ECLI:NL:RBARN:2007:BB6427

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/4715
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WAO en de rol van de bezwaarverzekeringsarts

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de intrekking van haar WAO-uitkering. Eiseres, geboren in 1968 en moeder van een vierjarige zoon, ontving sinds 1994 een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De uitkering werd per 18 mei 2006 ingetrokken, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 juni 2007, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.M.A.P. van Pul, en de UWV werd vertegenwoordigd door mr. S. Croes.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en dat zij onder behandeling is bij de Gelderse Roos. Eiseres heeft in de bezwaarfase een rapport van psycholoog E. Kooijmans overgelegd, waarin werd gesteld dat zij de druk van een baan niet aankan. De rechtbank heeft de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts H.R.E. de Wild en J.A.M.M. Sijben beoordeeld en geconcludeerd dat er twijfels zijn over de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts innerlijk tegenstrijdig waren en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 644,-. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV deze kosten moet vergoeden en dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 38,- moet terugbetalen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB06/4715
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiseres], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. J.M.A.P. van Pul,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 8 augustus 2006, uitgereikt door UWV te Arnhem.
2. Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2006 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) die op dat moment werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 18 mei 2006 wordt ingetrokken.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 5 juni 2007. Eiseres is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. J.M.A.P. van Pul. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S. Croes.
3. Overwegingen
Eiseres is geboren in 1968 en moeder van een vierjarige zoon. Voordat zij op 26 april 1993 uitviel wegens psychische klachten, was zij gedurende 24 uur per week als leidster op een peuterspeelzaal werkzaam. Vanaf 23 april 1994 ontving zij een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Sinds 1992 is eiseres onder behandeling van de Gelderse Roos. Daar heeft zij een intensieve psychiatrische behandeling ondergaan. In het kader daarvan is zij langdurig en deels met rechterlijke machtiging, opgenomen geweest op een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis.
Eiseres heeft gesteld dat zij niet kan werken omdat zij de druk van het werken niet aan kan. Ter onderbouwing hiervan heeft zij in de bezwaarfase een brief overgelegd met dagtekening 14 april 2006 van E. Kooijmans, psycholoog/psychotherapeut. Volgens Kooijmans geniet eiseres sinds 1992 psychiatrische zorg vanwege een gemengde persoonlijkheidsstoornis met sterk vermijdende trekken, heeft zij periodes waarin zij depressief en psychotisch is en is zij in verband met haar psychiatrische ziekte diverse malen opgenomen geweest. Voorts wordt daarin vermeld dat op het moment van de rapportage weliswaar een wankel evenwicht is bereikt, maar dat eiseres voorlopig de druk van een baan niet aan kan vanwege de samenwerkingsproblemen die waarschijnlijk direct zullen ontstaan als zij aan het werk gaat, en dat werken voor haar contra-productief zal zijn.
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is, kort weergegeven, degene die op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 85% te verdienen van het inkomen dat een met hem of haar wat betreft opleiding en arbeidservaring vergelijkbare gezonde persoon (de maatman) kan verwerven.
Eerst dient te worden vastgesteld welke medische beperkingen betrokkene heeft en welke algemeen geaccepteerde arbeid betrokkene, rekening houdend met die beperkingen, kan verrichten. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen moet vervolgens een vergelijking worden gemaakt tussen het inkomen dat de betrokkene met algemeen geaccepteerde arbeid kan verdienen en het maatgevende inkomen.
Gelet op de beschikbare medische gegevens, waaronder -met name- de rapporten van verzekeringsarts H.R.E. de Wild van 12 december 2005, van bezwaarverzekeringsarts J.A.M.M. Sijben van 19 juli 2006 en 23 oktober 2006 en de brief van psycholoog/psychotherapeut Kooijmans, is de rechtbank van oordeel dat er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder vastgestelde belastbaarheid van eiseres per 18 mei 2006.
Volgens het rapport van primaire verzekeringsarts H.R.E. de Wild van 12 december 2005 lijdt eiseres aan een persoonlijkheidsstoornis NAO met vermijdende, afhankelijke borderlinetrekken. Volgens verzekeringsarts De Wild is eiseres nog erg kwetsbaar en zal zij naar verwachting de combinatie van privé en werken moeilijk aankunnen, maar is dit voor de sociale verzekeringen niet relevant. De verzekeringsarts concludeert niettemin dat sprake is van afwijkende bevindingen die een rechtstreeks gevolg zijn van ziekte. In verband daarmee heeft hij beperkingen aangenomen als verwoord in de FML van 12 december 2005.
Bezwaarverzekeringsarts Sijben onderschrijft in zijn rapportage van 19 juli 2006 de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Sijben acht het zeer waarschijnlijk dat eiseres de druk van het werken naast de belasting van de thuissituatie niet aan kan en vermoedt dat eiseres beter niet gaan werken, omdat het risico van nieuwe decompensatie dreigt als gevolg van haar persoonlijkheidsstoornis. Volgens Sijben is eiseres gecompenseerd en is haar toestand weer vergelijkbaar met die bij aanvang van de verzekering, maar zijn er wel forse beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden. Voorts oordeelt hij dat eiseres voor het overgrote deel zelf met haar beperkingen rekening moet houden, omdat deze beperkingen zijn afgeleid van haar persoonlijkheidsstoornis. In zijn rapport van 23 oktober 2006 schrijft Sijben vervolgens dat ook hij betwijfelt of eiseres op de arbeidsmarkt actief kan zijn naast haar thuissituatie, maar dat zij zelf rekening zal moet houden met haar (gecompenseerde) persoonlijkheidsproblematiek.
Op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van het Schattingsbesluit moeten de redeneringen van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vrij zijn van innerlijke tegenspraak. Naar het oordeel van de rechtbank is daaraan in dit geval voor wat betreft de rapportages van bezwaarverzekeringsarts De Wild niet aan voldaan. In de eerste plaats is niet begrijpelijk dat De Wild enerzijds, net als de verzekeringsarts en in overeenstemming met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 februari 2005, LJN AS9172, USZ 2005,144, ervan uitgaat dat als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis van eiseres sprake is van ziekte of gebrek in verband waarmee beperkingen moeten worden vastgesteld, maar anderzijds kennelijk van mening is dat een deel van die beperkingen voor risico van eiseres dient te komen. Voorts is niet begrijpelijk dat de bezwaarverzekeringsarts stelt dat er, kennelijk ondanks de gestelde beperkingen, sprake is van dreigende psychische compensatie, maar niettemin niet meer of verdergaande beperkingen heeft vastgesteld. Daarbij tekent de rechtbank aan dat, voor zover verweerder heeft bedoeld te zeggen dat arbeidsongeschiktheid die bij aanvang van de verzekering aanwezig was, buiten beschouwing moet worden gelaten, zo daar hiervan al sprake zou zijn, verweerder zich, gezien het aantal jaren waarin eiseres een WAO-uitkering heeft ontvangen -tot de datum in geding twaalf jaar-, in redelijkheid niet meer op dit standpunt kan stellen. Voorts blijkt uit de rapportages van De Wild niet dat hij de hiervoor genoemde in bezwaar overgelegde brief van psycholoog/psychotherapeut Kooijmans van 14 april 2006 in zijn beoordeling heeft betrokken. Aldus is het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van het Schattingsbesluit en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft de kosten die verband houden met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand begroot op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Niet gebleken is van andere kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van het hiervoor overwogene;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, - en wijst het UWV aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- gelast dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad € 38,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van M.J. Eggink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2007.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 2 augustus 2007