan uitgegaan te worden dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers]. [gedaagde] is dan ook in principe gehouden de door [eisers] geleden schade te vergoeden. Nu er sprake is van zaaksbeschadiging dient bij de bepaling van de hoogte van die schade in beginsel een abstracte wijze van schadeberekening te worden toegepast. Bij een dergelijke (abstracte) wijze van schadeberekening is in beginsel niet van belang of [eisers] al dan niet daadwerkelijk tot herstel of vervanging van de bomen zijn overgegaan. Veronderstellenderwijs aannemende dat de bomen gezond waren op het moment dat zij werden omgezaagd, dient de waarde daarvan in het economisch verkeer te worden vergoed.
4.7. Van belang is evenwel dat de woning door [eisers] is verkocht en geleverd aan de heer [naam koper] en mevrouw [naam koper] op een moment dat vervanging van de bomen niet had plaatsgevonden. Door [eisers] zijn dan ook niet alleen geen kosten voor vervanging gemaakt, maar deze zullen ook niet meer worden gemaakt. Er is niet gesteld of gebleken dat de kopers jegens [eisers] nog recht op vervanging hebben. [eisers] hebben evenmin gesteld noch aannemelijk gemaakt dat de woning als gevolg van het omzagen van de bomen bij de verkoop minder heeft opgeleverd. In het licht van de verklaring van de heer [naam koper] van 6 oktober 2007, dat hij op korte termijn alle bomen op het perceel zal gaan kappen, ligt dat ook allerminst in de rede. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat [eisers] schade hebben geleden. Nu ervan uitgegaan moet worden dat de prijs van de woning zonder de omgezaagde bomen niet lager is geweest dan met, zouden [eisers] er financieel in wezen beter van worden indien zij alsnog de (niet gemaakte) kosten van vervanging vergoed zouden krijgen. Dat is in strijd met het karakter van schadevergoeding. Dit betekent dan ook dat de vordering niet kan worden toegewezen.
4.8. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren. Weliswaar wordt de vordering van [eisers] afgewezen, maar de aan die vordering ten grondslag gelegde stelling dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, is op zichzelf juist, zij het dat de geleden schade niet is aangetoond. In zoverre is elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld te beschouwen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vordering af;
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 26 oktober 2006.