ECLI:NL:RBARN:2007:BB5906

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
505943 VV Expl. 07-10128
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over loonbetaling en reïntegratie-inspanningen in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, heeft de kantonrechter op 11 oktober 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eisende partij] en de besloten vennootschap Schoonmaakorganisatie Succes B.V. [eisende partij], werkzaam als schoonmaakster, had zich op 8 maart 2006 ziek gemeld met de diagnose familiaire Middellandse-zeekoorts. De werkgever, Succes, heeft haar loonbetaling stopgezet, omdat zij weigerde aangepast werk te verrichten dat was aangeboden in het kader van haar reïntegratie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Succes niet op rechtmatige wijze haar loon heeft stopgezet, omdat [eisende partij] niet in verzuim was en er onvoldoende bewijs was dat zij niet had meegewerkt aan haar reïntegratie. De kantonrechter heeft Succes veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.294,68 bruto aan [eisende partij], vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van werkgevers met betrekking tot loonbetaling en reïntegratie-inspanningen bij ziekte.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 505943 \ VV EXPL 07-10128 \ 199 jt
uitspraak van 11 oktober 2007 11 oktober 2007
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Nijmegen
eisende partij
gemachtigde mr. C.M.J. Ruijters
tegen
de besloten vennootschap Schoonmaakorganisatie Succes B.V.
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
gemachtigde mr. J. van de Hel
Partijen worden hierna [eisende partij] en Succes genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding in kort geding van 12 september 2007 met producties
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door de beide gemachtigden toegezonden producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling d.d. 27 september 2007, waarbij de gemachtigde van Succes zich heeft bediend van pleitnotities.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
1.1 [eisende partij], geboren op 21 maart 1967, is op 1 januari 2002 bij Succes in dienst getreden in de functie van schoonmaakster. Haar loon bedroeg per 1 januari 2006 € 9,61 bruto per uur en per 1 januari 2007 € 9,82 bruto per uur bij een 10-urige werkweek.
1.2 [eisende partij] heeft zich op 8 maart 2006 ziek gemeld. Bij haar is de ziekte familiaire Middellandse-zeekoorts geconstateerd.
1.3 De bedrijfsarts heeft bij brief van 14 september 2006 aan Succes het volgende meegedeeld, voor zover hier van belang:
“(…) Na overleg met mevrouw [naam eisende partij], haar dochter alsmede de huisarts ben ik tot de conclusie gekomen dat er van mevrouw verlangd kan worden dat ze in ieder geval koffie gaat drinken op het werk.
(…)”
1.4 De bedrijfsarts heeft bij brief van 4 oktober 2006 aan Succes het volgende meegedeeld, voor zover hier van belang:
“(…)
Naar aanleiding van het telefoongesprek dd 3 oktober met de heer [X] bericht ik het volgende:
Ik heb begrepen dat het koffiedrinken goed verloopt en dat er nu onderling gesproken is voer een gedeeltelijke werkhervatting, 2 dagen per week, boven de normale personeelssterkte. Dat vind ik een goede afspraak.
(…)”
1.5 Succes heeft bij brief van 6 oktober 2006 het volgende, voor zover hier van belang, aan [eisende partij] meegedeeld:
“In het kader van het reïntegratieproces verzoeken wij u, in overleg met onze arbo arts, lichte werkzaamheden te gaan verrichten (boven de normale bezetting).
Het betreft werkzaamheden op dinsdag en donderdag bij het object [A], [adres] te Nijmegen van 17.30 tot 19.30 uur.
(…)”
1.6 Succes heeft bij brief van 10 oktober 2006 het volgende, voor zover hier van belang, aan [eisende partij] meegedeeld:
“Op 6 oktober jl. stuurden wij u een brief inzake het te volgen reïntegratieproces met het oog op uw arbeidsongeschiktheid sinds 25-08-2006. (…)
Ondanks onze inspanningen tot het vinden van een hiervoor geschikte werkplek, liet u ons hedenmorgen weten niet in staat te zijn mee te werken aan ons reïntegratieplan. (…)”
1.7 Het UWV heeft bij brief van 26 juni 2007 een deskundigenoordeel, gebaseerd op de “Rapportage arbeidsdeskundige” van 2 april 2007, gegeven. Dat oordeel houdt, voor zover hier van belang, in:
“(..) Op 21 juni 2006 hebt u met onze verzekeringsarts (…) gesproken. Op grond van de door hem vastgestelde beperkingen heeft hij geconcludeerd dat u per 10-10-2006 niet in staat was uw (aangepaste) werkzaamheden te verrichten. De verzekeringsarts heeft voorts geoordeeld dat er sprake was van een contra-indicatie omdat u in het kader van herstel bij deze aandoening rust in acht moet nemen.
Voorts ben ik van mening dat het op grond van uw beperkingen niet verantwoord is dat u uw werkzaamheden solistisch uitvoert.
Vanwege het risico van een “aanval”dient er iemand in de buurt te zijn die adequaat hulp kan inroepen.
Op grond van deze gegevens kan niet worden gesteld dat u op 10-10-[2006] te weinig re-integratieinspanningen heeft verricht.
De verzekeringsarts is wel van mening dat u, indien u geen klachten heeft, in staat kan worden geacht uw eigen werk te verrichten. U bent het ook hiermee eens.
(…)”
1.7 De “rapportage arbeidsdeskundige” van het UWV houdende een deskundigenoordeel van 18 september 2007 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Thans vraagt de werkgever een deskundigenoordeel aan met de vraag of de aangepaste functie van schoonmaakmedewerkster als passend te beschouwen is.
(…)
Bij [project A] in Nijmegen werken ongeveer 350 mensen die met een hoge productiviteit hoogwaardige producten voor de Nederlandse consumenten maken. Aan cliënt wordt ten behoeve van de reïntegratie de functie aangeboden van schoonmedewerkster waarbij zij boventallig wordt ingezet. Er wordt gewerkt met 17 collega’s waarbij cliënt niet alleen behoeft te werken. De werktijden zijn van 17.30 uur tot 19.30 uur.
(…)
Conclusie
Op basis van bovenstaande dient geconcludeerd te worden dat de aangeboden aangepaste functie ten behoeve van de re-integratie als passend beschouwd dient te worden gedurende de perioden dat er geen sprake is van een aanval (gemiddeld twee weken per maand).”
De vordering en het verweer
2. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Succes veroordeelt tot betaling aan haar van
a. een bedrag van € 5.267,10 bruto ter zake van loon over de periode 30 juni tot en met 25 augustus 2006 en 23 oktober 2006 tot en met 14 september 2007,
b. een bedrag van € 402,63 bruto ter zake van vakantietoeslag over de periode 1 mei 2006 tot en met 30 april 2007,
c. een bedrag van € 2.834,86 bruto ter zake van wettelijke verhoging,
d. een bedrag van € 98,20 bruto, verschuldigd wegens loon per week, vermeerderd met de wettelijke verhoging van maximaal 50%, te rekenen vanaf 15 september 2007 tot het moment van rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
f. de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd en
g. de kosten van het geding.
3. Succes voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling
4. Volgens Succes heeft [eisende partij] over de periode 30 juni tot 25 augustus 2006 geen recht op loon, omdat zij niet heeft gewerkt en zonder bericht is weggebleven. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
Succes betwist niet dat [eisende partij] ook in deze periode ziek was. Zij heeft zich weliswaar hersteld moeten melden van Succes in verband met haar voorgenomen verblijf in Turkije, maar op deze zogenoemde hersteldmelding kan Succes in redelijkheid geen beroep doen. Voorshands geoordeeld betekent dit dat zij op grond van art. 7:629 lid 1 BW en art. 41 lid 1 van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst voor het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (hierna: de CAO) recht heeft op doorbetaling van haar volledige loon over deze periode. Het niet voldoen aan de bij Succes geldende regel dat langdurig zieken zich eenmaal per week moeten melden, doet aan dit recht niet af. Dit is immers geen geval als bedoeld in art. 7:629 lid 3 BW, waarin de gevallen zijn opgesomd waarin de werknemer het in lid 1 bedoelde recht niet heeft. Dit betekent dat over deze periode het gevorderde loon ad € 672,70 bruto vermeerderd met de wettelijke verhoging (= € 1.009,05) en de wettelijke rente over een en ander zullen worden toegewezen. Hierbij wordt aangetekend dat, gezien de opstelling van Succes, geen reden is tot matiging van de gevorderde wettelijke verhoging.
5. Volgens Succes weigert [eisende partij] vanaf 20 oktober 2006 te werken in aangepast werk en onder meer daarom heeft zij de loonbetaling stopgezet.
De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. Succes heeft [eisende partij] bij brief van
6 oktober 2006 aangepast werk bij [project A] aangeboden, waarbij in aanmerking is genomen het advies van de bedrijfsarts in de brief van 4 oktober 2006. Op het eerste gezicht lijken de deskundigenoordelen van het UWV d.d. 26 juni en 18 september 2007 tegenstrijdig. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is dat toch niet het geval. In het tweede oordeel wordt geconcludeerd dat [eisende partij] het aangepaste werk bij [project A] kan verrichten als geen sprake is van een aanval (gemiddeld twee weken per maand). In het eerste oordeel wordt vermeld dat de verzekeringsarts van mening is dat [eisende partij], indien zij geen klachten heeft, in staat kan worden geacht haar eigen werk te verrichten. Dit geldt dus zeker voor het aangepaste, lichtere werk bij [project A], zodat in zoverre beide oordelen overeenstemmen. Nu [eisende partij] stelselmatig heeft geweigerd het aangeboden aangepaste werk bij [project A] te verrichten, dus ook in die weken waarin zij geen klachten had, heeft Succes naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter terecht haar loon over die weken op grond van art. 7:629 lid 3 sub c BW niet betaald. Dit betekent, voorshands ervan uitgaande dat [eisende partij], gezien het deskundigenoordeel van 18 september 2007, twee weken per maand wegens een aanval niet in staat is tot werken, dat zij recht heeft op de helft van haar loon over de periode 23 oktober 2006 tot en met 14 september 2007. Nu hieruit tevens volgt dat [eisende partij] vanaf 8 maart 2007 gedurende het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid geen voldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, kan zij op grond van art. 41 lid 4 van de CAO slechts aanspraak maken op 70% van haar loon.
Het toe te wijzen bedrag over de periode van 23 oktober 2006 tot en met 14 september 2007 wordt dan als volgt berekend: (10 x € 96,10 + 10 x € 98,20 + 27 x € 98,20 x 70%) : 2 =
€ 1.899,49 bruto vermeerderd met rente. De gevorderde wettelijke verhoging zal, gezien de opstelling van [eisende partij] vanaf 23 oktober 2006, worden afgewezen.
6. Gelet op het voorgaande, wordt de toewijsbare vakantietoeslag als volgt berekend:
periode 1 mei tot en met 31 december 2006: 35 x € 96,10 x 8% = € 269,08
periode 1 januari tot en met 7 maart 2007 : 10 x € 98,20 x 8% = € 78,56
periode 8 maart tot en met 30 april 2007 : 7 x € 98,20 x 70% x 8% = € 38,50
Totaal € 386,14 bruto
De gevorderde wettelijke verhoging zal, gelet op de opstelling van [eisende partij] vanaf
23 oktober 2006, worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
7. De vordering sub D, die ziet op toekomstige loonbetalingen, zal worden afgewezen, reeds omdat voorshands niet vaststaat dat Succes met betaling daarvan in verzuim is.
8. Nu beide partijen over en weer in het ongelijk zullen worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd als hierna te melden.
De beslissing
De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding,
veroordeelt Succes om aan [eisende partij] te betalen € 3.294,68 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.009,05 bruto, € 1.899,49 bruto respectievelijk € 386,14 bruto vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd tot aan de dag der algehele voldoening,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2007. 11 oktober 2007.