ECLI:NL:RBARN:2007:BB6553
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van lease-overeenkomst in Dexia-zaak onder WCK-oud
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een geschil tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een gedaagde partij over een lease-overeenkomst met de titel WinstVerDriedubbelaar, die op 18 juni 1999 is getekend. De overeenkomst hield in dat Dexia aandelen aankocht voor de gedaagde partij door middel van een rentedragende lening. De looptijd van de overeenkomst was 36 maanden, met maandelijkse rentetermijnen van € 44,98. De totale aankoopbedragen van de aandelen bedroegen € 7.716,96, met een totale te betalen rente van € 1.619,17, wat resulteerde in een totale overeengekomen leasesom van € 9.336,13. De overeenkomst eindigde na het verstrijken van de looptijd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met artikel 9 van de Wet op het consumentenkrediet (WCK-oud), omdat Dexia ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet beschikte over de vereiste vergunning. Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomst niet alleen niet vernietigbaar is, maar ook dat de wederzijds verrichte prestaties met terugwerkende kracht komen te vervallen. De rechter heeft geoordeeld dat beide partijen in het ongelijk zijn gesteld, en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
De rechter heeft verder geoordeeld dat, gezien de nietigheid van de overeenkomst, de gedaagde partij en Dexia ieder de helft van de restschuld, verminderd met de helft van de betaalde rente, dienen te dragen. Dit betekent dat de vordering van Dexia om een bedrag van € 2.223,16 te ontvangen, wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan op 22 oktober 2007 door kantonrechter J.W.M. Tromp.