ECLI:NL:RBARN:2007:BB5778
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van overeenkomst wegens ontbreken vergunning en verdeling van restschuld en rente
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om de nietigheid van een overeenkomst tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een particuliere klant, hier aangeduid als partij B. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst nietig was wegens het ontbreken van een vergunning zoals vereist door artikel 9 van de oude Wet op het kredietwezen (WCK-oud). Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst niet vernietigbaar was, maar van rechtswege nietig. De rechtbank verwees naar de relevante wetgeving en parlementaire geschiedenis die de noodzaak van een vergunning voor kredietgevers onderstreepten, met als doel consumenten te beschermen en een ordelijke financiële markt te waarborgen.
De rechtbank behandelde ook de gevolgen van de nietigheid van de overeenkomst. Aangezien de overeenkomst nietig was, dienden de wederzijds verrichte prestaties met terugwerkende kracht te worden teruggedraaid. Dit betekende dat Dexia de door partij B betaalde rente moest terugbetalen, maar de rechtbank oordeelde dat het onaanvaardbaar zou zijn om de overeenkomst volledig ten nadele van Dexia te laten tenietgaan. De rechtbank besloot dat de restschuld en de betaalde rente gelijkelijk tussen beide partijen moesten worden verdeeld, waarbij iedere partij de helft van de restschuld en de rente zou dragen.
In de beslissing wees de rechtbank de vordering van Dexia in conventie af, terwijl in reconventie werd verklaard dat de overeenkomst nietig was en Dexia werd veroordeeld tot betaling van € 664,74 aan partij B. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J.W.M. Tromp op 5 oktober 2007.